De stad hangt en staat vol voorbeelden en voorstellingen
die naar het carnavalsdorp Oeteldonk verwijzen. Naar mijn idee bevindt er zich ook
eentje buiten de bebouwing van het rood-wit-gele domein. In mijn herinnering is
het een soortement ‘monumentje’ dat midden in het moeras aan een historische grenshandeling
herinnert. Ik zie het zo voor me aan de kant van een sloot, vlak bij de
nertsfarm in Den Dungen.
Vandaag rijd ik erheen met de wind in de rug. Ik heb de
fiets van mijn vrouw geleend en die heeft ‘trapondersteuning’. Het rijwiel dus.
Dertig kilometer op deze stormachtige dag is een peulenschilletje en bij de
Horziksestraat waai ik zo aan dat gedenkteken voorbij. Aan het eind van de weg keer
ik om en denk dat ik me in de afslag vergist heb. Ik ploeter terug en bij de
derde keer goed kijken stop ik bij wat zooi dat aan de andere kant van de sloot
ligt. Het blijkt bij nader inzien geen landbouwafval, maar het gezochte object.
Van een ‘verbellemonde’ toestand is geen sprake: dit is gewoon kapoedewiets.
Tussen de kale takken van wat haagbeuk liggen de resten.
Op een betonnen console zitten twee metalen plaatjes met de tekst ‘Eerste
Bossche Steen in de polder gelegd door Koos de Krabber op 11 april 1992’ en ‘Laatste
Bossche Steen in de polder gelegd door G. Schinck en W. Hairwassers’. Die
laatste twee waren toen respectievelijk burgemeester en wethouder van Den
Dungen. Koos de Krabber zegt me niks.
Weer thuis sla ik aan het googlen: niks Koos de Krabber,
niks ‘bijzondere stenen’ aan de Horziksestraat. Heeft het eigenlijk wel iets
met Oeteldonk te maken? Heb ik me dat altijd wijsgemaakt in het voorbijgaan? Welke
‘pseudo-officiële’ handeling heeft zich hierop die 11 april 1992 afgespeeld. Bovendien:
kan het voor wie dan ook de moeite waard zijn om dat gedenkteken dat bekant 20
jaar oud is, op te kalefateren? Wie het weet, mag het zeggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten