maandag 19 maart 2012

Italië, met helden

Als ik in 1967 voor het eerst in Italië kom, zit er een lijst filmtitels in mijn kop. Allereerst ‘Roman Holiday’, die mijn oudere zusjes zowat van buiten kennen. Lang heb ik een foto van Audrey Hepburn op mijn kamer hangen. Natuurlijk staat in mijn hersenpan de kraker uit 1960: ‘La Dolce Vita’, met veel Anita Ekberg en een mazzelende Marcello Mastroianni. Die rolprent zit dan nog behoorlijk vers in mijn geheugen na een bezoek aan Figi in Zeist. Van recentere datum zijn op dat moment de spaghettiwesterns ‘Per un pugno di dollari’, ‘Per qualche dollaro in più’ en ‘Il buono, il brutto, il cattivo’, met Clint Eastwood en Gian Maria Volonté. Die Eastwood, vooral bekend als Rowdy Yates uit de tv-serie ‘Rawhide’. Het is even omschakelen om hem zonder koeien als cowboy te zien ronddarren. Bizarre films, die drie: Italiaans of toch Amerikaans, grotendeels opgenomen in een Spaans landschap, waarin de helden eigenlijk nauwelijks verschillen van de slechteriken.

Ik worstel met het Italiaans. De eerste complete zin die ik leer, is ‘Gli Italiani sono tutti ladri’: ‘De Italianen zijn allemaal dieven’. Dat laatste woord ken ik uit ‘Ladri di biciclette’: ‘Fietsendieven’, van Vittorio de Sica, het verhaal van een droevige held. Ik heb moeite met de uitspraak van ‘gli’. Die zin staat overigens niet in mijn exemplaar van het instructieboek ‘Si parla Italiano’: talloze autochtonen reiken mij deze karakterisering ongevraagd aan.

Eigenlijk vind ik dat ook wel een beetje van die Italiaanders. Dat ze niet te vertrouwen zijn. De vooroordelen zijn aan mijn eerste verblijf in hun land vooruitgesneld. In de Tweede Wereldoorlog deugden die boeven ook al niet. Eerst met Hitler heulen tot ze in zijn ogen onbetrouwbaar zijn, waarna de Duitsers van vrienden in feite de rol aannemen van bezetters die dan weer door de Amerikanen verjaagd worden met behulp van Italianen die dan naar eigen zeggen al heel de tijd ondergrondse strijders zijn.

Als na drie weken kameraad Henk in het bergdorp Selvino arriveert, verkennen we samen de omgeving. Ergens op een heuvel probeert een boer met een hak de weerbarstige grond te bewerken. Van de stenen die ongetwijfeld uit deze lap grond verwijderd zijn, is een muurtje opgetrokken rond het akkertje. We kijken geïnteresseerd toe en herhalen de legendarische zin van onze voormalige docent Aardrijkskunde dat in sommige delen van Europa ‘de landbouw op een lager ontwikkelingsniveau staat’. Dat man wees dan met zijn rechterhand een plek aan ter hoogte van zijn knie. Die ploeterende boer is een held.

Het landschap wordt rotsachtiger. Het heet hier ‘Il buco della Carolina’. 'Buco' is 'gat', wat niet zonder reden lijkt. Bij deze nauwe doorgang tussen twee hoog oprijzende stenen wanden, krijgen we de geest. Even zijn we de helden in een spaghettiwestern. Boven op de rots sterf ik in een kogelregen om daarna voor eeuwig opgenomen te worden door Carolina.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten