woensdag 2 oktober 2013

Nichtje


Als boven de Dieze geboren Bosschenaar weet ik weinig van de zee. Na vier weken uitzicht op de kleine bootjes binnen de beschutting van de havenpier bij El Médano is het me duidelijk dat ze automatisch hun neus naar de wind keren. Zoals een paard zijn staart draait naar waar de regen verwacht wordt.

Wind staat er nauwelijks als ik zaterdagmorgen met mijn nichtje naar de huurauto loop. Het is warm onder een stekende zon. De kleine scheepjes aan de overkant hebben de steven naar het westen gericht. Wij gaan vandaag richting noorden. Op Tenerife is het afwachten hoeveel wolken we aan die kant van El Teide mogen verwachten.

Na Granadilla de Abona kronkelt de weg omhoog naar Vilaflor op 1.000 m. We passeren mannen die zich met de fiets aan de klim wagen; een hele prestatie.

De weg raakt boven de boomgrens en de majestueuze berg El Teide zal vanaf nu het landschap domineren. We passeren de Roques de García waar ik later vanmiddag met de jongedame terug zal komen. Nu gaan we eerst naar de kabelbaan die ons tot op 3.550 meter brengt. We zijn al elektronisch aangemeld.

De cabine heeft vrij uitzicht naar alle kanten. Aan de zeezijde verschijnt Gran Canaria in het blikveld. Meer naar het westen is even La Gomera te zien. Witte wolken scheiden de eilanden van elkaar. Scheerschuim.

Vlak onder de top stappen we uit. Het laatste stuk te voet naar 3.718 m. kan alleen met een toegangsbewijs. Wij blijven op de hoogte van het station en wandelen naar het eind van het uitgezette lavapad.

Het is niet de bedoeling dat de bezoekers stil staan. Dus stappen we regelmatig naar de ruimte buiten de gemarkeerde route om in bewondering te genieten. Het uitzicht is van een zeldzame schoonheid. Al snel blijkt het ene uur dat we hier mogen kijken en fotograferen veel te kort om alles in ons op te nemen. Laat staan om ons enthousiasme te verwoorden voor wat we zien.

Tenerife strekt zich naar het noordoosten uit als een dinosaurus die zijn rug in de wolken verheft. We maken elkaar attent op de dingen die we zien. Zoals op het witte hart dat mijn logee in de ijle lucht uit de wolkenrand ziet opstijgen. 

Regelmatig kijken we naar de top van de krater die als een piramide afsteekt tegen de blauwe lucht. Mijn nichtje wijst op de witte waas die boven de punt kringelend suggereert alsof de vulkaan rookt. 

Te snel staan we weer op 2.000 meter. We leggen vest en lange broek weer in de wagen en gaan terug naar de karakteristieke Roques de García. Daar kijken we naar de weidse vlakte van de Llanos de Ucanca waar mijn reisgenote tezijnertijd mijn as zal uitstrooien. Nu weet ze waar ze dan moet zijn. Ook zonder deze wetenschap is het uitzicht opnieuw indrukwekkend. 

Dat blijft zo als we tegen 18.00 uur op weg gaan naar Puerto de la Cruz voor de nacht. Puntige zwarte lavavelden in de tijd gestold. Lichtbruine korrelige velden puimsteen. Kraterwanden. Waarna de weg voorbij El Portillo in een massa grauwe wolken verdwijnt en ik de koplampen en ruitenwissers aanzet.  Het terrassenlandschap in het dal van La Orotava kleurt groen. Aan de regenkant van het eiland staat een overdaad aan bloemen en palmen. Een andere wereld op hetzelfde eiland.  

Voorbij de Jardín Botanico slaan we rechtsaf naar het hotel. Morgenvroeg rijden we verder naar de oude hoofdstad San Cristóbal de la Laguna.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten