Deze tekst stond op 24 juni in de Bossche Omroep als column in de rubriek 'Onder de Boschboom'.
Den Bosch
is de stad van Jheronimus Bosch. Om diens originele werk te aanschouwen, moet
je buiten onze gemeente zijn. Bijvoorbeeld in Madrid. Als je in die plaats vol
bewondering staat te kijken naar de ‘Tuin der lusten’, is niet de eerste vraag die
bij je opkomt: ‘Langs welke weg is dat schilderij hier verzeild geraakt?’
Spanje
‘hangt vol’ met werken van Bosch’ tijdgenoten. Vaak staat bij de naam van de
maker de aanduiding ‘flamenco primitivo’. Van onze pakketpostdiensten die
binnen twee dagen het handwerk van zo’n ‘Vlaamse primitief’ aan huis kunnen bezorgen,
was toen geen sprake. De bulk aan kunst en gebruiksvoorwerpen kwam per schip,
per zeilschip.
De haven
van het Brabantse Antwerpen was – zeker tot 1585 – vaak het beginpunt van de
reis. Daar lagen de vaartuigen die er eerder vol goederen vanuit de Golf van
Biskaje aangekomen waren. Als (bijvoorbeeld) de wol gelost was, namen de boten spullen
uit onze streken als retourlading mee terug. Uit vrachtbrieven uit die tijd
weten we bijvoorbeeld welke Bosschenaren de bekende Bossche messen, de balduques,
exporteerden. Goed ingepakte kunstvoorwerpen stonden ook op de lijsten.
Bij
voorkeur werd gevaren in het rustige seizoen. Najaars- en winterstormen kon je
beter vermijden. En om kapers of ander kwaadwillend volk op een afstand te
houden, voeren de kapiteins ook wel in versterkt konvooi.
Toch kon
het enorm mis gaan. Zo zag Mencia de Mendoza, vrouwe van Breda en weduwe van
Hendrik III van Nassau-Breda, in 1538 bij haar terugkeer naar Spanje een deel
van de door het echtpaar verzamelde kunstschatten onderweg verloren gaan op
zee. ‘De tuin’ had ze gelukkig niet meegenomen.
Toen
Filips II – naar goed gebruik in die tijd – in 1567/1568 beslag legde op de
goederen van Willem van Oranje, waaronder dus ‘De tuin’, liet hij per brief
weten, wat hij wilde hebben uit het Brusselse paleis van de opstandige edele. Met
name over de boeken uit Oranjes bibliotheek bestaat de nodige correspondentie. Daarin
valt ook te lezen dat de door de vorst gewenste exemplaren veilig op het
schiereiland arriveerden. Vanuit de havens in Noord-Spanje werden ze in karren
en op lastdieren naar de koninklijke collectie gebracht.
Over de
route of de aankomst van de ‘Tuin der Lusten’ geen woord.
Die
stilte geeft ruimte aan mogelijke vervoersscenario’s. Over de weg lijkt niet
aannemelijk: te lang en (politiek) te gevaarlijk. Dan over zee? Lees daarover
meer in Bossche Kringen 6 (2015), pag. 62-67. Deze bijdrage van de Antwerpse
Lieve Bedeer en ondergetekende i.s.m. de Toledaan Juan Vicente Elices valt ook via
het internet op te vragen.
Wie deze
zomer voor een schilderij van een Vlaamse meester staat in Spanje, Portugal,
Groot-Brittanniƫ of elders, mag achter de aanwezigheid daarvan een soms
avontuurlijke reis vermoeden.