maandag 22 augustus 2011

Bossche taal (3); elegance

In het Bosch zorgen de (in een voorgaande blog beschreven) lange a, e en o voor een zwaar klinkend 'basso continuo'. Voor een lichte toon zorgt tegelijkertijd een verzameling sprankelende woorden waarin de vernuftige geest doorklinkt van zowel de - meestal anonieme - bedenker als van de gebruiker.

Een voorbeeld hiervan is 'poep-en-piesvrij-jèske'. Op het eerste gehoor wat ordie, maar op het tweede gezicht neigend tot magistraal. Het gaat hierbij om de omschrijving van een korte herenjas, gemeenlijk 'bonkertje' genaamd. Je kunt er mee op de fiets zitten zonder dat de panden tussen de spaken liggen te flapperen. Handiger nog is - en dat suggereert de naam - dat de lengte van dit kledingstuk een vlekkeloos toiletbezoek garandeert. Ook wie hiervoor de vrije natuur opzoekt, hoeft tegen de boom of boven het gras, niet ook nog eens vanalles uit de 'splash zone' te houden. Ik ken het woord van moeder, en alleen al vanwege dit zelfstandig naamwoord ben ik haar dankbaar. Die warme nagedachtenis aan Riek van den Broek neemt toe als ik bedenk dat ook de volgende voorbeelden uit haar taalgebruik stammen.

Zij vond het niet vreemd of afwijkend wanneer wij een man tegenkwamen die - buiten carnavalstijd welteverstaan - zich om hem moverende redenen in vrouwenkleren had gehuld. Ze zag dat in een oogopslag, net zoals ze direct merkte dat wij stiekem gerookt hadden. Bij het zien van zo'n manspersoon zei ze: 'Kèk, daor lopt ‘nnen aangeklede vent’. Uiteraard bedoelde ze daarmee een als vrouw opgetutte kerel. Als ik in een flits een heer voorbij zie gaan die zich op nauwelijks opvallende wijze als dame voordoet, hoor ik het haar zeggen.

Een verdwijnend verschijnsel is de uitgetreden wereldlijke of reguliere dienaar van het geloof. Zoals een land zich kan afscheiden van het officiële staatsgezag, kan ook een persoon zich losmaken van een bestaande 'onderworpenheid'. Een kloosterzuster die haar habijt aan de wilgen hangt, of een mannelijke religieus die zijn kap over de haag deponeert, heet respectievelijk 'n afgescheje non' dan wel 'nnen afgescheje pœuter'. Non en pater hebben zich 'afgescheje' én ze 'zijn 'd'rmee afgescheje'. Dat laatste betekent ten oosten van Den Bosch dat iemand ergens mee opgehouden is. In dit geval dus met het volgen van de geroepen status.

Terwijl ik deze woorden schrijf, is de avond gevallen. Ik heb dit stukje tekst dus niet 'veur d'n doonkere' af kunnen ronden. Als één uitdrukking de elegance van de Bossche stadstaal in beeld brengt, is dat in mijn ogen of oren 'veur d'n doonkere'. 'Ja moeder, makt oeweige nie ongerust. Ik ben echt veur d'n doonkere thuis'.
















































Geen opmerkingen:

Een reactie posten