Vorig jaar toen ik nog klein was, ging ik
als indiaan naar de carnaval. Mijn grote neef had mij mooi geschminkt: ik kon
zo op oorlogspad. Nu zit ik in de eerste klas en de frater gaat met ons een
mombakkes maken. We hebben allemaal een dik vel gekleurd papier en houden dat
tegen ons gezicht. Met de vingers maak ik deuken waar de ogen moeten komen. Die
knip ik uit. Dan volgen neus en mond. Ik teken een grote snor en bakkebaarden.
Als de twee elastiekjes bevestigd zijn, ben ik een zeerover.
's Middags hebben we vrij om naar de optocht te gaan. Die elastiekjes klemmen, maar een zeerover is niet van was. We lopen met de familie naar de Markt. Mijn moeder vindt dat erg leuk en ze zingt als ze een bekend liedje hoort spelen. Van ons pa weet ik het niet zo. Gisteren is het veertigurengebed begonnen bij het Allerheiligste, dat uitgestald is in de kerk. Maar daar gaat hij toch niet naar toe. Wij zijn geen zondaars, niet met carnaval.
De optocht zal zo voorbij komen. Wagens vanwaaruit snoepjes en pakjes Rizla-vloeitjes gegooid worden, rijden voorop. Van die vloeitjes kun je mooi nepsigaretten maken. Mijn pa draait geen shagjes, hij rookt Cross. Van zijn Agio-sigaren mag ik altijd het puntje afknippen met zo'n apart scherp mesje. Misschien rookt hij aan het eind van de middag een Agio Gouden Oogst, bij de koffie na de chocoladebollen.
De optocht vind ik niks. Mijn mombakkes zit in moeders tas: volgend jaar koop ik een echt bij Las. Of ga ik als boer. Da's makkelijk zat, want thuis loop ik vaak in een overall. Soms met klompen. Volgens ons moeder 'verrinneweer' ik anders mijn kleren. Bij Huijbers halen we chocoladebollen. Die eten we thuis op bij de koffie en het is heel gezellig. De vrijers van mijn oudste zussen zijn er ook. Vanavond gaan ze dansen. Ma vindt dat leuk, maar van ons pa weet ik dat niet zo. Hij hoeft niet bang te zijn en voor die grieten van ons hoeft niet gebeden te worden. Zij zijn geen zondaars, niet met carnaval.
's Middags hebben we vrij om naar de optocht te gaan. Die elastiekjes klemmen, maar een zeerover is niet van was. We lopen met de familie naar de Markt. Mijn moeder vindt dat erg leuk en ze zingt als ze een bekend liedje hoort spelen. Van ons pa weet ik het niet zo. Gisteren is het veertigurengebed begonnen bij het Allerheiligste, dat uitgestald is in de kerk. Maar daar gaat hij toch niet naar toe. Wij zijn geen zondaars, niet met carnaval.
De optocht zal zo voorbij komen. Wagens vanwaaruit snoepjes en pakjes Rizla-vloeitjes gegooid worden, rijden voorop. Van die vloeitjes kun je mooi nepsigaretten maken. Mijn pa draait geen shagjes, hij rookt Cross. Van zijn Agio-sigaren mag ik altijd het puntje afknippen met zo'n apart scherp mesje. Misschien rookt hij aan het eind van de middag een Agio Gouden Oogst, bij de koffie na de chocoladebollen.
De optocht vind ik niks. Mijn mombakkes zit in moeders tas: volgend jaar koop ik een echt bij Las. Of ga ik als boer. Da's makkelijk zat, want thuis loop ik vaak in een overall. Soms met klompen. Volgens ons moeder 'verrinneweer' ik anders mijn kleren. Bij Huijbers halen we chocoladebollen. Die eten we thuis op bij de koffie en het is heel gezellig. De vrijers van mijn oudste zussen zijn er ook. Vanavond gaan ze dansen. Ma vindt dat leuk, maar van ons pa weet ik dat niet zo. Hij hoeft niet bang te zijn en voor die grieten van ons hoeft niet gebeden te worden. Zij zijn geen zondaars, niet met carnaval.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten