zaterdag 10 augustus 2019

Twee walletjes

Deze tekst verscheen op 11 augustus in De Bossche Omroep als column in de rubriek Onder de Boschboom.


Een Spaanse stad zal Den Bosch zich niet snel noemen: de grote zus aan de Schelde was ons voor. In de tijd dat de Spanjaarden van Antwerpen de Sinjorenstad maakten, trouwde een Bossche, Johanna Pynappel, met een Spaanse señor De Haro.

Voor die Johanna, dochter van Jan Mathijszoon Pijnappel, is het rond 1510 haar tweede huwelijk. Zij is weduwe van Jacob van Driel(e). Met hem kreeg ze twee kinderen: Jan en Christina van Driel. Uit de verbintenis met de Spanjool De Haro komen Juan/Jan de Haro Pynappel en Francisca/Françoise de Haro Pynappel voort. Ze kan trots gezegd hebben ‘dat d’r jong het goed deden’. Juan/Jan de Haro, treedt in 1536 als schepen van Antwerpen toe tot de plaatselijke bestuurselite, terwijl Francisca/Françoise de Haro Pynappel trouwt met Maximus Transylvanus, secretaris van Karel V.

Nog meer prachtige achternamen komen in de familie. Op 1 januari 1549 verkoopt Jan van Driel, de zoon uit het Johanna’s eerste huwelijk, het huis De Bosboom (Verwerstraat). Dit doet hij samen met de kinderen van zijn zus Christina. Zij kreeg met Jacob van der Voirt/Voort/Voorde, (ook al schepen van Antwerpen): Jacob, Beatrix en Cornelia; en met Arnold van Broeckhoven Janszoon: Maria, Catharina en Petronella. Via dat zestal raakte de Bossche tak geparenteerd aan Du Chaisne, Despomereaulx, Triappen, Hilssen en Van Lixbonne. Alleen al voor de klank zou je die namen willen.

Raymond Fagel geeft in zijn proefschrift de nodige aandacht aan de Antwerpse De Haro’s. Zo handelt Diego in met name tarwe. Ook raakt hij betrokken bij de invoer van specerijen uit de Molukken. Daarnaast is hij een bankier die aan Karel V geld leent; Diego bezit de nodige huizen in en om Antwerpen. Alexander van Sasse van Ysselt vermeldt dat Diego op 1 mei 1520 aan de Bossche Verwerstraat een huis verkoopt.

Nog even terug naar Johanna’s dochter Christina van Driel en schoonzoon Jacob van der Voorde. Pilar Silva Maroto, de vrouw achter de Madrileense Bosch-tentoonstelling in 2016, schrijft dat het gaat om een verbintenis tussen de families Pynappel en Van der Voorde die in, respectievelijk ’s-Hertogenbosch en Antwerpen, tot de gevestigde burgerij behoren. Till Holger-Borchert oppert dat dit huwelijk (1508) leidde tot het Job-drieluik dat nu in het Brugse Groeningenmuseum hangt. Het werk komt uit de omgeving/het atelier van Jeronimus Bosch. Het bevat de wapens van de families Van der Voorde-Maes en De Haro-Pynappel. Lucas van Dijck noemt als opdrachtgever Johan Pynappel, Johanna’s vader. (Onder dat schild van De Haro gaat het wapen schuil van Van Driel.)

Veel Karel V in de familie van de Bossche Johanna. Bart Van Loo noemt die Spaanse vorst in zijn wervelende boek ‘De Bourgondiërs’ verrassend ‘de laatste Bourgondiër’. Da’s mooi: van beide walletjes wat: Spaans-Bourgondisch.