Ik dender over het fietspad en probeer overstekende slakken niet onder mijn skates te vermoezelen. Sommige slomo's hebben eerder deze dag de overkant niet gehaald: het gladde asfalt vertoont de nodige bruine 'klèdders'. Die moesten het dus 'besniete'. 'Besniete', bezuren. 'Het Bosch van mijn generatie wordt een soortement geheimtaal', filosofeer ik langs de Rottedijk bij Moerkapelle; ver van huis dus. In de oude hertogstad kijken jongeren verweesd rond bij woorden als 'dèbbere', 'begaaie' en 'akkedere'. Is dat erg? Dat weet ik niet. Naarmate ik ouder wordt, krimpt het aantal zekerheden.
Het Bosch is ook een 'oppoetstaal': sommige verschijnselen willen we niet laten verdwijnen, dus gebruiken we ze met enige nadruk. 'Koekwaus', 'Affesere', 'Aanrikkemedere'. Na het tunneltje onder de A12 denk ik aan 'Koekerèl'. Da's ook zo'n woord. Het komt volgens de grote dialectkenner Toon Weijnen voor in zuidoostelijk Nederland als 'koekerel, kokerel, kokernel, kokkerel en konkernol'. Het betekent 'tol'. In Den Bosch heten de jonge muzikanten van de hofkapel die de Jeugdprins begeleidt 'Koekerèlle'. In Hasselt (Vlaams-Limburg) is een gelijknamige carnavalsvereniging.
Het slakkenkerkhof ligt achter me. Zouden ze hier ook koekerèllen of wordt hier getold? De herkomst van het woord 'koekerèl' is een puzzel. De basis is het 16e eeuwse 'kokerol', een benaming voor 'slakkehuis'. Dezelfde Toon Weijnen wijst in de woordgenealogie twee familietakken voor 'kokerol' aan. De ene heeft als stammoeder het Spaanse 'caracol' en de andere het Oudfranse 'cacarol'of 'caquerole', allebei ook 'slakkehuis'. Dus wie 'koekerèl' zegt, hanteert 'cultureel erfgoed'.
Aan cultureel erfgoed is hier geen gebrek: in de wazige en warme ochtend kan een deel van de einder zó door een 17de-eeuwse meester op het doek gezet zijn. Beentje over in de bocht bij de Rottemeren denk ik aan 'caracollen', de Vlaamse benaming voor wulken, zeeslakken. Gekookt moeten ze erg lekker zijn. Als ik dat woord voor me zie, hoor ik automatisch het liedje van de 'vier weverkes die ter botermarkt gingen'. Inderdaad: 'djikkedjakke, kèrrekollekes, klitsklets'. Zo herinner ik mij de tekst en even zo vrolijk heb ik dat van die 'kèrrekollekes' zelf verzonnen. In het Spaans is een caracol een slak en een escalera de caracol een wenteltrap. Zal ik naar de Spaanse Polder doorskaten? Lijkt me wat ver weg.
Hoe dan ook: de koekerèl is een drijftol. Een houten paddestoelvormig geval met ijzeren punt dat wordt voortgedreven met een zweepje. Vanwege de overeenkomst met een slakkehuis zou de naam ontstaan zijn. Tollen kinderen nog? Het is een zonovergoten zaterdagochtend en wat maak ik me nou druk over 'zonne koekerèl'. 'Koekwaus dègge d'r bent!'
Zie ook: http://bosschebladen.nl/media/pdf/1999-2Moerstaal.pdf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten