Vanavond bestond het
toetje uit druiven. Gewoon druiven, klein en zoet. Zo gauw je hier op een paar
honderd meter zit, staan op de rand van de terrasakkertjes lage druivenstokken.
Het kromme hout omzoomt veldjes waar nu op de meeste plaatsen een lege lichtgekleurde
laag ligt van puimsteenkorrels. Lavaland. Op een aantal percelen groeien nog wortelen,
radijs en vooral ‘papas’, aardappelen. De druiven waren voor onderweg bedoeld; ze
hebben het langer uitgehouden.
Te voet op weg van het
busstation naar Cruz de Tea, een buurtschap van Granadilla de Abona, vraagt net
voorbij de kapel van San Antonio een dame de aandacht. Ze wijst naar iets dat opzij
van de hooggelegen weg te zien moet zijn. Het blijken de resten van een door
water aangedreven gofio-molen (maïsmeel). Dat ding heeft ze zelf niet meer in
bedrijf gezien; het is iets uit de tijd van haar ouders en grootouders.
De vrouw lijkt op het
oog circa 80, en ze heeft een conditie van een 40-jarige. Op het punt van
ontmoeting is de weg flink stijl en ze lijkt een klimgeit die zonder
bejaardengym 100 wordt. Ontspannen kletsend gaan we omhoog, terwijl zij
onderweg allerlei interessante punten aanwijst. Ik was hier afgelopen februari
en stel haar enkele vragen over de huizen en de mij onbekende bomen.
Na enige tijd stopt ze op
800 m. hoogte bij een peperkoekhuisje en herhaalt haar uitnodiging om op deze
warme dag toch zeker iets fris te komen drinken. De kleine bijna gerenoveerde
natuurstenen woning heeft een woonkeuken, twee slaapkamers, een toilet met
douche en een serre om verliefd op te worden. Dit alles op een flink stuk grond
met terrassen, jawel omzoomd met getordeerde druivenstokken. Op de inmiddels
aangeharkte puimsteenkorrelige percelen worden in januari de aardappelen
gepoot.
We zitten aan de
keukentafel van wat het buitenhuisje is van haar en haar echtgenoot. Beide
echtelieden zijn gepensioneerd; hij had 40 jaar een winkel in Granadilla en zij
was coupeuse. Het winkelpand staat nu te huur. Er is ook sprake van een
woonhuis. Omdat dit in het wat hoger gelegen Granadilla te koud is voor de gezondheid
van haar man, wonen ze in El Médano, bij hun zoon. Zij gaat regelmatig met de
bus van de kust naar Granadilla om daar zowel bij hun huis als het buitenhuisje
voor twee grote tuinen te zorgen.
Ze is enig kind. Zij en
haar man hebben ook één kind. En terwijl we wat fris drinken, zij kilo’s snoep
en koekjes aanbiedt, we onderhandelen over de hoeveelheid appels recht van de
boom en de trossen druiven lekker fris uit de koelkast die in de rugzak mee
‘moeten’, betten we lekker verder en kan ik nu nog drie pagina’s schrijven over
deze dame. Over haar kleine familie, ‘Eén nicht en die woont al een eeuwigheid
in Parijs’, over haar actieradius, ‘Mijn generatie kende geen vakantie en ging
niet naar het vasteland van Spanje’, over haar zoon, ‘Hij heeft een vaste baan
en hij kan niet zomaar al onze tuinen in zijn vrijetijd bijhouden’, over haar twee
kleinkinderen. Over de waterbronnen en waterdistributie op deze droge kant van
het eiland. Over de verlaten akkerterrassen en boerenbedoeninkjes. Over de
invloed van het toerisme op het dagelijkse leven hier, over de Europeanen uit
noordelijke streken die hier (verlaten) huizen kopen en opknappen. Over haar
zorg voor de tuin en de opbrengst daarvan.
Tegen 13.00 uur nemen we
afscheid. Ik vraag nog naar het ras van de appels en druiven. ‘Appels zijn
appels en druiven zijn druiven’, is haar antwoord. Zo simpel kan het zijn.
Na
deze mooie ontmoeting voert de wandeling uiteindelijk via een ezelspad naar een
lang verlaten keuterboerderijtje op 1.200 m. Op het binnenplaatsje bloeien
opnieuw of nog steeds de geraniums en sinds februari lijkt hier niets
veranderd. Tijd voor de lunch op niveau terwijl ik geniet van het uitzicht. Vaag
in de verte markeert de Montaña Roja de baai van El Médano. De druiven gaan mee
als het toetje na het avondmaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten