18 juli staat te boek als de dag waarop de Spaanse Burgeroorlog begon. Dat is nu dus 75 jaar geleden en die strijd bracht Franco aan de macht. Na zijn dood in 1975 spreken de politieke partijen af om over de voorgaande vier decennia te zwijgen. De laatste jaren blijkt dat moeilijk vol te houden en sindsdien komen de lijken letterlijk tevoorschijn. Niet uit de spreekwoordelijke kast, maar uit massagraven door het hele land.
In 1936 regeert in Spanje een democratisch gekozen regering. Veel ervaring is er op dat moment nog niet met het leven binnen een vrij politiek systeem. Allerlei groeperingen van linkse en rechtse signatuur maken het de centrale regering niet gemakkelijk. Het land staat voor grote veranderingen als een aantal generaals vanuit de Canarische Eilanden en Noord-Afrika een opstand begint. De eerste doden vallen binnen de eigen gelederen, want niet elke officier staat te trappelen. Ook de burgers blijken verdeeld en drie jaar strijd volgt. Als Franco's troepenmacht in 1939 uiteindelijk 'zegeviert', begint een periode die professor Julián Casanova in El País van 17 juli 2011 beschrijft als een van 'terreur, in een voortdurende staat van oorlog, en met een misdadig en intimiderend regiem'.
Wanneer ik in juni 2008 het Madrileense Museo Reina Sofía bezoek, gebeurt dat ook met de bedoeling om Picasso's Guernica te zien. De wordingsgeschiedenis van dit beroemde werk wordt nauwgezet in beeld gebracht. In een van de zalen zie ik een film met beelden over het oprukkende leger van Francisco Franco. Zeer onder de indruk verlaat ik na afloop het museum. Een paar dagen later bezoek ik met een Spaanse schrijver-cineast La Granja de San Ildefonso (Segovia). Daar vond in 1937 de door Hemingway in 'For whom the bell tolls' bschreven treffen plaats tussen de strijdende partijen. Tot op de dag van vandaag blijft Spanje verdeeld over de burgeroorlog. Die waterscheiding loopt ook door de familie van de filmmaker; we passeren zijn geboortedorp en rijden terug naar Madrid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten