Meer dan 450 jaar terug gingen Brabanders naar Spanje om daar te werken. Voor een aantal betekende dit een tijdelijk bestaan, maar de meeste bleven. Ook Bosschenaren trokken vanaf de 15de eeuw zuidwaarts, vooral handwerkslieden en handelaars.
Tot de eerste categorie behoorden kunstenaars die zich op het Iberisch schiereiland ‘ de Bolduque’ noemde, 'Van Den Bosch', dus. Hoe de achternaam daarvoor in onze stad luidde, is (nog) niet bekend. Een aantal daarvan opende rond 1546 een atelier in de stad Medina de Rioseco, 45 km ten noorden van de koningsstad Valladolid. Deze inwijkelingen waren beeldhouwer van beroep; het materiaal waarin zij werkten was hout. Aan de hand van vooral Spaans bronnenmateriaal zijn de activiteiten van Juan Mateo en Pedro de Bolduque te volgen. De mannen waren in verschillende plaatsen actief. Daarnaast was er nog een Roque de Bolduque of Balduque die in Sevilla furore maakte.
De schoonheid van het werk van die 'de Bolduque' en hun navolgers is om stil van te worden. In de 'stad van Jeroen Bosch' zou het niet misstaan er een tentoonstelling aan te wijden. Bijvoorbeeld in de aanloop tot 2016.
Dan de Bossche handelaren. Die waren er in maten en soorten: enerzijds internationals met hun zetel in Den Bosch of Antwerpen, anderzijds scharrelaars en kleine zelfstandigen. Geliefde vestigingsplaatsen rond 1600 waren Sevilla en Cádiz. De namen van een aantal in Sevilla neringdoende Bosschenaren is dankzij Leuvens onderzoek bekend. Ze waren vooral geïnteresseerd in de handel op Las Indias, het Nieuwe Spanje aan de overkant van de Atlantische Oceaan dat met elke verovering uitdijde. Om daarop te mogen handelen, moesten ze wel 'echte Spanjaarden' worden.
Spanjaard zijn was meer dan je beroepen op de afkomst uit de noordelijke rijksdelen. Tussen 1600 en 1643 werden zeker 74 ‘Vlamingen’ genaturaliseerd, waaronder drie uit ’s-Hertogenbosch. De Bosschenaar Juan Tholincx alias Tolinque vestigde zich rond 1607 in Sevilla. Hij werd in 1630 genaturaliseerd en overleed in 1634 in Mexico. Hij had ‘Las Indias’ dus weten te bereiken! Jacques Filter, in 1596 geboren in ’s-Hertogenbosch, raakte in 1635 genaturaliseerd. Hij stond in elk geval in 1663 nog in Sevilla vermeld. Rond 1639 was Jorge Duarte Putershouch (Pietershoven?) aan de beurt. In die periode waren ook andere Bosschenaren in Sevilla actief, zoals Gisberto de Roose, alias de Rosa (’s-Hertogenbosch 1601). Juan Schroder, alias Escrotel of Escroterio (’s-Hertogenbosch 1594), handelde er rond 1617-1645 in de Calle del Azeite. In 1640 trok de Bosschenaar Jan de Weer vanuit ’s-Hertogenbosch als leerjongen naar Sevilla. In zijn koffer zat niet alles, want hij schreef naar huis dat hij – om als echte Spanjaard geaccepteerd te worden – al snel een ‘net pak’ had aangeschaft.
Wie deze zomer (voor Roque de Balduque) in Sevilla komt, moet daar eens in het
telefoonboek kijken. Bijvoorbeeld onder Bécquer. De stamvader van die familie is een Brabantse landschapsschilder. Niet uit Den Bosch, maar hij was wel voorzien van een naam die zeker de Empelnaren vertrouwd in de oren klinkt: De Bekker.
Tot de eerste categorie behoorden kunstenaars die zich op het Iberisch schiereiland ‘ de Bolduque’ noemde, 'Van Den Bosch', dus. Hoe de achternaam daarvoor in onze stad luidde, is (nog) niet bekend. Een aantal daarvan opende rond 1546 een atelier in de stad Medina de Rioseco, 45 km ten noorden van de koningsstad Valladolid. Deze inwijkelingen waren beeldhouwer van beroep; het materiaal waarin zij werkten was hout. Aan de hand van vooral Spaans bronnenmateriaal zijn de activiteiten van Juan Mateo en Pedro de Bolduque te volgen. De mannen waren in verschillende plaatsen actief. Daarnaast was er nog een Roque de Bolduque of Balduque die in Sevilla furore maakte.
De schoonheid van het werk van die 'de Bolduque' en hun navolgers is om stil van te worden. In de 'stad van Jeroen Bosch' zou het niet misstaan er een tentoonstelling aan te wijden. Bijvoorbeeld in de aanloop tot 2016.
Dan de Bossche handelaren. Die waren er in maten en soorten: enerzijds internationals met hun zetel in Den Bosch of Antwerpen, anderzijds scharrelaars en kleine zelfstandigen. Geliefde vestigingsplaatsen rond 1600 waren Sevilla en Cádiz. De namen van een aantal in Sevilla neringdoende Bosschenaren is dankzij Leuvens onderzoek bekend. Ze waren vooral geïnteresseerd in de handel op Las Indias, het Nieuwe Spanje aan de overkant van de Atlantische Oceaan dat met elke verovering uitdijde. Om daarop te mogen handelen, moesten ze wel 'echte Spanjaarden' worden.
Spanjaard zijn was meer dan je beroepen op de afkomst uit de noordelijke rijksdelen. Tussen 1600 en 1643 werden zeker 74 ‘Vlamingen’ genaturaliseerd, waaronder drie uit ’s-Hertogenbosch. De Bosschenaar Juan Tholincx alias Tolinque vestigde zich rond 1607 in Sevilla. Hij werd in 1630 genaturaliseerd en overleed in 1634 in Mexico. Hij had ‘Las Indias’ dus weten te bereiken! Jacques Filter, in 1596 geboren in ’s-Hertogenbosch, raakte in 1635 genaturaliseerd. Hij stond in elk geval in 1663 nog in Sevilla vermeld. Rond 1639 was Jorge Duarte Putershouch (Pietershoven?) aan de beurt. In die periode waren ook andere Bosschenaren in Sevilla actief, zoals Gisberto de Roose, alias de Rosa (’s-Hertogenbosch 1601). Juan Schroder, alias Escrotel of Escroterio (’s-Hertogenbosch 1594), handelde er rond 1617-1645 in de Calle del Azeite. In 1640 trok de Bosschenaar Jan de Weer vanuit ’s-Hertogenbosch als leerjongen naar Sevilla. In zijn koffer zat niet alles, want hij schreef naar huis dat hij – om als echte Spanjaard geaccepteerd te worden – al snel een ‘net pak’ had aangeschaft.
Wie deze zomer (voor Roque de Balduque) in Sevilla komt, moet daar eens in het
telefoonboek kijken. Bijvoorbeeld onder Bécquer. De stamvader van die familie is een Brabantse landschapsschilder. Niet uit Den Bosch, maar hij was wel voorzien van een naam die zeker de Empelnaren vertrouwd in de oren klinkt: De Bekker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten