Als ik zowat vier ben, gaat mijn
oudste zus met de boot naar Singapore. Haar verloofde verblijft daar al voor
zijn werk. Kort na haar aankomst trouwen ze.
De dag van haar vertrek balanceert
op de rand van weten en niet weten. Ik denk dat het mijn oudste herinnering is.
Ma blijft met mij thuis, de anderen gaan mee naar de Willem Ruys. Moeder is
ontroostbaar. Er komen tantes en buurvrouwen en ma’s verdriet loopt over de
rand en raakt mij. Tegelijkertijd besef ik amper dat mijn zus weg is.
Die dag tekent voor jaren mijn
ideeënwereld. Het grote schip dat weken nodig heeft om die verre stad te
bereiken, wordt mijn icoon voor 'gaan missen'. Wie met die boot wegvaart, komt
nooit meer terug. Missionarissen, bijvoorbeeld. Waar mijn zus woont, is het
tropisch warm. Misschien heeft ze wel zo’n helm op. Er wonen beslist ook negers, want
paters met tropenhelmen die weg gingen met de Willem Ruys wonen bij de
zwarte mensen. Om ze te bekeren. En als mijn ma na een aantal maanden verheugd vertelt dat ik oom word, reageer ik afwijzend. Ze heeft mijn kennelijke reactie later nog
vaak herhaald: ‘Ik wil geen oom zijn van een zwart
kindje'.
Al jong aan het discrimineren? De
cultuur heeft nog geen vat op me gekregen. Bovendien weet ik amper wat zwarte
mensen zijn. Hooguit uit 'Puk, Muk en Moortje'. En voorgelicht ben ik
natuurlijk ook niet. Wat ik wel door heb, is dat mama schrijft. Regelmatig zit
ze aan tafel, met speciaal voor de luchtpost aangeschaft lichtblauw flinterdun
postpapier. ‘Air Mail’, staat gedrukt op de envelop. Ze schrijft. Een goede
oefening, want later vertrekken nog twee dochters naar het buitenland. Behalve 'kroonkolonie' Singapore worden ook Casablanca, Bergamo, Teheran en Mexico City bekende werelden. Ze schrijft
en schrijft. En natuurlijk komen er brieven terug. Ook mijn zusjes schrijven;
in ons gezin dan een klus voor de vrouwen.
Twintig jaar schrijven om de afstand te laten krimpen of een brug
te slaan. Schrijven om de ander aanwezig te laten zijn, al is het een illusie.
Bijpraten per brief, in de wetenschap dat het eenrichtingsverkeer moet zijn. Schrijven
om het gemis te verzachten. Om duidelijk te maken dat er ver weg iemand is die
aan je denkt. Blauw postpapier om getuige te zijn van de dingen die je niet kan
zien.
Later grijp ik ook naar de pen, zoals een dorstige naar het glas. Mateloos veel brieven, via de post, per e-mail. 'Voor wie ik liefheb, wil ik
schrijven', met dank aan Neeltje Maria Min. Tekens van genegenheid. Een
overvloed aan woorden, als bevestiging van wat tussen mensen bestaat en er even niet kan zijn.
Een bezwering voor de toekomst.
'Geluk is het verlangen naar herhaling', weet Milan Kundera. Met een brief staat de afzender in de wacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten