Eigenlijk is het ding van niks. In twintig minuten ben ik op 29 april 's morgens van Den Bosch bij Vliegveld Eindhoven en even later heb ik de douane achter me. De rij voor Milaan Noord (Bergamo dus) staat er al en een telefoontje later zit ik in het vliegtuig. Als de laatste passagiers een plaats zoeken, wijst de steward naar de stoel naast mij: 'This chair is free'. Voor ik op kan staan, roept de dame aan de raamkant: 'No, this chair is kapot'. En inderdaad, op de zetel die ons de komende 75 minuten gescheiden houdt, blijkt een sticker te zitten met in verschillende talen ' tijdelijk buiten gebruik' . Gelukkig blijkt deze vlucht niet volgeboekt.Mijn neef staat in Bergamo op me te wachten en even later bevinden we ons voor de deur van een kleine bierbrouwerij die onlangs in de prijzen viel. Het bedrijfje is gesloten en we verschuiven het bezoek naar de volgende dag. Hij brengt me met de auto naar Bergamo's Citta Alta waar ik van 11.00 tot 14.00 uur te voet een controle uitvoer. De afgelopen vier maanden lijkt er weinig veranderd. Duidelijk is dat het touristenseizoen inmiddels aangebroken is. Er zijn behalve de obligate (gedisciplineerd luisterende) groepen scholieren hele roedels luisteraars, begeleid door een gids die Italiaans, Duits of Frans spreekt. Engels hoor ik wel op de Piazza Vecchia, waar een groep indrinkers in vrijetijdskleding zonder begeleiding de weg naar de drank gevonden heet.
Bergamo - even groot als mijn moederstad - is sinds de opname in Ryanairs spoorboekje nog populairder dan voorheen. Het vliegveld zit al op zo'n zeven miljoen passagiers per jaar en die komen echt niet allemaal voor Milaan dat nog 45 km verderop ligt. Bovendien acht ik Bergamo, dat ik in meer dan vier decennia nauwgezet veldonderzoeken vele malen interessanter ben gaan vinden dan mijn Den Bosch, meer in aanmerking komen als ' stad voor een paar dagen' dan de metropool Milaan.
Na de inspectietocht langs kerken en kloosters, de Venetiaanse stadsmuur, Romeinse resten, grote en kleine pleintjes loop ik richting Citta Bassa. Ondanks de bewolking is het uitzicht op zowel de Alpen als de Po-vlakte zoals altijd imponerend. Het blijkt een kleine moeite om in een korte tijd een andere wereld te bereiken. Wat doet Den Bosch eigenlijk met de aanwezigheid op zo'n korte afstand van dat Eindhovense vliegveld? Ik weet ook wel dat al de toeristen die daar landen zo snel mogelijk naar Amsterdam willen voor het Van Goghmuseum, de grachten en de coffeeshops. Zou ik ook doen als ik in Eindhoven landde. Misschien moeten we met Ryanair en al die andere prijsvechters een deal sluiten voor een actie: 'De trein naar Amsterdam vertrekt in Den Bosch'.









Een aantal jaren geleden verbleven we in het Italiaanse Riomaggiore, het meest oostelijk stadje van Cinque Terre aan de Ligurische kust. Op advies van de B&B-moeder bezochten we op een avond een restaurant waar ons voorgerecht bestond uit ansjovis. Nu hadden we die in Riomaggiore al eerder op, gebakken in krokant beslag. Maar wat ze ons toen voorzetten, is nog nergens overtroffen: gevulde ansjovis, gemarineerde ansjovis, ansjovis in olie, citroen, knoflook plus peterselie, en nog zo wat. Alles bij elkaar wist de kok deze vissoort op vijf verschillende manier bereid op tafel te brengen. Wat er niet bij zat was de zoute ansjovis die wij uit blik of potje op bijvoorbeeld de pizza doen. Van die ansjovis in olie, citroen, knoflook plus peterselie ben ik een grote fan geworden. In Spanje heten ze ‘boquerones en vinagre’, en worden ze tot de tapas gerekend. Eigenlijk kom je dit recept in het hele mediterrane gebied tegen. En het leuke is: je kunt ze ook zelf in de keuken in elkaar knutselen. Niet moeilijk, maar je moet er wat tijd voor over hebben. Op vrijdag 8 april koop ik ’s morgens bij de visboer op de markt twee haffeltjes ansjovis. Totale kosten: €2,50 voor 500 gram. De uren die daarna volgen, zijn ‘onbetaalbaar’, zeg maar ‘vrijwilligerswerk’. Ik leg het ene visje na het andere op een snijplank, zet een mesje achter de kop en beweeg het mesje opzij. Met de kop worden ook de ingewanden verwijderd. Dan snij ik de buikholte open en druk het visje ruggelings plat op de plank, en verwijder met mes en vingers voorzichtig (maar wel in één haal) het graatwerk, inclusief staartvinnetje. Als hiermee de vis gevlinderd is, leg ik de twee stukjes vlees (die meestal nog aan elkaar zijn blijven zitten) in een vergiet. Onverstoord ga ik verder met de volgende. Is eenmaal dat monnikenwerk achter de rug, dan was ik de handel waarbij ik probeer te voorkomen dat teveel tweelinghelften van elkaar los raken. Op keukenpapier worden de visjes drooggedept, waarna ik ze – met de rug naar beneden – op een bord leg. Hierover komt wat zeezout, zeer fijngehakte knoflook en een behoorlijke hoeveelheid citroensap dat het vlees binnen een uur wit kleurt. Afgedekt met plastic zet ik het bord minimaal een halve dag in de koelkast. Tegen de avond blijkt de vis mooi wit, maar het sap ziet er wat troebel uit. Opnieuw keukenpapier klaar leggen, de visjes erop, afdekken met tweede laag keukenpapier en dit met de vlakke hand licht aanduwen. Deze behandeling maakt de vis ‘schoon’ en nu kan ze op een feestelijk bord. Over de aaneengesloten visjes gaat wat citroensap, olijfolie en zeer fijngehakte peterselie. Een uurtje laten staan en dan oppeuzelen met wat brood en een glas droge witte wijn. Godenmaaltje.



