maandag 18 september 2017

Geert in 'the Galery'

Daar stond ie dan, Geert de Bruijn, om 18.00 uur op woensdag 6 september. In New York. Zou Serge Gregorian de tentoonstelling in zijn Galery Artifact op knallende wijze openen? Met champagne bijvoorbeeld. Een ronkende toespraak, confetti? Niks van dit alles. Punctueel op tijd gaat de deur van het slot en kunnen de bezoekers binnen. Wij verlaten op dat moment het happy hour aan de overkant van 84 Orchard Street en stappen om 18.01 over de dorpel. 'Voor wie komt u?'
Er blijken werken te hangen (en staan) van vijf kunstenaars. Ze komen uit Denemarken, Duitsland, Nederland, Turkije en de Verenigde Staten. Voor die anderen heb ik op dat moment geen oog en met een plastic bekertje witte wijn in de rechterhand banjer ik naar de hoek van Geert. Hij glimt en dat verraadt zijn enthousiasme. 

Ik meen het al snel gezien te hebben. Van de drie die boven exposeren, is De Bruijn de beste. Toegegeven, ik ben bevooroordeeld. Na een halfuur daal ik de trap af voor de overige twee. Daar kan ik waardering opbrengen voor de veelkleurige en gemanipuleerde foto's van straten in Istanbul. De (ertussen geplaatste) kleine metalen beeldjes zijn speels.

Terug bij Geert vraag ik me af wat de Amerikaanse bezoekers van zijn werk vinden. Ik probeer het van hun gezichten af te lezen. Of uit hun aandachtscurve op te maken. Het wordt drukker in deze hoek. Met zijn eigen familie incluis telt de Nederlandse delegatie 11 personen. Gelukkig wordt dit aantal overtroffen door andere belangstellenden. Ik heb werkelijk geen flauw idee wat die lui denken. In dit deel van Lower Eastside zijn veel vergelijkbare tijdelijke kunstverzamelingen. Vernissages zijn aan de orde van de dag. Misschien kijken veel bezoekers wat moe rond: morgen wéér kunst. Ik neurie - uiterst zacht - van Lake Street Dive het lied 'What I'm Doing Here?' 

Het gerucht gaat dat een journalist, op basis van een voorschouw, geschreven zou hebben: 'Artifacts beste expo van dit jaar, met als toppunt De Bruijn'. Verbaast mij niks en ik ga op zoek naar de vindplaats van deze bevinding. Later zal dochter Gwen de Bruijn mij het antwoord sturen: 'Attached is a screen shot of the newsletter sent by Artcards to galleries, art professionals and collectors. Geert’s show was included in top exhibitions of the weekender Editor’s Pick',  schrijft de Gregorian. Het is dus bijzonder om ‘opgepikt’ te worden door Artcards.

Is het werk van De Bruijn het beste in huis? Uiteraard. Als gezegd, ben ik bevooroordeeld. Dus probeer ik objectieve criteria aan te leggen. Objectief? Kort door de bocht dan. De foto's zijn geen concurrentie, want ze vallen in een andere categorie. Dan zijn er nog vier 'schilders' over. Bij ruimte 3 aarzel ik. Over bestaande foto's en knipsels - best boeiende keuzes - is steeds een groot gezicht aangebracht. De onderdanige achtergrond moet het verhaal vertellen. Waarom dan die vage toevoeging? Het werk van de andere twee vakgenoten spreekt me niet aan. Ik erger me er zelfs aan: beetje jantje-van-leiden.

Dan de Bruijn. De schilderijen komen hier uitstekend tot zijn recht. 'Ze hangen mooi', volgens de maker. Eenmaal buiten de 'stapeling' in het Vughtse atelier, hebben ze aan zeggingskracht gewonnen. En ik laat me meenemen in de wereld van 'Ancestor' en 'Talisman 1' die hier successievelijk in de tekst zijn afgedrukt. I know what I'm doing here ...


Om 20.00 uur staat de Galery nog vol met afscheid nemende gasten als het Nederlandse 11-tal op de foto gaat. Daarna steekt die club (opnieuw) de straat over. Het wordt Sticky Rice, een Thais restaurant. 

woensdag 13 september 2017

Brandtrap - Fire escape


Voor je op een nieuwe plek komt, kun je al een idee hebben over hoe het daar uit zal zien. Zo stond ik in januari 1999, op een dag met natte sneeuw, temidden van Times Square, New York. 'Dit is het', dacht ik, 'Zo ziet het er inderdaad uit'. Jaren later las ik dat op dat moment het fenomeen 'framing' een rol speelde: ik had al een beeld van het beroemde plein gevormd op basis van foto's en filmpjes en in dit geval bleek de werkelijkheid daarmee overeen te komen. Dat laatste had ook anders kunnen zijn. 
Dat laatste bleek nog tijdens datzelfde verblijf. Zo waren de Twin Towers veel hoger, Little Italy veel kleiner en China Town Chineser. Plus dat ik met de Amerikanen die ik de volgende weken in de collegebanken en daarbuiten ontmoette, best wel serieuze gesprekken kon voeren.

Één beeld bleek favoriet: dat van de metalen brandtrap aan de buitenzijde van appartementsgebouwen. Ze kwamen volkomen overeen met mijn verwachting. Hun talrijke aanwezigheid in Manhattan, Brooklyn en Queens fascineerde me. Deze 'framing' was het resultaat van een jarenlang proces. De 'fire escape' doet het immers al tijden goed in detectives. De politie komt binnen door de voordeur terwijl de boef via een raam langs de andere zijde over de buitentrap het dak op vlucht, of naar beneden rent voor een sprong naar de stoep, bij voorkeur in een bak vol vuilnis. In de West Side Story is het fenomeen dominant aanwezig tijdens de Romeo- en Juliascène. Overigens ken ik van die film slechts enkele sequenties: de hele uitvoering heb ik nooit willen zien. Als 16-jarige wilde ik uit de buurt blijven van de hype rond die smartlap.

Verbeterde brandpreventie - waaronder de aanwezigheid van brandmelders, sprinklers en interne vluchtwegen - maakte in de loop van de vorige eeuw de aanwezigheid van de karakteristieke externe brandtrap in nieuwbouw overbodig. Na een bouwwet uit 1968 kon de architect kon dit element achterwege laten.

Onlangs waren we een week in New York. In 18 jaar is er uiteraard in de aanblik van de stad veel veranderd. Op sommige plekken ingrijpend, zoals op Manhattan rond het WTC, ten noorden van Battery Park en in het Meatpacking District, terwijl op andere plaatsen de wijziging minder rigoureus is. Tellingen heb ik er niet op nageslagen; toch moet het aantal etagewoningen met fire escape kleiner zijn geworden door nieuw- en vernieuwbouw. 

De foto-oogst van afgelopen acht dagen telt een opmerkelijk aantal opnames van die voor mij zo kenmerkende trappen.

Het blijkt dat in New York en andere steden waar de brandtrap ook frequent voorkomt, belangstelling bestaat om dit architectonisch element te behouden. Hun gebruikswaarde heeft geschiedenis geschreven. Niet slechts als vluchtweg; ook als plek om te slapen, te eten, de was te drogen of te mijmeren. Misschien komt er een moment dat de 'Kring Vrienden van New York' ze via een volksbeweging op de lijst van beschermd cultureel erfgoed laat zetten. 



vrijdag 1 september 2017

Zin

'Heeft het leven zin?' en 'Heeft mijn leven zin?'. Twee verschillende vragen, denk ik. De eerste heb ik tot nader inzicht in de stalling gezet, want in de beantwoording van de laatste gaat al genoeg tijd zitten.
 Hoe liefdevol de opzet van mijn ouders ongetwijfeld mag zijn geweest bij hun pogingen om mij te creëren, ieder komt ongevraagd ter wereld. Toen ik op mijn vijfde de kunst van het schrijven voldoende beheerste, heb ik ze geen protestbrief toegestuurd. En op mijn elfde zong ik op de Mgr. Zwijsenschool vol overtuiging 'Wie dankbaar is voor 't leven, is blij een lied zijn Schepper te geven'.

Het geloof in die Schepper is weg. Tegelijkertijd wil ik ook niet tot de club van twijfelkonten behoren die toch nog wel 'in iets' blijven geloven. Of er een grotere bedoeling achter het ontstaan van de ons bekende wereld zit, houdt me niet langer bezig.

In het werk van Geert de Bruijn is de oerknal een bekend fenomeen. Het begin van alles. 'Iets kan niet uit niets ontstaan, dus moet er iets zijn', zegt de filosoof. 'Iets' vind je bij Geert terug in de vorm van de moedergodin. Het lijkt ongerijmd dat juist het verhaal dat de Bruijn al meer dan 30 jaar predikt, bij mij de wanden versiert. Die aanwezigheid berust op louter toeval. 
 Inmiddels begrijp ik van Geert dat een kunstwerk zonder het verhaal van de maker niet kan bestaan. Ik ken zijn verhaal; hij is een meester in het uitspinnen ervan. En er steeds - vaak verrassend in mijn beleving - nieuwe dimensies aan toe te voegen. Misschien zijn het de uit elkaar voortkomende hoofdstukken die resulteren in de composities waarbij ik graag stilsta.

Composities. Elk kunstwerk verschijnt mij als een compositie, een samenstelling van zaken. Opzettelijk gerangschikt: bloemen in een vaas, olifanten op steltpoten, een rode streep op een groen font. De vraag is of de frase ‘Ik schilder wat ik voel’ hierin past.
 Als eerder aangegeven, heb ik een aantal composities van Geert jaren meegesleept van werkplek naar werkplek. Zoals een kind een doek of pop bij zich moet hebben in een vreemd bed. Wanneer ik ergens ben waar ik denk ‘Hier zou ik ook best willen wonen’, ga ik automatisch de wanden tellen waar mijn ‘De Bruijns’ een plaats moeten kunnen vinden.

Met aanwezigheid van deze kunst om mij heen wil ik anderen niks vertellen. Ze is er omdat ik mezelf er elke dag iets mee duidelijk wil maken. Schoonheid. Rust. Of misschien wel iets diepzinnigs in relatie tot de zin van mijn leven.
                                                      
Volgende week woensdag krijgen de Amerikanen de kans om in New York kennis te maken met het werk van Geert de Bruijn. Hebben zij even mazzel! 

De komst van Geert staat in het Vughtse Klaverblad van 30 augustus. Evenals het vertrek uit die gemeente van de laatste broeders van Dongen. Laat het nou net broeder Laetantius zijn die toentertijd met broeder Hildebrand het hierboven genoemde lied schreef: 

PS Het kruis op het drieluik-in-wording links verwijst naar de oerknal. Dus.