woensdag 16 februari 2011

Oeteldonks (3); de subtiliteit

Een aantal vierders heeft bij de carnaval een aanloop nodig. Noem het een gewenningsproces. In Oeteldonk gaat voor hen een verzameling speciale activiteiten aan het ‘echte feest’ vooraf. Eentje daarvan is zonder meer een pareltje te noemen: de Poemiekavond. Bij die gelegenheid strijden de deelnemers in de Knillispoort om de eeuwigdurende roem en een soortement van kunstwerk. Wie niet wint, wordt tweede en voor allen is er de warme sympathie van het publiek.

Tijdens de Poemiekavond van dit jaar, op dinsdag 15 februari, nemen acht individuele deelnemers of duo’s het tegen elkaar op. De bedoeling is dat zij een carnavalslied ‘declameren’. Dit mag zelfs uitgroeien tot een eenakter. Er kan ook een rol weggelegd zijn voor muziek, maar die moet dan wel los staan van het gekozen nummer. De afgelopen jaren heb ik de meest fantastische interpretaties van ‘Bij ons staat op de keukendeur’, ‘Ooit’ en andere songs voorbij zien komen. Vijf jaar als presentator (2005-2009), en nu in 2011 als publiek. Opnieuw een avond smullen.

De presentaties en de reacties van het publiek laten zien hoe subtiel en ingetogen carnaval kan zijn. De amateurs die hun opwachting maken, mogen in sommige gevallen barsten van de zenuwen, niemand wordt afgebrand, ieder ontvangt waardering van jury en toeschouwers. Zo ook tijdens deze versie. Het tweetal dat de avond opent, blijkt inventief. Omdat ze met z’n tweeën ‘een lange rij’ willen suggereren, hebben ze allebei een pop op de rug. Zo marcheren ze met z’n vieren.

Het gaat tijdens de Poemiek in belangrijke mate om de vondst van het beeld en het publiek weet dit te appreciëren. Zo vergaat het ook de anderen: wie een origineel beeld weet op te roepen, maakt een bekende tekst nieuw. Ieder die iets verrassends toevoegt, krijgt instemmend gemompel en applaus. Soms gebeurt dat in het klein, zoals tijdens het optreden van een Spaanse schone die de truc van de metanalyse toepast. Hierdoor krijgt het Brabantse ‘enen dag’ een andere betekenis en wordt ‘één en dag’. Een volgend duo weet met een onverstoorbaar en tekstvast optreden het refrein dat uit een eindeloze herhaling van het kikkergeluid ‘kwak’ bestaat, tot een komisch geheel om te vormen. De uiteindelijke winnaars van zowel publieks- als vakjuryprijs brengen een Surinaamse versie van de tekst ‘Roddels’.

Poemiek sluit aan bij een vertelvorm die eeuwenlang populair was in ons land. In vroeger tijden zonder radio, tv, film of zelfs boeken-voor-de-massa, vormde het optreden van vertellers een bekende vorm van vermaak. Ze brachten ‘Karel ende Elegast’, ‘Floris ende Blanchefloer’ en; ‘Mariken van Nieumeghen’. De meeste toehoorders kenden het verhaal en het vermaak zat ‘m in het eigen accent dat de artiest wist aan te brengen. In de persoonlijke interpretatie. Zo zie ik ook hoe in de Knillispoort de toeschouwers regelmatig de woorden ‘meemimen’. Het lachen begint op het moment dat de poemieker op het toneel een ‘trouvaille’ uit de hoge hoed tovert. De kwaliteit van de vondst, bepaalt het succes van het optreden. Het publiek bestaat uit fijnproevers die de vindingrijkheid weten te waarderen, vooral wanneer deze van fijngevoeligheid getuigt.

De winnaars blijken op afstand meesters in de subtiliteit: feest op de vierante meter.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten