Afscheid
in Wellington van de gastheren Jeff (die wat later naar zijn werk ging) en Dean
en hun moderne B&B-woning. Dan op weg naar Kapiti Beach om daar ‘s middags
over te steken naar Kapiti Island. Minnie, die we nog moeten ontmoeten, heeft
ons vanmorgen vroeg per sms laten weten dat de boot om 15.00 uur vaart.
Het
is na twee bewolkte en frisse dagen lekker zonnig. 18°C, en veel minder wind
dan tijdens de regenachtige zondag en de wat twijfelende maandag.
We
zijn binnen een uurtje bij de kleine badplaats Paraparaumu. Opvallend veel
grijze koppen, misschien omdat het naseizoen is. Op een verkeersbord bij een
oversteekplaats staat een klassieke bejaarde afgebeeld: ronde rug, kleine
pasjes, stok. Elderly, staat eronder. Doet me denken aan een vergelijkbare
tekening die ik ooit in Zuid-Engeland zag, de kuststreek waar na hun pensioen
veel leeftijdsgenoten uit het Noorden wonen. Daar stonden tenminste nog een man
en een vrouw op.
We wandelen langs het
uitgestrekte strand en zien aan de overkant Kapiti Island liggen. Voor we
achter de smalle duinrand gaan picknicken, lopen we even binnen bij het
restaurant waar we ons later moeten melden. Daar zit de grijze golf te eten:
het is er vol. (Op een later moment zal ik lezen dat in het zich snel als
slaapstad van Wellington groeiende Paraparaumu veel gepensioneerden is gaan
huisvesten). En passant maakt mijn vrouw een afspraak bij de kapper op een tijd
dat we vermoedelijk terug zijn van het eiland.
Om 14.45 uur ontmoeten we
de contactpersoon van Kapiti Island Nature Tours; hij wijst ons de weg naar de
boot. De overtocht is een fluitje van een cent. Aan de andere zijde worden onze
spullen uitgeladen waarna we op weg gaan.
Het
centrale deel van de ‘nederzetting’ is de ‘Kapiti Island Nature Lodge’. Daar
kijken op kousenvoeten onze bagage na op de mieren die als verstekeling zijn
meegereisd, drinken we koffie/thee terwijl Wayne Spratt ons in Maori welkom
heet, om vervolgens in het Engels uitleg te geven over de historie van het
eiland en zijn bewoners. Per dag mogen 50 personen het eiland bezoeken. Voor 16
is er ruimte om te overnachten. De groep ‘blijvers’ telt 12 personen.
Tussen
16.00 en 18.00 uur verkennen we een deel van de lage noordpunt. Kapiti telt 200
ha; een klein deel is nog steeds eigendom van de Maori-familie Barrett. ‘Zonder
land is een Maori niets’, zegt onze gastheer Wayne Spratt, zijn oma citerend.
Het
avondeten begint met een borrel buiten op het terras van de ‘lodge’. Twee (papegaaiachtige) kaka’s en wat weka’s proberen van respectievelijk een boom en de grond bij onze
stukjes kaas en nootjes te komen. Ze hebben regelmatig prijs als de gast met
het waterpistool even de aandacht laat verslappen.
Binnen
staan bief van de bbq, aardappels en gegrilde groenten klaar. Ook de wijn is uit
de buurt en lekker.
Als
het donker is, lopen we - d.w.z. zeven gasten - anderhalf uur achter de gids
door de smalle paadjes. Oogst: een bruinstaarteend, drie weka’s. En een gekko.
Morgenavond nog een keer proberen of we een kiwi te zien kunnen krijgen. Hoewel
het hier een paradijs is voor die vogels, weten ze zich goed verborgen te
houden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten