zaterdag 18 februari 2012

Oeteldonk (25); Darwin en carnaval

Over carnaval wordt de grootste onzin verteld. Laat ik daarom duidelijk zijn: 1) het bestaat al 2,5 miljoen jaar, 2) iedereen bezit de natuurlijke neiging dit feest te vieren, 3) Oeteldonk is met de trein gemakkelijk bereikbaar vanuit heel Nederland.

Stelling één, de meest eenvoudige. Wanneer de mens begint weg te evolueren van zijn broeders en zusters aap, verruilt hij de bekende boomtop voor een nederig bestaan op de begane grond. En daarmee veroordeelt hij zich tot een kommervol bestaan. In den beginne weet hij nog niet wat hij kan eten en wie zijn vijanden zijn. Kansen en bedreigingen zijn nog onbestemd . Zoveel sterfgevallen en ongelukken later is duidelijk dat de leeuw jou vreet en jij het konijn. Sommige bessen en noten betekenen de dood, andere vruchten het leven. Het lichaam en het brein stellen zich in op het overleven in een ‘leven vol gevaar’, om Anneke Grönloh maar eens te citeren. Het ene seizoen dus brandend zand en in het volgende bevriest je kont. Kijk, en wanneer juist dat laatste dreigt te gebeuren, ziet de mens verlangend uit naar de terugkeer van de zon en de warmte.

Als die zon inderdaad terugkeert en het leven weer kans en glans kan krijgen, worden alle onderlinge vijandigheden voor drie dagen stil gelegd en feest gevierd. Primitief uiteraard, want zo zijn de tijden dan nog: met noten, erwten, geroosterd vlees, gedroogde vis en een brouwsel van spelt dat een tijdje heeft staan gisten. Ook op dit eenvoudige en blijde ritueel stellen lichaam en geest zich in. Het wordt zoals zoveel zaken in die oertijd van de mens deel van het dna.

Heel veel later wordt het voorjaarsfeest door bijvoorbeeld de RK Kerk als heidens betiteld en van een religieus tintje voorzien. Het krijgt de naam ‘carnaval’. Hiermee raakt het zicht op oorsprong en functie zoek. Nu weet u dus dat carnaval in feite de terugkeer van de vitaliteit betekent. Een ode aan de drang om het leven als een kostbaar bezit te beschouwen.

En dan de tweede stelling. Sinds Darwin is bekend dat door het streven om te overleven, de mens het als soort heeft weten te redden. Daarop, plus op de neiging om dat leven te vieren, is ons brein ingesteld. Aangezien we echt nog met het dna van vroeger rondlopen, zit carnaval werkelijk in ieders genen. Juist rond deze tijd van het jaar geeft ons erfelijke materiaal feestprikkels af. Om welke reden dan ook worden die door niet iedereen (h)erkend of geaccepteerd. Soms omdat er een kras op het dna zit, soms vanwege een zelfbedacht verhaal. In beide gevallen ‘jammer’: in evolutionair opzicht is er spake van ‘deviante beheptheid’. De hersenonderzoekers krijgen die term van mij cadeau.

Voor stelling drie verwijs ik naar het spoorboekje van de NS. Het vriest niet, dus de treinen rijden.

'En hoe belangrijk is dit overmorgen?´ Wie niet ´deviant behept´ is, kent het antwoord voor de rest van zijn of haar leven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten