Nou moet je je het volgende proberen voor te stellen. Je bent een Bosschenaar-in-hart-en-nieren en door de omstandigheden gedwongen, woon je niet meer in die geweldige stad. Het is niet zo dat het heimwee aan je hart vreet, aangezien te op gezette tijden de tocht naar de oude hertogstad kunt ondernemen. Tijdens Jazz in Duketown pak je een biertje, bij de Boulevard ben je zelfs niet weg te slaan, maar de Carnaval, tja, dat is de moeder aller feesten. Dus ben je hier.
Geweldig om al die bekenden weer te zien. Je hebt nauwelijks in de gaten dat de helft van die lui ook al eeuwen geleden de stad verlaten heeft om carrière dan wel partner te volgen naar barre oorden. Eenmaal weer terug – al is het maar voor even – blijkt het accent weer snel te wennen (wè hiet), en lijkt het alsof je nooit bent weggeweest. Volgens een stilzwijgende afspraak zie je ‘iedereen’ bij ‘t Casino, ’t Pumpke, de Knillispoort of Limburgia.
Dat ’t Casino al generaties Theater aan de Parade heet vormt geen enkel obstakel. Evenmin als het feit dat Limburgia eeuwen terug de naam veranderde in ‘Achter het Wild Varken’. Wat een sfeer. En het hangt er met die dagen altijd met de benen buiten!
Hu ‘s, ho ‘s, correctie: hing er met de benen buiten, want ‘Achter het Wild Varken’ is niet meer!
Wat ik voor me zie, is een oploop van expats (Bosschenaren-in-den-vreemde) die met de carnaval gewoontegetrouw richting Limburgia zijn gelopen, om daar te ontdekken dat deze kroeg (voorgoed?) verdwenen is.
Het zij zo. ’t Is mar dègget wit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten