donderdag 16 februari 2012

Rembrandtstraat

De Rembrandtstraat is groot. Wij wonen in het tweede huis op nummer 36. Naast ons zit de familie Gevers. Daar breng ik de buitenste blaadjes naartoe van onze kroppen sla. Mijn moeder vindt die niet goed genoeg om zelf op te eten, dus gaan ze naar de vogeltjes. Die vliegen bij onze buren in een kooi zo groot als de zolder. Soms ga ik mee naar boven om de beestjes van onze sla te laten eten. Als hij bij zijn kanaries is, heeft meneer Gevers heeft altijd een stofjas aan. Die is camelkleurig en dat vind ik een mooi woord. Bij ons op zolder slapen drie van mijn zusjes.

Aan de andere kant van de straat – bijna helemaal aan het eind – is het huis van mijn tante Nelly en ome Piet. Ze hebben drie kinderen. Ook oma en opa wonen daar. Ik loop er vaak naar toe en zondags gaan wij op visite. Ome Piet maakt koekjes bij de Verkade en er is altijd ‘breuk’ in huis. Die zijn met jam. Ik vind ze lekker en als je een paar stukken op hebt, lust je niks meer te eten. De toffees zijn nog lekkerder. Mijn neef Harry zit al al op de grote school. Ik nog niet en mijn tante noemt mij ‘de kleinen Harry’. ‘Harries zijn goej’, zegt ze altijd.

De straat is best nieuw. De stoep aan onze kant is breder dan die aan de overzijde. Zaterdags zet Driek de groenteboer paard en wagen naast die stoep. Hij komt bijna altijd op het uur dat ik net uit de kleuterschool kom. Met Leo en soms ook met Frankie sta ik dan te kijken hoe dat paard juist bij ons gaat staan plassen. Je kunt aan zijn piemel zien wanneer hij gaat beginnen. Het is net een slang waar een lange straal pis uitkomt. Er staat ook schuim op en het ruikt. Even later komt een bakkerswagen Egberts met twee paarden ervoor. Die komt brood brengen een eindje verderop. Wij hebben twee bakkers, allebei met een bakfiets.

Op die stoep kun je lekker met de trapkar sjezen. Ik heb een jeep zoals de soldaten. Met mijn voeten moet ik heel snel de beugels naar voor en achter brengen. De tenen hou ik recht vooruit, anders blijven ze haken, slaan ze dubbel en breek ik mijn voeten. Steppen vind ik eigenlijk nog leuker. Ik kan ook helemaal rond door drie andere straten en dan kom ik toch weer uit bij ons. Het is mooi weer vandaag, ik ga nog even op de step. Daarna moeten we eten. Als dat op is, zetten mijn zussen de radio aan voor de dutswingkollitsband. Die speelt heel mooi en als vader dan om 14.00 uur van zijn werk komt, roept ie altijd: ‘Die muziek hoort in het oerwoud’. Van moeder krijgt hij dan een borreltje, zijn warm eten en de krant.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten