zaterdag 10 december 2011

Antwerpen (6); pagadders

Het was de ‘pagadder’ Paul Beliën die mij op het bestaan van de ‘pagaddertoren’ wees. Behalve kennis over dit fenomeen, heb ik aan deze Vlaming nog meer informatie over ‘zijn’ Antwerpen te danken. Waarschijnlijk ook de liefde voor die havenstad. Paul is niet meer en elk verblijf in de Sinjorenstad loopt hij in gedachten - bij wijze van spreken - naast me.

Een ‘pagadder’ is een geboren Antwerpenaar. Maar dan eentje - in tegenstelling tot de volbloed 'sinjoor' - waarvan niet beide ouders hun wieg in die gemeente hadden staan. De woorden 'pagadder' en 'sinjoor' zijn allebei van Spaanse oorsprong. Paul bracht in zijn verklaring nog een accent aan. Als ‘pagadder’ was hij eigenlijk een ‘heiden’, een ‘wilde’ die uit de ‘pagus’ kwam, latijn voor 'gouw', het buitengebied. Kortom: hij was ‘een boer’, in voetbaltermen.

‘Pagadder’ als benaming voor ‘belhamel’, ‘opdondertje’ en ‘kindje’ is te herleiden tot het Spaanse ‘pagador’ of betaalmeester. Die lui zorgden in de Spaanse tijd voor de soldij, kleding en voeding van de soldaten. Nu zat de koning van Hispanje regelmatig slecht bij kas. In dat geval konden de bevelvoerder financieel bijspringen om muiterij te voorkomen, of de ‘pagadores’ gingen de centen al dan niet dwingend bij de burgerij halen. Die betaalmeesters waren doorgaans klein van stuk en hun gebrek aan lengte hield ze van het slagveld. Dit kenmerk maakte ze niet minder agressief, vandaar dat ‘pagadder’ naast ‘hummeltje’ ook ‘etterbak’ en ‘deugniet’ is gaan betekenen.

Helemaal mooi - en voorlopig nog even een curieuze verklaring - is de veronderstelling dat 'pagadder' de benaming was voor 'kind van een Spanjaard'. In de tijd dat in Antwerpen en omgeving Spaanse soldaten betrekkingen aanknoopten met lokale vrouwen, leidden die contacten ook tot 'buitenhuwelijkse' zwangerschappen. Enigszins misprijzend zouden de vruchten van deze activiteiten 'pagadders' genoemd zijn.

Antwerpen en andere steden kenden onder het Spaanse bewind uitkijktorens waarin reders de horizont aftuurden. In een tijdperk zonder telegraaf en iPhone was het voor die lui afwachten geblazen: wanneer zou hun schip eindelijk aan de einder verschijnen? Die hoge uitkijkposten – statussymbool naar mediterraan voorbeeld – waren vaak wat petieterig van omvang. Je moest zelf ook niet al te zeer uit de kluiten gewassen zijn, om je binnen die ruimte langere tijd op te kunnen houden. Een klein menske of ‘pagadder‘ zou de meest geschikte persoon zijn om op de uitkijk te staan in die toren. Vandaar dus ‘pagaddertoren’. En met enige moeite zijn ze nog te op te sporen in de Sinjorenstad. Ik weet er in elk geval een aantal te vinden; met dank aan dieje ‘pagadder’.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten