Het Bossche Broek is vanaf ons huis een ‘boogscheut’ weg. Om er te komen, moesten we lang een omweg maken vanwege de Dommel. Sinds er bij de Vughterbrug een handveer ligt – De Moerasdraak – voert dat vehikel ons rechtstreeks naar de ‘tuin van Den Bosch’.
Zo ook op maandagmiddag 28 november. De zon schijnt, er staat nauwelijks wind en op ‘het warmst van d’n dag’ (9°C) draai ik mezelf naar de andere kant van de rivier. Ik volg een hobbelige steenweggetje en sla dan rechtsaf een zandpad in. Eerder trof ik daar twee zwerfkeien aan, elk met een ingehakte poëtische tekst. Geen idee wie daarvoor gezorgd had.
Een halfuur later heb ik het verste punt bereikt: de PTT-plas. Daar ga ik de dijk op, richting beginpunt. Die PTT-plas lijkt op een groot wiel, achtergebleven na een doorbraak van de Dommel. In werkelijkheid is het water ontstaan door zandwinning. De naam herinnert aan de tijd waarin de plas gepacht werd door de hengelsportvereniging van de PTT. Een soortement secundaire arbeidsvoorwaarde voor de ambtenaren van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie. Dat icoon bestaat niet meer en het vissen lijkt me ook tot stilstand gekomen.
Aan de Vughterzijde van de PTT-plas blijkt inmiddels een derde zwerfkei te liggen. Ik lees dat het gedicht over het beleg van Den Bosch in 1629 geschreven is door Albert Hagenaars. Ik pak mijn iPhone, maak wat foto’s en heb in een mum van tijd des poëets naam gegoogeld. Thuis maar verder lezen.
Op de dijk langs de Dommel heb de zon in de rug. Het is aangenaam warm. Halverwege loopt een struinpad naar rechts. Inene liggen daar ook al twee beletterde keien. Gekker moet het niet worden. Welke reïncarnatie van Klein Duimpje strooit toch met die dingen? Of is het toch de Goedheiligman? Eén van die stenen heeft de vorm van een hart. Ik lees: ‘hoeven en billen kussen de krokusjes/in de voortuin van Den Bosch/grazen reeën/schichtig, snel en wendbaar/net als de hazen en wij tweeën/vinden ze elkaar’. Bedenk zelf maar waar leestekens zouden kunnen staan.
Een stukje verder zet ik mezelf weer over. Zijn alle gedichten van één en dezelfde auteur? Na enig gegoogel begrijp ik dat de stenen onderdeel zijn van het project ‘Poosplaatsen langs de Dommel’. Initiatiefneemster is Pien Storm van Leeuwen, die al meer van dit soort activiteiten op haar naam heeft staan. Zij heeft een reeks dichters gevraagd een bijdrage te leveren. Dat moet meer dan vijf keien opleveren. Uiteindelijk begrijp ik dat het er twaalf zijn of moeten worden. Toch eens op zoek gaan naar de rest van de verzameling gedichten.
Over dit kunstproject: http://www.sint-michielsgestel.nl/single-evenementnieuws/artikel/13377/59/?cHash=90a7d7fc986b18f7c648ea45ec01097d
maandag 28 november 2011
Bolduque (16); tunnelvisie
Op zondag 27 november ga ik met een groep studentes in Den Bosch op pad. Ze verblijven tijdelijk in Nijmegen en komen allemaal uit Spanje. Deze samenstelling maakt het verhaal direct een hoop gemakkelijker. Ooit behoorden onze landen tot hetzelfde wereldrijk.
In de aanwezigheid van Latijnen vind ik een zekere bescheidenheid van mijn zijde op zijn plaats. Den Bosch heeft tot op heden niet echt een Romeins verleden, de resten van de Gallo-Romeinse tempel van Empel ten spijt. Op het Iberisch schiereiland lijkt het ontbreken van de Romeinse aanwezigheid eerder een uitzondering. Madrid, de stad waaraan de Romeinen voorbij gingen, lijdt daar vreselijk onder. De dames komen uit Santiago de Compostela en Sevilla en blijken goed bekend met hun erfgoed. Bovendien hebben ze Nijmegen als Romeinse stad al ontdekt.
Terwijl we beginnen met een koffie, plaats ik bij mijn inleidend praatje het ontstaan van Den Bosch in een periode dat in het zuiden de Reconquista van Spanje op de Mohammedanen in volle gang was. De voorouders van mijn gehoor waren in het geschiedenisboek al een heel eind op scheut toen wij nog pas de kaft opsloegen. Dat werkt gelijk relativerend op mij: onze stad is al lang niet meer 'de navel van Europa'. Of 'mooier dan Parijs', zoals in een 'roemrijk' lied gezongen wordt.
Parallel gaan onze lijnen lopen wanneer Filips de Schone in 1504 bij Jeroen Bosch een schilderij bestelt. Hij is toch in de stad en de aanbetaling is zo geregeld. De ‘knappe prins’ zal het nog ver schoppen. Hij wordt de eerste Habsburger op de Spaanse troon. En tot 1629 is aan onze kant van de grens de hertog van Brabant een telg uit de familie der Spaanse Habsburgers. En passant vertel ik over de aanwezigheid van de Bossche beeldhouwer Roque de Balduque in Sevilla. Zijn werk is nog steeds in die stad en omgeving te bewonderen. Zo was hij jaren de leider bij de vervaardiging van het Retablo Mayor in de kathedraal van Sevilla. Kijk, en zo is de band met Den Bosch of Bolduque weer mooi gelegd, denk ik.
Is het mogelijk je eigen stad te bekijken alsof je daar voor het eerst komt? Lastig, lijkt me. Ook vandaag, wanneer ik opnieuw met buitenlanders door het oude centrum sjouw. Af en toe lukt het me om afstand te nemen van wat ik in mijn tunnelvisie als waarheid meen te kennen.
We doen de route: oude haven, Uilenburg, St.-Cathrien, stadsmuur, Bastionder, Parade, St.-Jan, Hinthamerstraat, Markt en die meiden worden kampioen fotografie. Alles is aanleiding voor een opname. Hun Nederlandse (studie)begeleider en ondergetekende moeten vaak ‘mee op de foto’. Mijn mond staat 's avonds nog scheef van het lachen. Het in mijn ogen meest opmerkelijke plaatje schieten ze bij een voormalig bushokje aan de Zuidwal. Waar ik aan voorbijloop, blijkt in hun ogen bijzonder.
Bij de St.-Jan landt mijn verhaal over Jeroen Bosch prima. De dames kennen hun klassieken. Aan de Markt verwijs ik ze naar de twee bekende adressen van de meester. Nog een laatste foto bij het standbeeld van El Bosco en dan verdwijnen hun docent en ik in de kroeg voor een aantal glazen Westmalle Dubbel. Het is 16.15 uur en koopzondag; de studentes gaan vrolijk richting etalages.
Over Roque de Balduque: http://bolduque.blogspot.com/2011/07/bolduque-15-roque-de-bolduque.html
In de aanwezigheid van Latijnen vind ik een zekere bescheidenheid van mijn zijde op zijn plaats. Den Bosch heeft tot op heden niet echt een Romeins verleden, de resten van de Gallo-Romeinse tempel van Empel ten spijt. Op het Iberisch schiereiland lijkt het ontbreken van de Romeinse aanwezigheid eerder een uitzondering. Madrid, de stad waaraan de Romeinen voorbij gingen, lijdt daar vreselijk onder. De dames komen uit Santiago de Compostela en Sevilla en blijken goed bekend met hun erfgoed. Bovendien hebben ze Nijmegen als Romeinse stad al ontdekt.
Terwijl we beginnen met een koffie, plaats ik bij mijn inleidend praatje het ontstaan van Den Bosch in een periode dat in het zuiden de Reconquista van Spanje op de Mohammedanen in volle gang was. De voorouders van mijn gehoor waren in het geschiedenisboek al een heel eind op scheut toen wij nog pas de kaft opsloegen. Dat werkt gelijk relativerend op mij: onze stad is al lang niet meer 'de navel van Europa'. Of 'mooier dan Parijs', zoals in een 'roemrijk' lied gezongen wordt.
Parallel gaan onze lijnen lopen wanneer Filips de Schone in 1504 bij Jeroen Bosch een schilderij bestelt. Hij is toch in de stad en de aanbetaling is zo geregeld. De ‘knappe prins’ zal het nog ver schoppen. Hij wordt de eerste Habsburger op de Spaanse troon. En tot 1629 is aan onze kant van de grens de hertog van Brabant een telg uit de familie der Spaanse Habsburgers. En passant vertel ik over de aanwezigheid van de Bossche beeldhouwer Roque de Balduque in Sevilla. Zijn werk is nog steeds in die stad en omgeving te bewonderen. Zo was hij jaren de leider bij de vervaardiging van het Retablo Mayor in de kathedraal van Sevilla. Kijk, en zo is de band met Den Bosch of Bolduque weer mooi gelegd, denk ik.
Is het mogelijk je eigen stad te bekijken alsof je daar voor het eerst komt? Lastig, lijkt me. Ook vandaag, wanneer ik opnieuw met buitenlanders door het oude centrum sjouw. Af en toe lukt het me om afstand te nemen van wat ik in mijn tunnelvisie als waarheid meen te kennen.
We doen de route: oude haven, Uilenburg, St.-Cathrien, stadsmuur, Bastionder, Parade, St.-Jan, Hinthamerstraat, Markt en die meiden worden kampioen fotografie. Alles is aanleiding voor een opname. Hun Nederlandse (studie)begeleider en ondergetekende moeten vaak ‘mee op de foto’. Mijn mond staat 's avonds nog scheef van het lachen. Het in mijn ogen meest opmerkelijke plaatje schieten ze bij een voormalig bushokje aan de Zuidwal. Waar ik aan voorbijloop, blijkt in hun ogen bijzonder.
Bij de St.-Jan landt mijn verhaal over Jeroen Bosch prima. De dames kennen hun klassieken. Aan de Markt verwijs ik ze naar de twee bekende adressen van de meester. Nog een laatste foto bij het standbeeld van El Bosco en dan verdwijnen hun docent en ik in de kroeg voor een aantal glazen Westmalle Dubbel. Het is 16.15 uur en koopzondag; de studentes gaan vrolijk richting etalages.
Over Roque de Balduque: http://bolduque.blogspot.com/2011/07/bolduque-15-roque-de-bolduque.html
vrijdag 25 november 2011
Antwerpen (5); 'Mas' MAS
Vorige maand kregen we ons programma in de Sinjorenstad niet af. Dus dan maar terug naar Antwerpen voor (nog) een bezoek aan het MAS. 'Mas' MAS, dus, d.w.z. dat we nu eindelijk zouden toekomen aan wat daar tentoongesteld staat. En dat is heel wat; tenslotte is in het nieuwe cultuurpaleis een aantal lang bestaande musea opgegaan.
De vaste collectie neemt de grootste plaats in. De exponaten zijn thematisch gegroepeerd rond Macht, Antwerpen, Leven & Dood. Tijdens de rondgang prijs ik de teksten die ik in de vijf zalen lees. De maker(s) is (zijn) erin geslaagd om zowel zoveel eeuwen als dito details te comprimeren tot verhelderende en gemakkelijk te lezen verhaaltjes.
Alles vind ik boeiend. Hoewel me goed bekend, ben ik het meest geïnteresseerd in Antwerpen als 'Wereldstad'. Met name haar geschiedenis in de 16de en 17de eeuw krijgt mijn speciale aandacht. Verrassend vind ik op de achtste etage het materiaal over de sjamanen. En de film over een bijbehorende religieuze dans, opgenomen in het regenwoud van Brazilië. De in bruikleen aanwezige collectie Precolumbiaanse artefacten van Paul en Dora Janssen-Arts maakt zichtbaar indruk op de bezoekers.
De tijdelijke expo blijkt de moeite waard. Centraal staat 'het beeld' in de loop der eeuwen. 'Beeld' in de zin van 'verbeelding'. Van middeleeuwen, Vlaamse primitieven, Rubens en consorten tot hedendaagse kunst. Uiteraard met Antwerpen daarbij als middelpunt van de wereld.
Bijna drie uur museale lucht maakt dorstig. Dus pakken we een pint in de buurt van het stadhuis bij Den Engel. Op weg naar de auto eten we in de Kloosterstraat bij El toro loco. Te gek en te veel: de'mas'iado, dus. En een uur later zijn we weer thuis.
De vaste collectie neemt de grootste plaats in. De exponaten zijn thematisch gegroepeerd rond Macht, Antwerpen, Leven & Dood. Tijdens de rondgang prijs ik de teksten die ik in de vijf zalen lees. De maker(s) is (zijn) erin geslaagd om zowel zoveel eeuwen als dito details te comprimeren tot verhelderende en gemakkelijk te lezen verhaaltjes.
Alles vind ik boeiend. Hoewel me goed bekend, ben ik het meest geïnteresseerd in Antwerpen als 'Wereldstad'. Met name haar geschiedenis in de 16de en 17de eeuw krijgt mijn speciale aandacht. Verrassend vind ik op de achtste etage het materiaal over de sjamanen. En de film over een bijbehorende religieuze dans, opgenomen in het regenwoud van Brazilië. De in bruikleen aanwezige collectie Precolumbiaanse artefacten van Paul en Dora Janssen-Arts maakt zichtbaar indruk op de bezoekers.
De tijdelijke expo blijkt de moeite waard. Centraal staat 'het beeld' in de loop der eeuwen. 'Beeld' in de zin van 'verbeelding'. Van middeleeuwen, Vlaamse primitieven, Rubens en consorten tot hedendaagse kunst. Uiteraard met Antwerpen daarbij als middelpunt van de wereld.
Bijna drie uur museale lucht maakt dorstig. Dus pakken we een pint in de buurt van het stadhuis bij Den Engel. Op weg naar de auto eten we in de Kloosterstraat bij El toro loco. Te gek en te veel: de'mas'iado, dus. En een uur later zijn we weer thuis.
maandag 21 november 2011
Bossche taal (10); 'Onder ons gezegd in Brabant'
'Onder ons gezegd in Brabant' is een boek. Oud, uit 1993 en ook weer nieuw vanwege het verschijnen van een zogenoemde 'verbeterde en vermeerderde herdruk'. De presentatie daarvan vindt plaats op woensdag 23 november 2011 in Den Dungen. Het is een kloeke uitgave geworden van 447 pagina (een toename van 151 stuks), volgeschreven door 138 Brabantse auteurs van toen en nu met hun eigen top-tien van dialectwoorden.
Dat persoonlijke lijstje is op verzoek van de redacteuren in maximaal 900 woorden toegelicht. De ene keer in een verhaal, de andere keer 'zoals in een woordenboek'. De hele provincie komt aan bod, waarbij Tilburg met acht bijdragen de kroon spant. Het schrijven en optreden in het dialect kent in deze stad een grote traditie.
Er is ook een Bossche bijdrage. Hiervoor tekenen (de onlangs overleden) Lex Reelick, Nik de Vries en ondergetekende. De keuzes van Lex en Nik hebben één woord gemeen. Dat wil zeggen: 'zo goed als'. Dat staat ook nog eens bij alletwee op de bovenste plaats. Bij Lex is dat 'juske', dat hij omschrijft als 'liefkozend woord voor jongetje' en Nik kiest voor 'jungske'. Voor de 'verdere rest' hebben de drie Bosschenaren geen overeenkomstige keuzes gemaakt.
Zelf heb ik 'uwes' in mijn persoonlijke lijstje op één gezet. Vroeger moet deze beleefdheidsvorm een groter gebruiksgebied gekend hebben. Nu is het nog aanwezig in het reservaat van de Bossche stadstaal. 'Uwes' wordt als oude tweede naamval curieus genoeg gebruikt in de nominatief, genitief, datief en accusatief. 'Uwes lopt', 'Uwes huis', 'Ik doej dè veur uwes', Ik heur uwes praote' (u loopt, uw huis, ik doe dat voor u, ik hoor u praten).
As uwes nog meer wilt wete, nouw, dan kopte dè boek toch eiges!
'Onder ons gezegd in Brabant', redactie Cor Swanenberg en Michel de Koning, Uitgeverij Van de Berg, €29,95. Geïllustreerd.
Dat persoonlijke lijstje is op verzoek van de redacteuren in maximaal 900 woorden toegelicht. De ene keer in een verhaal, de andere keer 'zoals in een woordenboek'. De hele provincie komt aan bod, waarbij Tilburg met acht bijdragen de kroon spant. Het schrijven en optreden in het dialect kent in deze stad een grote traditie.
Er is ook een Bossche bijdrage. Hiervoor tekenen (de onlangs overleden) Lex Reelick, Nik de Vries en ondergetekende. De keuzes van Lex en Nik hebben één woord gemeen. Dat wil zeggen: 'zo goed als'. Dat staat ook nog eens bij alletwee op de bovenste plaats. Bij Lex is dat 'juske', dat hij omschrijft als 'liefkozend woord voor jongetje' en Nik kiest voor 'jungske'. Voor de 'verdere rest' hebben de drie Bosschenaren geen overeenkomstige keuzes gemaakt.
Zelf heb ik 'uwes' in mijn persoonlijke lijstje op één gezet. Vroeger moet deze beleefdheidsvorm een groter gebruiksgebied gekend hebben. Nu is het nog aanwezig in het reservaat van de Bossche stadstaal. 'Uwes' wordt als oude tweede naamval curieus genoeg gebruikt in de nominatief, genitief, datief en accusatief. 'Uwes lopt', 'Uwes huis', 'Ik doej dè veur uwes', Ik heur uwes praote' (u loopt, uw huis, ik doe dat voor u, ik hoor u praten).
As uwes nog meer wilt wete, nouw, dan kopte dè boek toch eiges!
'Onder ons gezegd in Brabant', redactie Cor Swanenberg en Michel de Koning, Uitgeverij Van de Berg, €29,95. Geïllustreerd.
zondag 20 november 2011
Oeteldonk (16); presentatie ‘Zô mooi!’
Een dag van uitersten. Na een Spaanstalige eredienst (plus lunch) ga ik 's middags naar de presentatie van een Oeteldonks boekje. Overigens is Oeteldonk voor een aantal Bosschenaren ook uitgegroeid tot een soortement religie, met het zogenoemde Protocol als een Erzatsbijbel.
De schrijfster van het 'buukske' heet Monique Gloudemans. 'De die' is mondfiat en ze kan ook nog schrijven als de beste 'ok nog ok nog'. Kleine pareltjes, behapbare poëzie. Oeteldonkers herkennen de onderwerpen, personen, voorvallen en vooral de 'emotie'. Al jaren geldt hier het adagium: 'Carnaval is emosie'.
'Zô mooi!' is als titel van haar tweede 'Oeteldonks Gedichtebuukske' ontleend aan de gelijknamige 16-regelige ode aan carnaval. ‘Ze zijn zô mooi, die rôôd-wit-gele daoge,’ waarmee ze de lezer direct duidelijk maakt wat haar passie is. De loftrompet over dit feest klinkt regelmatig deze middag. Bijvoorbeeld wanneer Dymphy van der Velden-Jansen en Danny van Nimwegen voorlezen uit de 50 gedichten van Monique. Of wanneer 'De Peer' er verbaal het zijne aan toevoegt. En niet te vergeten Leo van Gerwen, de opperspreelstalmeester. Uiteraard heeft Monique zelf ook wat te zeggen.
Ze declameert. In De Stallen luistert het publiek geboeid. Vervolgens overhandigt ze het eerste exemplaar (in tweevoud) aan Theo van de Zandt, de journalist die er steeds weer in slaagt om Oeteldonk positief te beschrijven.
Afgelopen voorjaar en zomer heb ik de oogst van Monique inspanning op het Bosch mogen bezien. Een waar genoegen. Met veel voorpret heb ik de teksten soms hardop gescandeerd om het gebruik van onze stadstaal 'te pruve'. Monique observeert scherp en gaat een kritische blik op haar liefde voor het feest der feesten niet uit de weg. Mijn favoriete gedicht wordt gevormd door 12 regels bij de titel ‘Ochèrrem’. Over een mènneke van 11 waarvan de ouders zo graag hebben dat hij Jeugdprins wordt. Dat zal ie vast ‘keileuk’ vinden. Het venijn zit ‘m in de staart: ‘Mar ja, papa die filmt en mama die jankt: ‘nne carnaval om nooit te vergete, nouw ge wordt bedankt.’
Monique, bedankt jong.
Zie ook: http://bolduque.blogspot.com/2011/11/oeteldonk-15-zo-mooi.html
De schrijfster van het 'buukske' heet Monique Gloudemans. 'De die' is mondfiat en ze kan ook nog schrijven als de beste 'ok nog ok nog'. Kleine pareltjes, behapbare poëzie. Oeteldonkers herkennen de onderwerpen, personen, voorvallen en vooral de 'emotie'. Al jaren geldt hier het adagium: 'Carnaval is emosie'.
'Zô mooi!' is als titel van haar tweede 'Oeteldonks Gedichtebuukske' ontleend aan de gelijknamige 16-regelige ode aan carnaval. ‘Ze zijn zô mooi, die rôôd-wit-gele daoge,’ waarmee ze de lezer direct duidelijk maakt wat haar passie is. De loftrompet over dit feest klinkt regelmatig deze middag. Bijvoorbeeld wanneer Dymphy van der Velden-Jansen en Danny van Nimwegen voorlezen uit de 50 gedichten van Monique. Of wanneer 'De Peer' er verbaal het zijne aan toevoegt. En niet te vergeten Leo van Gerwen, de opperspreelstalmeester. Uiteraard heeft Monique zelf ook wat te zeggen.
Ze declameert. In De Stallen luistert het publiek geboeid. Vervolgens overhandigt ze het eerste exemplaar (in tweevoud) aan Theo van de Zandt, de journalist die er steeds weer in slaagt om Oeteldonk positief te beschrijven.
Afgelopen voorjaar en zomer heb ik de oogst van Monique inspanning op het Bosch mogen bezien. Een waar genoegen. Met veel voorpret heb ik de teksten soms hardop gescandeerd om het gebruik van onze stadstaal 'te pruve'. Monique observeert scherp en gaat een kritische blik op haar liefde voor het feest der feesten niet uit de weg. Mijn favoriete gedicht wordt gevormd door 12 regels bij de titel ‘Ochèrrem’. Over een mènneke van 11 waarvan de ouders zo graag hebben dat hij Jeugdprins wordt. Dat zal ie vast ‘keileuk’ vinden. Het venijn zit ‘m in de staart: ‘Mar ja, papa die filmt en mama die jankt: ‘nne carnaval om nooit te vergete, nouw ge wordt bedankt.’
Monique, bedankt jong.
Zie ook: http://bolduque.blogspot.com/2011/11/oeteldonk-15-zo-mooi.html
Amor laetificat cor
Een drukke zondag. Om 11.00 uur naar het Bossche klooster Mariënburg. Daar wordt de mis opgedragen in het Spaans. Mijn vrouw en ik zijn uitgenodigd om deze maandelijkse dienst bij te wonen.
De aanwezigen komen uit diverse landen die 'Spaanstalig' zijn. Een wat versluierende term, want zeker in de 'Americas' is naast de officiële lingua franca Spaans ook een behoorlijk aantal 'inheemse' talen in gebruik. De celebrant heeft een groot deel van zijn leven gewerkt in Guatemala.
De eredienst volgt de internationale rite. De aanwezigheid van een versgebakken brood en een fles wijn bij de offerande vormt in mijn ogen een latijns accent. Op gewijde momenten wordt geknield. De sfeer is erg ontspannen en bij de de vredeswens schudden de aanwezigen elkaar de hand of gaan even met elkaar in de accolade. Iemand maakt de opmerking dat deze gang van zaken in de ogen van de huidige lijn binnen het bisdom wel eens als erg 'San Salvatoriaans' beschouwd zou kunnen worden. Wie weet. Overigens woont in hetzelfde klooster Jan Bluyssen, opvolger van bisschop Bekkers en tevens verlicht kerkvader. De muziek bij de liederen komt van een cd.
Daarna is er tijd om bij te kletsen. Het is vandaag de feestdag van Christus Koning, aanleiding om gezamenlijk te eten. De bezoekers hebben voor een feestelijk maal gezorgd. Met drank, uiteraard. Alles bij elkaar opgeteld, beleef ik het als een echte viering, ook na mijn afscheid van de kerk. Het gaat - en de pastor zei het al - om de liefde tussen de mensen. 'Amor laetificat cor', de liefde verblijdt het hart.
De aanwezigen komen uit diverse landen die 'Spaanstalig' zijn. Een wat versluierende term, want zeker in de 'Americas' is naast de officiële lingua franca Spaans ook een behoorlijk aantal 'inheemse' talen in gebruik. De celebrant heeft een groot deel van zijn leven gewerkt in Guatemala.
De eredienst volgt de internationale rite. De aanwezigheid van een versgebakken brood en een fles wijn bij de offerande vormt in mijn ogen een latijns accent. Op gewijde momenten wordt geknield. De sfeer is erg ontspannen en bij de de vredeswens schudden de aanwezigen elkaar de hand of gaan even met elkaar in de accolade. Iemand maakt de opmerking dat deze gang van zaken in de ogen van de huidige lijn binnen het bisdom wel eens als erg 'San Salvatoriaans' beschouwd zou kunnen worden. Wie weet. Overigens woont in hetzelfde klooster Jan Bluyssen, opvolger van bisschop Bekkers en tevens verlicht kerkvader. De muziek bij de liederen komt van een cd.
Daarna is er tijd om bij te kletsen. Het is vandaag de feestdag van Christus Koning, aanleiding om gezamenlijk te eten. De bezoekers hebben voor een feestelijk maal gezorgd. Met drank, uiteraard. Alles bij elkaar opgeteld, beleef ik het als een echte viering, ook na mijn afscheid van de kerk. Het gaat - en de pastor zei het al - om de liefde tussen de mensen. 'Amor laetificat cor', de liefde verblijdt het hart.
donderdag 17 november 2011
Skaten in de tijd
Veel is er deze donderdagochtend niet te zien. We skaten richting Drongelens Kanaal over het Limietpad. Hier moet ooit de wereld opgehouden hebben. Deze grensnaam lijkt vandaag weer erg toepasselijk: de lege polder hangt vol mist, met daarin solitaire bomen als bakens voor de reiziger. Gelukkig kennen we de weg in dit gebied en zijn lange, smalle percelering. Die vorm wijst op een wijze van ontginning die te boek staat als 'slagenverkaveling'. Langs het water neemt het zicht toe.
Aan de linkeroever staan bomen aan weerszijden van ons pad: een Van Goghlaantje. Of is er eerder sprake van een 'bidprentjeslaantje' zoals iemand in de groep suggereert? Iemand begint aan 'Wahaar heen'? We zijn nu zeker twintig minuten onderweg en nog niemand heeft ons pad gekruist. Opmerkelijk in een omgeving waarin het doorgaans wemelt van wandelaars en fietsers. Die zitten thuis, met warme worstenbroodjes als ontbijt.
Dit desoriënterende weertype heeft de klok op stal gezet: we skaten in de tijd. Het vertrouwde patroon van de gelimiteerde 24 uren in een dag geldt even niet. Ik vaar op mijn innerlijke kompas waarin de tijd alleen maar duurt. Dat werkt rustgevend. Eindelijk zien we de eerste fietser. Er is toch nog ander leven op deze planeet.
Als we bij het zwembad van Waalwijk aankomen voor de koffie en thee, blijkt alles weer bij het oude.
Aan de linkeroever staan bomen aan weerszijden van ons pad: een Van Goghlaantje. Of is er eerder sprake van een 'bidprentjeslaantje' zoals iemand in de groep suggereert? Iemand begint aan 'Wahaar heen'? We zijn nu zeker twintig minuten onderweg en nog niemand heeft ons pad gekruist. Opmerkelijk in een omgeving waarin het doorgaans wemelt van wandelaars en fietsers. Die zitten thuis, met warme worstenbroodjes als ontbijt.
Dit desoriënterende weertype heeft de klok op stal gezet: we skaten in de tijd. Het vertrouwde patroon van de gelimiteerde 24 uren in een dag geldt even niet. Ik vaar op mijn innerlijke kompas waarin de tijd alleen maar duurt. Dat werkt rustgevend. Eindelijk zien we de eerste fietser. Er is toch nog ander leven op deze planeet.
Als we bij het zwembad van Waalwijk aankomen voor de koffie en thee, blijkt alles weer bij het oude.
zondag 13 november 2011
Oeteldonk (15); ‘Zô mooi!’
Monique Gloudemans presenteert zondag 20 november 2011 de bundel ‘Zô mooi!’. Dat wordt dan haar tweede ‘Oeteldonks gedichtebuukske’. Hiervan biedt zij het eerste exemplaar om precies 15.11 uur aan in ‘De Stallen’ (De Smidse, Torenstraat). Tja, en naar goed gebruik blijft de naam van de ontvanger tot dan geheim. In 2007 was dat Harry de Graauw. Van haar primeur ‘Anders anders bekeke‘, werden al snel 1.800 exemplaren verkocht. Ik denk dat het nu ook storm zal lopen.
Monique is allereerst binnen Den Bosch/Oeteldonk bekend als meervoudig winnares van de ‘Oetelsdonkse Klètsavond’. Ook won ze zowel de ‘Jankbokaal’ als de ‘Poemiekavond’. Ze is - zoals dat heet - mondfiat en met ‘Zô mooi’ maakt ze opnieuw duidelijk dat ze eveneens ‘met weinig woorden’ veel kan zeggen. Da's een kunst. Haar 'nuwe buukske' bevat 50 gedichten waarin zij haar liefde uitdrukt voor alles wat met Oeteldonk te maken heeft. De teksten die recht uit haar hart komen, bevatten veel humor. Ze observeert scherp en dit leidt tot treffende en herkenbare beelden. Monique beweegt zich met haar pen tussen tedere gevoeligheid en recht-voor-zijn-raap. Uiteraard kiest ze ook in deze bundel voor een weergave in het plaatselijk dialect: het Bosch dus.
Het voorwoord bij deze bundel is van Karel Noordzij; Bart Jansen tekent voor de illustraties. Afgelopen voorjaar en zomer heb ik de dialectadviezen mogen verzorgen. En met genoegen, dat mag duidelijk zijn. Het meeste werk deed ik in Zoetermeer. Die plaats heeft dus helemaal niks (met carnaval te maken) en is daarmee uiterst geschikt als locatie om 'met afstand te kijken naar alles wat Bosch is'. Ik ben daar ook redelijk 'ontboscht' geraakt.
Ter plekke heb ik al mogen smikkelen van Moniques poëzie. En nu komt die verzameling 'Oeteldonkse emosie' dan beschikbaar voor iedereen die met het Oetelvirus behept is. De prijs voor ‘Zô mooi’ is €11. Op de extra CD die speciaal voor de genodigden van 20 november gemaakt is, leest Monique een keuze uit haar ‘buukske’ voor: 11 gedichten, waarbij Peter van Zelst (saxofoon) voor de muzikale begeleiding zorgt. Ik zou zeggen: 'Lopt de maondag efkes naor de winkel'.
Monique is allereerst binnen Den Bosch/Oeteldonk bekend als meervoudig winnares van de ‘Oetelsdonkse Klètsavond’. Ook won ze zowel de ‘Jankbokaal’ als de ‘Poemiekavond’. Ze is - zoals dat heet - mondfiat en met ‘Zô mooi’ maakt ze opnieuw duidelijk dat ze eveneens ‘met weinig woorden’ veel kan zeggen. Da's een kunst. Haar 'nuwe buukske' bevat 50 gedichten waarin zij haar liefde uitdrukt voor alles wat met Oeteldonk te maken heeft. De teksten die recht uit haar hart komen, bevatten veel humor. Ze observeert scherp en dit leidt tot treffende en herkenbare beelden. Monique beweegt zich met haar pen tussen tedere gevoeligheid en recht-voor-zijn-raap. Uiteraard kiest ze ook in deze bundel voor een weergave in het plaatselijk dialect: het Bosch dus.
Het voorwoord bij deze bundel is van Karel Noordzij; Bart Jansen tekent voor de illustraties. Afgelopen voorjaar en zomer heb ik de dialectadviezen mogen verzorgen. En met genoegen, dat mag duidelijk zijn. Het meeste werk deed ik in Zoetermeer. Die plaats heeft dus helemaal niks (met carnaval te maken) en is daarmee uiterst geschikt als locatie om 'met afstand te kijken naar alles wat Bosch is'. Ik ben daar ook redelijk 'ontboscht' geraakt.
Ter plekke heb ik al mogen smikkelen van Moniques poëzie. En nu komt die verzameling 'Oeteldonkse emosie' dan beschikbaar voor iedereen die met het Oetelvirus behept is. De prijs voor ‘Zô mooi’ is €11. Op de extra CD die speciaal voor de genodigden van 20 november gemaakt is, leest Monique een keuze uit haar ‘buukske’ voor: 11 gedichten, waarbij Peter van Zelst (saxofoon) voor de muzikale begeleiding zorgt. Ik zou zeggen: 'Lopt de maondag efkes naor de winkel'.
zaterdag 12 november 2011
Oeteldonk (14); carnavalslied 2012
Weer een mooie zondagochtend? Niet dus: gewoon mistig en waterkoud. Dat heb je al snel op dit vroege uur, half november. 'Wacht maar', houd ik mezelf voor, 'De zon komt nog wel door'. Ondertussen 'draai ik aan het grote wiel' en breng mezelf en het pontje naar de overkant van de Dommel. Welk lied is gisterenavond als winnaar uit de bus gekomen als Oeteldonks carnavalslied 2012?
Vijdag 11-11-11 werd een magnifiek straatfeest. Net of als gevolg van de klimaatverandering carnaval op een ander moment in het jaar terecht gekomen was. Vol sfeer en muziek, ook zonder intocht van de Prins of de grote optocht. De zaterdag daarna was het zoals het al jaren is tijdens het Kwekfestijn: clubkes in de stad.
Ik ren over de singeldijk ter hoogte van de Parklaan. Natuurlijk had ik vanmorgen kunnen kijken op de website van de Oeteldonkse Club. Daarop zal beslist de uitslag van de finale staan. Toch heb ik de computer niet aangezet. Nog gemakkelijker zou geweest zijn die informatie via mijn iPhone te zoeken. Dat heb ik ook niet gedaan: ik wil het morgen uit de krant vernemen. Is dat zinnig? Geen idee.
Vandaag leef ik in een soortement quarantaine. Ik mijd iedereen die me zomaar zou kunnen zeggen dat clubke huppeldepup als eerste uit de bus is gekomen. De telefoon neem ik ook niet aan. Laat ze maar bellen.
Bij de Zuiderplas breng ik mijn gedachten op een ander spoor. Gisteren heb ik 'Stil de tijd' gekocht, van Joke J. Hermsen. Het boek is een 'Pleidooi voor een langzame toekomst'. Kijk, dat werk heeft na lezing van de acht titelwoorden nu al zijn geld opgebracht: ik heb deze grauwe zondagochtend de snelle informatievoorziening via de elektronische weg genegeerd en daarmee de tijd vertraagd.
Ik ren verder weg en citeer de poëet Belcampo. Die bedacht 'Ik ben dichter/dichter bij het graf/dichterbij het graf dan gister/toen was ik er verder af'. Over het tijdsbesef in die regels denk ik al jaren na. De tijd die tegelijkertijd voortschrijdt en geschiedenis is. Een bijzondere parallellie.
Als ik bij Den Dungen de Poeldijk op loop, voel ik mij afgezonderd van de wereld, omhuld als ik me weet door de mist. Ik weet waar ik ben omdat ik hier elke meter ken en tegelijkertijd brengt de desoriënterende grijze deken me in een andere dimensie. Los van alles wat vertrouwd is. Een auto gaat me inhalen en ik stap uit lijfsbehoud over naar de berm: mijn tijd is nog niet gekomen, denk ik. Naast het nummerbord van de mercedes zie ik een sticker van OC: de Oeteldonkse Club. Dat leidt me weer terug naar de realiteit. De inzittenden zullen wel weten welk lied gisterenavond gewonnen heeft. Ik loop door en denk: 'Ik neem de tijd, ik geef de tijd'. Morgenvroeg wordt om 06.15 de krant bezorgd. Waarom zou ik me haasten? Waarna ik verder ren richting Dungense Brug.
Vijdag 11-11-11 werd een magnifiek straatfeest. Net of als gevolg van de klimaatverandering carnaval op een ander moment in het jaar terecht gekomen was. Vol sfeer en muziek, ook zonder intocht van de Prins of de grote optocht. De zaterdag daarna was het zoals het al jaren is tijdens het Kwekfestijn: clubkes in de stad.
Ik ren over de singeldijk ter hoogte van de Parklaan. Natuurlijk had ik vanmorgen kunnen kijken op de website van de Oeteldonkse Club. Daarop zal beslist de uitslag van de finale staan. Toch heb ik de computer niet aangezet. Nog gemakkelijker zou geweest zijn die informatie via mijn iPhone te zoeken. Dat heb ik ook niet gedaan: ik wil het morgen uit de krant vernemen. Is dat zinnig? Geen idee.
Vandaag leef ik in een soortement quarantaine. Ik mijd iedereen die me zomaar zou kunnen zeggen dat clubke huppeldepup als eerste uit de bus is gekomen. De telefoon neem ik ook niet aan. Laat ze maar bellen.
Bij de Zuiderplas breng ik mijn gedachten op een ander spoor. Gisteren heb ik 'Stil de tijd' gekocht, van Joke J. Hermsen. Het boek is een 'Pleidooi voor een langzame toekomst'. Kijk, dat werk heeft na lezing van de acht titelwoorden nu al zijn geld opgebracht: ik heb deze grauwe zondagochtend de snelle informatievoorziening via de elektronische weg genegeerd en daarmee de tijd vertraagd.
Ik ren verder weg en citeer de poëet Belcampo. Die bedacht 'Ik ben dichter/dichter bij het graf/dichterbij het graf dan gister/toen was ik er verder af'. Over het tijdsbesef in die regels denk ik al jaren na. De tijd die tegelijkertijd voortschrijdt en geschiedenis is. Een bijzondere parallellie.
Als ik bij Den Dungen de Poeldijk op loop, voel ik mij afgezonderd van de wereld, omhuld als ik me weet door de mist. Ik weet waar ik ben omdat ik hier elke meter ken en tegelijkertijd brengt de desoriënterende grijze deken me in een andere dimensie. Los van alles wat vertrouwd is. Een auto gaat me inhalen en ik stap uit lijfsbehoud over naar de berm: mijn tijd is nog niet gekomen, denk ik. Naast het nummerbord van de mercedes zie ik een sticker van OC: de Oeteldonkse Club. Dat leidt me weer terug naar de realiteit. De inzittenden zullen wel weten welk lied gisterenavond gewonnen heeft. Ik loop door en denk: 'Ik neem de tijd, ik geef de tijd'. Morgenvroeg wordt om 06.15 de krant bezorgd. Waarom zou ik me haasten? Waarna ik verder ren richting Dungense Brug.
donderdag 10 november 2011
Gewande en Het Wild
Steevast zei mijn pa als we daar in de buurt fietsten: 'Empel en Gewande zijn twee schone landen'. Deze zin was voor iemand die 'Het lied van boerke Naas' uit zijn hoofd kende, ongetwijfeld de opmaat tot een lang gedicht. Maar het vervolg kwam nooit.
Als we nu over de Maasdijk Gewande passeren, denk ik dat hier meer over te zeggen moet zijn dan die ene regel. Het dorpje was met zijn sluizen eeuwenlang van belang voor de waterhuishouding in dit gebied. Na de aanleg van een schans nam het ook voor een militair strategische positie in. Veel namen van wegen en gemalen herinneren aan dit verleden. De naam Gewande zou afgeleid zijn van wat wij nu kennen als 'wenden': de plaats waar tijdens het ploegen gekeerd werd.
Het zicht op rivier en uiterwaarden is subliem op deze zonnige herfstochtend. Toch rijmt nu op 'schone landen' niet meer dan 'kouwe handen'. We skaten in een lint verder langs water en wei. Ik zie een ponytweeling die eerder deze week wellicht de dans ontsprong bij de paardenmarkt van Hedel. Salami op vier poten.
In buurt van 't Wild verliest een van de deelnemers een neuswiel. Ze heeft het meteen in de gaten, het ding wordt opgespoord en weer 'in lijn' geschroefd. Van de ene op de andere minuut trekt de lucht dicht. Laaghangende bewolking. Alsof iemand het licht uitdoet en de verwarming afzet. We verlaten de dijk voor een kop koffie/thee in De Wildse Hut. Inmiddels zijn we aanbeland in de gemeente Oss. Het Wild ontstond ooit bij een uitwateringssluis en het omvat niet meer dan een worp huizen. Een buurtschap, met een café uit het lied van Herman van Veen, hoewel wel degelijk in het bezit van een 'wc voor dames apart'. Voor we de uitspanning verlaten, krijgen we van de waard nog een amaretto aangeboden. Wellicht ter voorbereiding op de kou buiten.
Door een grauw polderlandschap halen we een hoek richting Heeseind om af te slaan naar Rosmalen. Op de grens met Den Bosch komt de zon weer tevoorschijn. In een haakse aflopende hoek tuimelt een deelnemer uit de bocht. Hij krabbelt op waarna we richting auto's rijden. Die staan bij de Ploegweg, een toepasselijke plek voor wie zojuist Gewande bezocht. En nu naar huis voor een tosti met kaas, sambal en salami.
Tekst 'Boerke Naas': http://liedgenootschap.net/gedicht.php?id=264
Als we nu over de Maasdijk Gewande passeren, denk ik dat hier meer over te zeggen moet zijn dan die ene regel. Het dorpje was met zijn sluizen eeuwenlang van belang voor de waterhuishouding in dit gebied. Na de aanleg van een schans nam het ook voor een militair strategische positie in. Veel namen van wegen en gemalen herinneren aan dit verleden. De naam Gewande zou afgeleid zijn van wat wij nu kennen als 'wenden': de plaats waar tijdens het ploegen gekeerd werd.
Het zicht op rivier en uiterwaarden is subliem op deze zonnige herfstochtend. Toch rijmt nu op 'schone landen' niet meer dan 'kouwe handen'. We skaten in een lint verder langs water en wei. Ik zie een ponytweeling die eerder deze week wellicht de dans ontsprong bij de paardenmarkt van Hedel. Salami op vier poten.
In buurt van 't Wild verliest een van de deelnemers een neuswiel. Ze heeft het meteen in de gaten, het ding wordt opgespoord en weer 'in lijn' geschroefd. Van de ene op de andere minuut trekt de lucht dicht. Laaghangende bewolking. Alsof iemand het licht uitdoet en de verwarming afzet. We verlaten de dijk voor een kop koffie/thee in De Wildse Hut. Inmiddels zijn we aanbeland in de gemeente Oss. Het Wild ontstond ooit bij een uitwateringssluis en het omvat niet meer dan een worp huizen. Een buurtschap, met een café uit het lied van Herman van Veen, hoewel wel degelijk in het bezit van een 'wc voor dames apart'. Voor we de uitspanning verlaten, krijgen we van de waard nog een amaretto aangeboden. Wellicht ter voorbereiding op de kou buiten.
Door een grauw polderlandschap halen we een hoek richting Heeseind om af te slaan naar Rosmalen. Op de grens met Den Bosch komt de zon weer tevoorschijn. In een haakse aflopende hoek tuimelt een deelnemer uit de bocht. Hij krabbelt op waarna we richting auto's rijden. Die staan bij de Ploegweg, een toepasselijke plek voor wie zojuist Gewande bezocht. En nu naar huis voor een tosti met kaas, sambal en salami.
Tekst 'Boerke Naas': http://liedgenootschap.net/gedicht.php?id=264
woensdag 9 november 2011
De hudo belicht
Er zijn twee nieuwe wc-potten in ons huis geplaatst, dus schilder ik de 'kleinste kamertjes'. We hebben zonnige kleuren uitgekozen die bij de gele en rode tegels passen. Met twee (nagenoeg) linkerhanden moet ik erg opletten om er geen zootje van de maken. Dit staat niet in de weg dat mijn gedachten keer op keer afdwalen. Het schijnt dat mensen de mooiste dingen hebben bedacht op het toilet. Het verhaal wil dat Luther er zijn stellingen geformuleerd zou hebben, maar dat is misschien wel paapse vuilspuiterij.
Dat laatste is uiteraard wel de kernactiviteit die in deze faciliteit plaats vindt. Niet vreemd dat daarom woorden als poep- dan wel kakdoos in omloop raakten. Een oudoom van mijn vrouw had 'op 'nnen achteraf' en keuterboerderijtje gekocht. Het toilet zat achter de bijkeuken in een soortement hok en die wc bestond uit een witte kist met daarin een ronde deksel. Daarop kon je plaatsnemen voor een grote of kleine boodschap. Die oudoom tilde in onze aanwezigheid het deksel op en vroeg: 'Wie wil d'r een ijsje'. Als ik langs een ijscokar loop, zie ik ons weer op die zomerse namiddag bij dat houten timmerwerk staan.
Woorden als kak- of poepdoos verwijzen direct naar de verlangde inspanning. Het beeld is meteen helder. Bij 'woudkapel' is dat al weer minder. Hiermee wordt een losstaand huisje bedoeld met in de deur een uitgezaagd hartje voor de frisse lucht. Een toilet buiten dus. Zo'n woudkapel gebruikten wij de eerste maanden van ons huwelijk. Het toegewezen huis was nog niet voltooid, dus werd het tijdelijk een zomerhuisje. Toen wij daar weggingen, was het winter. De kou zorgde ervoor dat de buiten-wc een te mijden plek geworden was.
Zit-wc's zijn bronnen van besmetting.Wellicht hebben de Fransen daarom de hurktoiletten uitgevonden. Beruchte plekken want voor je het weet, ligt je portemonnee in de stront. Of kak je op je eigen hakken. De vraag is overigens of het hierbij om een Franse vinding gaat. De Italianen hebben het over een 'turco', en dat verwijst meer naar rechts op de landkaart. Overigens bestaat er ook een Nederlandse variant: de hudo. Die was (en is wellicht nog) in gebruik bij de padvinderij als tijdelijke woudkapel van bijvoorbeeld zeildoek. Hudo? Houd Uw Darmen Open.
Uiteraard zijn het de Angelsaksen die de wc in de ban gedaan hebben. Zij spreken over 'restroom'. Niet om daar de 'resten' van de spijsvertering kwijt te raken, maar kennelijk om er tot rust te komen. En dan zitten ze daar dus hoe dan ook op hun 'gemak'.
Het schilderwerk heb ik tot een goed einde gebracht. Bestaat er trouwens een studie als 'Het Grote Wereldtoilettenboek'? Dan ga ik meteen op zoek naar de E van Eskimo. Wedden dat daar ook zo'n ijscokar in gebruik is.
Voor de etymologie van 'hudo': http://nl.wikipedia.org/wiki/Hudo_(toilet)
Dat laatste is uiteraard wel de kernactiviteit die in deze faciliteit plaats vindt. Niet vreemd dat daarom woorden als poep- dan wel kakdoos in omloop raakten. Een oudoom van mijn vrouw had 'op 'nnen achteraf' en keuterboerderijtje gekocht. Het toilet zat achter de bijkeuken in een soortement hok en die wc bestond uit een witte kist met daarin een ronde deksel. Daarop kon je plaatsnemen voor een grote of kleine boodschap. Die oudoom tilde in onze aanwezigheid het deksel op en vroeg: 'Wie wil d'r een ijsje'. Als ik langs een ijscokar loop, zie ik ons weer op die zomerse namiddag bij dat houten timmerwerk staan.
Woorden als kak- of poepdoos verwijzen direct naar de verlangde inspanning. Het beeld is meteen helder. Bij 'woudkapel' is dat al weer minder. Hiermee wordt een losstaand huisje bedoeld met in de deur een uitgezaagd hartje voor de frisse lucht. Een toilet buiten dus. Zo'n woudkapel gebruikten wij de eerste maanden van ons huwelijk. Het toegewezen huis was nog niet voltooid, dus werd het tijdelijk een zomerhuisje. Toen wij daar weggingen, was het winter. De kou zorgde ervoor dat de buiten-wc een te mijden plek geworden was.
Zit-wc's zijn bronnen van besmetting.Wellicht hebben de Fransen daarom de hurktoiletten uitgevonden. Beruchte plekken want voor je het weet, ligt je portemonnee in de stront. Of kak je op je eigen hakken. De vraag is overigens of het hierbij om een Franse vinding gaat. De Italianen hebben het over een 'turco', en dat verwijst meer naar rechts op de landkaart. Overigens bestaat er ook een Nederlandse variant: de hudo. Die was (en is wellicht nog) in gebruik bij de padvinderij als tijdelijke woudkapel van bijvoorbeeld zeildoek. Hudo? Houd Uw Darmen Open.
Uiteraard zijn het de Angelsaksen die de wc in de ban gedaan hebben. Zij spreken over 'restroom'. Niet om daar de 'resten' van de spijsvertering kwijt te raken, maar kennelijk om er tot rust te komen. En dan zitten ze daar dus hoe dan ook op hun 'gemak'.
Het schilderwerk heb ik tot een goed einde gebracht. Bestaat er trouwens een studie als 'Het Grote Wereldtoilettenboek'? Dan ga ik meteen op zoek naar de E van Eskimo. Wedden dat daar ook zo'n ijscokar in gebruik is.
Voor de etymologie van 'hudo': http://nl.wikipedia.org/wiki/Hudo_(toilet)
zondag 6 november 2011
Oeteldonk (13); het winnende lied
Oeteldonk heeft elk jaar een carnavalslied. De verkiezing daarvan vindt plaats op of rond elf-elf. Dit jaar dus op zaterdag twaalf-elf. Op die dag passeren bijna zestig clubkes het toneel van de Kleine Zaal van het Casino (Theater aan de Parade). De eerste deelnemers moeten om 09.45 uur de sterren van de hemel zingen en spelen. Voor een bijna lege zaal, welteverstaan. Een aantal jaren geleden moest ik met een collega-zanger ook op zo’n vroeg uur de anderhalve toeschouwer enthousiast zien te maken. Geen sinecure. Ook nu verdienen de vroegelingen mijn sympathie.
Zo'n dag barst van de tradities. Om te beginnen is er de inschrijving die op een bepaald moment sluit. Het gebeurt wel eens, dat iemand te laat is en dat veroorzaakt dan een klein relletje. Daarna volgt de loting. Niemand staat te trappelen om het spits af te moeten bijten. Op de zaterdag van de loting vind je al verklede lieden in stad. Meziekskes ook, en da’s leuk voor de toeristen. Die denken dan dat het hier elk weekend carnaval is. Tenslotte staat het Kwèkfestijn op de kalender. Acht uur lang optredens, gevolgd door het oordeel van de jury. Elf finalisten mogen ’s avonds om de hoogste eer strijden. ’s Maandags staan de eerste ingezonden brieven al in de krant van Oeteldonkers die zich om welke reden dan ook geaffronteerd weten. De boosheid richt zich bijvoorbeeld op de jury.
Die jury is conservatief. Het publiek is nog conservatiever. Dus weet een deelnemend clubke met een wals, tango of cha-cha-cha zich tevoren kansloos. Op het prijswinnende lied moet je kunnen lopen, marcheren. Het wordt dus een ritme in kwarten. Dus doen De Poeiers, Clubke Grauw, Tussen Kneus en Klippen, Nooit wè, Ventje Allenig, De dochters van ons Pa en hoe zo ook mogen heten hun uiterste best om een variant te bedenken op wat al jaren hoge ogen gooit.
Ook dit jaar is de kans groot dat het winnende lied een ode aan Oeteldonk is. Met zinnen als ‘Oeteldonk ik gaoj drie daoge op sjouw, alleen mee jouw, vuul ik gin kouw, de mooiste vrouw’. Of ‘Oeteldonk ik leef veur jouw, nooit is d’n hemel grauw, m’nne kiel is blauw, de liefste vrouw’. Dan wel 'Oeteldonk ik zwier deur oew straote, ik zal oe nooit verlaote, laot ons gezellig praote, Knillis houdt alles in de gaote’. Ik heb overigens geen voorspellende geest en ik denk dat de zanger(s) die op één eindigen/eindigt in een kiel staan/staat te zingen, met rood-wit-gele das, plus de nodige emblemen op de kleding. ‘Den Bosch is mooier dan Parijs’, en dan in de Oeteldonkse versie.
Het wordt beslist weer een leuk Kwèkfestijn en een prachtig lied.
Zo'n dag barst van de tradities. Om te beginnen is er de inschrijving die op een bepaald moment sluit. Het gebeurt wel eens, dat iemand te laat is en dat veroorzaakt dan een klein relletje. Daarna volgt de loting. Niemand staat te trappelen om het spits af te moeten bijten. Op de zaterdag van de loting vind je al verklede lieden in stad. Meziekskes ook, en da’s leuk voor de toeristen. Die denken dan dat het hier elk weekend carnaval is. Tenslotte staat het Kwèkfestijn op de kalender. Acht uur lang optredens, gevolgd door het oordeel van de jury. Elf finalisten mogen ’s avonds om de hoogste eer strijden. ’s Maandags staan de eerste ingezonden brieven al in de krant van Oeteldonkers die zich om welke reden dan ook geaffronteerd weten. De boosheid richt zich bijvoorbeeld op de jury.
Die jury is conservatief. Het publiek is nog conservatiever. Dus weet een deelnemend clubke met een wals, tango of cha-cha-cha zich tevoren kansloos. Op het prijswinnende lied moet je kunnen lopen, marcheren. Het wordt dus een ritme in kwarten. Dus doen De Poeiers, Clubke Grauw, Tussen Kneus en Klippen, Nooit wè, Ventje Allenig, De dochters van ons Pa en hoe zo ook mogen heten hun uiterste best om een variant te bedenken op wat al jaren hoge ogen gooit.
Ook dit jaar is de kans groot dat het winnende lied een ode aan Oeteldonk is. Met zinnen als ‘Oeteldonk ik gaoj drie daoge op sjouw, alleen mee jouw, vuul ik gin kouw, de mooiste vrouw’. Of ‘Oeteldonk ik leef veur jouw, nooit is d’n hemel grauw, m’nne kiel is blauw, de liefste vrouw’. Dan wel 'Oeteldonk ik zwier deur oew straote, ik zal oe nooit verlaote, laot ons gezellig praote, Knillis houdt alles in de gaote’. Ik heb overigens geen voorspellende geest en ik denk dat de zanger(s) die op één eindigen/eindigt in een kiel staan/staat te zingen, met rood-wit-gele das, plus de nodige emblemen op de kleding. ‘Den Bosch is mooier dan Parijs’, en dan in de Oeteldonkse versie.
Het wordt beslist weer een leuk Kwèkfestijn en een prachtig lied.
donderdag 3 november 2011
Oeteldonks (12); denkend aan 11-11-11
Wij oetels denken op dit moment aan weinig anders: 11-11-11. Wie op de Markt loopt, ziet aan een hotelgevel nu reeds de bekende carnavalskoppen hangen. Ietwat vroeg, lijkt het: 18 graden in de namiddag, nog behoorlijk wat bladeren aan de bomen en dan al iets in de lucht van het feest der feesten. Opmerkelijk.
Een beetje vervreemdend werkt het zien van die hotelfaçade wel. Zouden we vanaf volgende week ook gebarricadeerde kroegen krijgen zoals dat in Oeteldonk past? Ik verwacht het niet: op die elfde van de elfde is het hier gewoon Den Bosch. Met een Oeteldonks accent. Een beetje schizofreen dus.
Volgende week vrijdag is er vanalles te doen in de stad. Ik probeer al weken via het weerbericht-op-termijn een idee te krijgen van wat het die dag gaat worden: zon, regen, wind? Moet ik mijn bontjas aan, of ga ik in mijn trui? Of gele glinsterpak? Ik voel me zelfs een beetje zenuwachtig. Prettig zenuwachtig, alsof het echt carnaval wordt.
Eniszins overdreven bezig misschien? Geen idee. Met het clubke mensen waarmee we d'r tijdens de 'echte' carnaval op uit trekken, ga ik vrijdag de stad in. Kletsen en de kroeg. Bij droog weer voor het café uren staan meuten. Over niks. Kijk. dat maakt dat het toch op een gewone dag lijkt. Snap je?
Met dank aan de heer Hendrik Marsman: 'Denkend aan elf-elf ziet ik blije oetelkes graag door een rood-wit-geel landschap gaan'.
Een beetje vervreemdend werkt het zien van die hotelfaçade wel. Zouden we vanaf volgende week ook gebarricadeerde kroegen krijgen zoals dat in Oeteldonk past? Ik verwacht het niet: op die elfde van de elfde is het hier gewoon Den Bosch. Met een Oeteldonks accent. Een beetje schizofreen dus.
Volgende week vrijdag is er vanalles te doen in de stad. Ik probeer al weken via het weerbericht-op-termijn een idee te krijgen van wat het die dag gaat worden: zon, regen, wind? Moet ik mijn bontjas aan, of ga ik in mijn trui? Of gele glinsterpak? Ik voel me zelfs een beetje zenuwachtig. Prettig zenuwachtig, alsof het echt carnaval wordt.
Eniszins overdreven bezig misschien? Geen idee. Met het clubke mensen waarmee we d'r tijdens de 'echte' carnaval op uit trekken, ga ik vrijdag de stad in. Kletsen en de kroeg. Bij droog weer voor het café uren staan meuten. Over niks. Kijk. dat maakt dat het toch op een gewone dag lijkt. Snap je?
Met dank aan de heer Hendrik Marsman: 'Denkend aan elf-elf ziet ik blije oetelkes graag door een rood-wit-geel landschap gaan'.
dinsdag 1 november 2011
Het Bossche Broek (5): verboden kringen
Het mooie najaarsweer lokt veel wandelaars en fietsers naar Het Bossche Broek. Vooral de struiners lopen de kans om onderweg zilverblinkende paaltjes tegen te komen. Deze markeren de afstand tot een voormalig onderdeel in de verdediging van de stad: Bastion Oranje, Fort St.-Antonie, Fort Isabella. Samen verwijzen ze naar de zogenaamde 'Verboden Kringen': stukken land die vrij moesten blijven van (permanente) bebouwing. De vijand zou immers gebruik kunnen maken van deze obstakels bij de benadering van de stad. Anderzijds had de vesting ook graag een onbelemmerd zicht.
De stad, of liever 'de stelling 's-Hertogenbosch' werd in de loop van de 19e eeuw een belangrijke schakel in de verdediging van Nederland. Er bestond vrees voor 'de dreiging uit het Oosten', waarbij de binnenlandse politiek vooral het 'kernland Holland' wilde beschermen. Den Bosch werd gezien al s een vooruitgeschoven post. Bovendien kon daar voor de creatie van een extra defensief middel de boel onder water worden gezet.
De Kringenwet van 1814 moest een vrij schootsveld garanderen. Al snel bleek de interpretatie tot vragen te leiden. In 1826 kwam een aanscherping. In 1853 volgde een volgende versie die het tot 1963 zou uithouden. Met de Vestingwet van 1874 kreeg Den Bosch wel meer ruimte om buiten de stad te bouwen.
Wie land en of andere bezittingen had binnen de verboden kringen, kon last hebben van de wetgeving. Een schuur kon gezien worden als een hinderpaal, zeker als dat onderkomen er behoorlijk permanent uitzag. Tussen burgers en overheid liepen dan ook procedures. In het huisige 'stratenplan' van de gemeente is nog steeds de invloed aan te wijzen van de Kringenwet.
Meer hierover in: Hans Willems en Bram Steketee, 'Verboden Kringen. Vrije schootsvelden en inundaties rond 's-Hertogenbosch in de 19e eeuw', 's-Hertogenbosch, 2003.
De stad, of liever 'de stelling 's-Hertogenbosch' werd in de loop van de 19e eeuw een belangrijke schakel in de verdediging van Nederland. Er bestond vrees voor 'de dreiging uit het Oosten', waarbij de binnenlandse politiek vooral het 'kernland Holland' wilde beschermen. Den Bosch werd gezien al s een vooruitgeschoven post. Bovendien kon daar voor de creatie van een extra defensief middel de boel onder water worden gezet.
De Kringenwet van 1814 moest een vrij schootsveld garanderen. Al snel bleek de interpretatie tot vragen te leiden. In 1826 kwam een aanscherping. In 1853 volgde een volgende versie die het tot 1963 zou uithouden. Met de Vestingwet van 1874 kreeg Den Bosch wel meer ruimte om buiten de stad te bouwen.
Wie land en of andere bezittingen had binnen de verboden kringen, kon last hebben van de wetgeving. Een schuur kon gezien worden als een hinderpaal, zeker als dat onderkomen er behoorlijk permanent uitzag. Tussen burgers en overheid liepen dan ook procedures. In het huisige 'stratenplan' van de gemeente is nog steeds de invloed aan te wijzen van de Kringenwet.
Meer hierover in: Hans Willems en Bram Steketee, 'Verboden Kringen. Vrije schootsvelden en inundaties rond 's-Hertogenbosch in de 19e eeuw', 's-Hertogenbosch, 2003.
Abonneren op:
Posts (Atom)