woensdag 15 februari 2012

Gevaarlijk leven

In mijn jeugd weet ik veel gevaren te trotseren. Op dat moment heb ik dat niet in de gaten. Bovendien vergaat het al mijn klasgenoten zo, dus waarom zou mijn leven dan zoveel anders zijn. Op mijn achtste heb ik al een harde leerschool achter de rug. Het begint als ik vier ben en naar de kleuterschool moet. De ‘Montessori’, met soeur Aloysia aan het hoofd . Dat mens is streng, maar dit is nog niet het ergste. Als mijn ma me voor de eerste dag naar school heeft gebracht, zegt ze: ‘Nouw kunde gij 't veurtaan wel eiges veinde’. En de twee jaren daarna loop ik twee keer per dag zonder moeder of vader op en neer tussen school en thuis. Geen mama die mee de klas in gaat of om twaalf uur aan de poort staat. ‘Ge wit de weg’, en die weet ik.

Verder is het bij ons thuis een ongeorganiseerde bende. Als ik wil, kan ik in alle keukenkastjes om daar de wasbenzine op te drinken, dan wel de lodaline of het chloorwater. De doppen kan ik er zomaar afschroeven. En als een van die groten mij van thuis op de fiets meeneemt, zetten ze me in zo’n zitje dat met twee haakjes aan het stuur hangt. Zonder windscherm als het waait en ik moet me niet te veel bewegen, anders glijd ik tussen de spijlen door op het asfalt. Later moet ik op de bagagedrager: nog een geluk dat mijn tenen nooit tussen de spaken raken.

Ook sturen ze me alleen naar ‘het Vrouwke’. Eigenlijk heet ze De Gier. Zij en haar man hebben een drankwinkel in de Van Noremborghstraat. Daar moet ik dan om net iets 'veur zesse' naar toe. Met een tientje in mijn hand ren ik van de Aarsthertogenlaan naar die mevrouw voor een fles Clarijn. Want als mijn pa straks thuis komt, drinkt ie eerst een borreltje ‘om de eetlust op te wekken’. Soms is de voorraad kleiner dan mijn moeder in de gaten heeft en mag ik de boel opknappen. ‘Nimt ok ’n fleske  avvekaot mee’, roept ze me wel eens na. Dan weet ik dat de tantes komen. En haar moeder. Die heeft nog maar een tand in d’r mond en ‘avvekaot’ lepelt makkelijk weg. Als het donker is, moet ik heel dat end in mijn eentje terug met al die drank en dat wisselgeld. ‘Je reinste survival’, denk ik jaren later.

Een van de grootste gevaren is de straatfotograaf. Die schuimt geregeld de buurt af en zet je op de foto. Meestal lukt het me daaraan te ontsnappen. Dat lukt niet altijd en voor je het weet hebben ze dan thuis zo’n portretje gekocht. Ze proberen je vooral te vangen wanneer je met een groot mens over straat gaat. Kunnen ze meteen boter bij de vis krijgen. Een keer vraagt mijn ma of ik maar wil lachen naar zo’n fotomeneer. Op dat moment ben ik met haar op weg naar de groetenboer. Zij te voet, ik met de rolschaatsen die ik in die tijd dag en nacht aan mijn voeten heb. Daar kan ik ook probleemloos mee trappen lopen. Wegrennen dus niet. En die foto heb ik nog, als trofee, meegenomen uit een risicovolle jeugd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten