Het was in het jaar dat de 'Kring Vrienden van Oeteldonk'
jaarvergaderde op het dak van parkeergarage 'De Kuil'. Dus nou ook weer niet zo
lang geleden. Stralend weer en een prachtig uitzicht op het Bossche Broek. Dat
gebied bleek tijdens die bijeenkomst de verloren gewaande Hof van Eden.
Die bijeenkomst heb ik gemist. Want op het moment dat de kringleden duidelijkheid krijgen over de aardsparadijselijke status van het Oeteldonkse moeras, ben ik en route. En wel in respectievelijk Berlicum, Den Dungen en St.-Michielsgestel. Daar zal de carnavalsclub waarbij ik te gast ben, vaantjes uitwisselen met de lokale 'prinsen'. En musiceren uiteraard. Alles is door de kwartiermakers prima geregeld en in de gehuurde bus is plenty drank voor onderweg.
In Berlicum laat op dit vroege uur de plaatselijke hoogheid op zich wachten. Hij is bij een boerenbruiloft in het buurcafé en hij komt sebiet. Ons muziekske speelt een mopje in de lege kroeg, we pakken een pilske en staan lekker in het voorjaarszonnetje. Er komt een boer voorbij met een durske in de kruiwagen. Die zijn van die bruiloft, denken we. Afijn, de prins lijkt in aantocht, maar er zijn kennelijk belangrijkere zaken, dus tuffen we naar Den Dungen. Daar vindt een herhaling van zetten plaats. De afspraken kloppen, maar ook hier wachten we tevergeefs, ons koesterend in de zon.
Gestel: jawel, we zijn meer dan welkom. Enthousiast begint ons orkest bij binnenkomst te spelen. Iets té enthousiast, want in een zaal wat naar achteren is de eigen hofkapel nog niet uitgeblazen. De wrevel bij de localo's ontgaat de meeste Oeteldonkse gasten.
Van al dat bier moet ik plassen. Ik sta net in de aanslag als twee andere heren zich links en rechts van mij kletterend opstellen. Over mijn hoofd heen vraagt de een aan de ander welke band ineens zo de muziek van de autochtonen verstoorde. Het antwoord is kort: 'Bosschenaren'.
Geloof me, in dit woord klonk jaren opgespaarde afschuw van ons stadsen door. En daar sta ik dan, met een verkeerde carnavalsdas om ook nog ook nog. Ik herinner me dat mijn oud-oudoom Wout hier in de binnenlanden ooit tijdens een kermis doodgeslagen is met een klomp. Kennelijk had hij het verkeerde dorp bezocht. Stilletjes maak ik mijn klusje af, was mijn handen in onschuld en ga terug.
Even laters staan de twee co-zeikerds aan de bar. Ik ga naar ze toe en refereer aan hun gesprek van zojuist. Zij zien direct dat ik 'zonnen Bosschenaar' ben. Ik ruik hun weerzin: wordt het benzen? Wacht mij of ons het lot van Wout zaliger? Dan breng ik mijn geheime wapen in stelling. 'Mijn voorvaderen komen hier vandaan', zeg ik en ik stel mij voor. Gelijk blijkt dat ik met zo’n achternaam bekant van iedereen hier familie moet zijn. Zoveel bier later stap ik welgemoed weer de bus in. Weliswaar heb ik in Oeteldonk het aards paradijs gemist, maar gelukkig is niemand van ons langs 'natuurlijke' weg in de richting gestuurd van die eeuwige belofte.
Die bijeenkomst heb ik gemist. Want op het moment dat de kringleden duidelijkheid krijgen over de aardsparadijselijke status van het Oeteldonkse moeras, ben ik en route. En wel in respectievelijk Berlicum, Den Dungen en St.-Michielsgestel. Daar zal de carnavalsclub waarbij ik te gast ben, vaantjes uitwisselen met de lokale 'prinsen'. En musiceren uiteraard. Alles is door de kwartiermakers prima geregeld en in de gehuurde bus is plenty drank voor onderweg.
In Berlicum laat op dit vroege uur de plaatselijke hoogheid op zich wachten. Hij is bij een boerenbruiloft in het buurcafé en hij komt sebiet. Ons muziekske speelt een mopje in de lege kroeg, we pakken een pilske en staan lekker in het voorjaarszonnetje. Er komt een boer voorbij met een durske in de kruiwagen. Die zijn van die bruiloft, denken we. Afijn, de prins lijkt in aantocht, maar er zijn kennelijk belangrijkere zaken, dus tuffen we naar Den Dungen. Daar vindt een herhaling van zetten plaats. De afspraken kloppen, maar ook hier wachten we tevergeefs, ons koesterend in de zon.
Gestel: jawel, we zijn meer dan welkom. Enthousiast begint ons orkest bij binnenkomst te spelen. Iets té enthousiast, want in een zaal wat naar achteren is de eigen hofkapel nog niet uitgeblazen. De wrevel bij de localo's ontgaat de meeste Oeteldonkse gasten.
Van al dat bier moet ik plassen. Ik sta net in de aanslag als twee andere heren zich links en rechts van mij kletterend opstellen. Over mijn hoofd heen vraagt de een aan de ander welke band ineens zo de muziek van de autochtonen verstoorde. Het antwoord is kort: 'Bosschenaren'.
Geloof me, in dit woord klonk jaren opgespaarde afschuw van ons stadsen door. En daar sta ik dan, met een verkeerde carnavalsdas om ook nog ook nog. Ik herinner me dat mijn oud-oudoom Wout hier in de binnenlanden ooit tijdens een kermis doodgeslagen is met een klomp. Kennelijk had hij het verkeerde dorp bezocht. Stilletjes maak ik mijn klusje af, was mijn handen in onschuld en ga terug.
Even laters staan de twee co-zeikerds aan de bar. Ik ga naar ze toe en refereer aan hun gesprek van zojuist. Zij zien direct dat ik 'zonnen Bosschenaar' ben. Ik ruik hun weerzin: wordt het benzen? Wacht mij of ons het lot van Wout zaliger? Dan breng ik mijn geheime wapen in stelling. 'Mijn voorvaderen komen hier vandaan', zeg ik en ik stel mij voor. Gelijk blijkt dat ik met zo’n achternaam bekant van iedereen hier familie moet zijn. Zoveel bier later stap ik welgemoed weer de bus in. Weliswaar heb ik in Oeteldonk het aards paradijs gemist, maar gelukkig is niemand van ons langs 'natuurlijke' weg in de richting gestuurd van die eeuwige belofte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten