donderdag 28 juli 2011

Bolduque (15); Roque de Balduque

Het is moeilijk te berekenen hoeveel lui in de 15de en 16de eeuw vanuit 'onze omgeving' naar Spanje trekken. Handelaars én handwerklieden, architecten, kunstenaars. Het aandeel van die tweede categorie is nog overal op het zuidelijke schiereiland terug te vinden. Moeiteloos. Loop maar eens een kathedraal binnen en zoek naar namen van schilders, beeldhouwers, architecten. Die heten de Flandes, de Amberes, de Brabante, de Malinas, de Colonia, de Borgoña, de Bolduque. De Flandes komt bij wijze van spreken net zo vaak voor als hier De Vries. De Bolduque vind je minder frequent. De Bolduque: Van 's-Hertogenbosch.

Roque de Balduque werkt in Sevilla. Elke Spaanse deskundige die over hem geschreven heeft, verwijst naar zijn Bossche herkomst. Onbekend is hoe hij in 1534 verzeild raakt. in Sevilla. Duidelijk is dat die stad in zijn tijd 'the place to be' wordt. Daar komen veel (handels)wegen samen die Europese gebieden verbinden met de Canarische Eilanden, Spaanse Amerika en de Filipijnen. De stad groeit van 33.000 naar 95.000 inwoners.

De faam van Roque de Balduque is onomstreden. Als beeldhouwer maakt hij Mariabeelden die hem bij de kunstcritici de naam 'el imaginero de la Madre de Dios’ opleveren. Een tweetal van deze beelden bereikt zelfs Lima. Zijn werk aan retabels is van grote klasse. Hij maakte letterlijk 'school'.

Hij verhuiste zeker drie keer binnen Sevilla. De laatste keer naar San Andrés, waar hij lid wordt van de gelijknamige broederschap die erg veel leden telt met een (Zuid-)Nederlandse achtergrond. Als bekend kunstenaar neemt hij ook buiten Andalusië werk aan in Cáceres en Arroyomolinos de Montánchez, beide in Extremadura. Hij trouwt met Francisca de Olivares. Uit de registers blijkt de doop van hun dochter Isabel in 1545 plaats vindt en die van hun slavin Beatriz in 1550.

Roque sterft er na een arbeidzaam leven op 13 maart 1561. Uit zijn testament blijkt het bestaan van een broer, Andrés de Odebelse, die in Cambray (Cambrai) woont. Die plaats – Kamerijk – maakt dan deel uit van de Habsburgse Nederlanden. De dochter van Andrés krijgt bij testament 50 dukaten.

Zijn werk dus te bewonderen in Zuid-Spanje. Er moet één werk zijn geweest dat naar Guernica gaat. Uitgerekend dat overleeft de Spaanse Burgeroorlog niet. Lang denken de kunsthistorici dat hij een broer is van de beeldhouwfamilie de Bolduque in Medina de Rioseco (Castilië), maar daarvoor bestaat geen enkel bewijs.

Inmiddels heb ik een aardige hoeveelheid van zijn werk gezien. Ik vraag me af hoe hij naar Spanje kwam. Waar hij opgeleid werd. Of ie Bosch sprak. Bedenk zelf nog maar een paar van die triviale vragen maar. Duidelijk is dat de wereld toen kleiner was dan je zou denken: de lieden reisden goed. 'El mundo es un panuelo', de wereld is zo groot als een zakdoek.

zondag 24 juli 2011

Lambooy: fotomontage

Het regent buiten en binnen jast oma Kaat van den Broek - Lambooy aardappels. Het tenen mandje ligt al halfvol afval. Dat gaat later met de schillenboer mee. Vanmiddag komen de piepers gekookt op tafel. We eten snijbonen, want die heb ik eerder deze morgen door de molen mogen halen. Ik probeer wat te lezen voor school, maar zoals gewoonlijk vraagt de oude Kaat mijn aandacht. Dit keer vertelt ze over haar broer. Hij is zeeman. Nou ja, lang geleden dan. Misschien nog vóór de oorlog.

Roeiboten vind ik aardig, maar om nou de zee op te zoeken voor je beroep is wat anders. Waarom zou iemand uit Den Bosch gaan varen? Dat staat wel erg ver van me af. Avontuur, werk, ruzie thuis? Ik vraag er niet naar.

Op een nacht wordt mijn oma wakker. Ze heeft van haar broer gedroomd. Ze halen hem dood uit het water. Hij is zelfs in levenloze toestand nog een mooie vent. Zijn krullen glanzen in de zon, 'mee aan elke punt 'nnen droppel water'. In haar droom schitteren die druppels als parels in het licht. Weken later ontvangt de familie het doodsbericht. Mijn oma weet dan het al, dankzij haar 'veurzeggende geest', zoals ze die voorspellende kracht noemt.

Meer dan 50 jaar later staat voor mij op het computerscherm een foto van de familie Lambooy-Dumernit. Mijn opoe zit als oudste dochter tussen de feestelingen in. De andere twaalf kinderen omgeven dit drietal. Harrie Lambooy sr. en Dien Dumernit vieren die dag hun gouden bruiloft. Het is 24 juli 1925, mijn eigen moeder Riek van den Broek is op dan 22. Ik vraag me af waar ze op het moment van de foto is. Ze heeft verkering met Harrie van den Berselaar, waarmee ze op 19 januari 1928 trouwt. Misschien zitten ze in het parochiehuis te wachten.

De foto blijkt boven mijn oma 'gemanipuleerd': met schaar en lijmpot is daar iemand ingemonteerd. Misschien de broer die tijdens dat feest op zee is en nog niet weet dat ie later zal verdrinken? Willem Lambooy de zeebonk, geboren in Den Bosch op 23 maart 1894 en als gestorven bijgeschreven op 00-00-1940 in Amsterdam? Maar die man achter Kaat heeft nauwelijks haar op zijn hoofd. Daar krijgt geen druppel vat op. Dan zou het Harrie Lambooy jr. kunnen zijn, want die is geëmigreerd naar Amerika. En in die tijd zit je daar voor eeuwig. Ik zal dus nog verder moeten spitten in de familieverhalen. Soms is dat net piepers jassen: kijken wat er onder de schil opduikt. Boeiend.
http://www.flickr.com/photos/herman_van_den_bossche/4986813336/in/photostream/

zaterdag 23 juli 2011

Loew, Lambermon & Lambooy

Na de slag bij Waterloo in 1815 verandert de kaart van Europa. In die periode verlaat Mathias Loew met vrouw en dochtertje Catharina zijn geboorteplaats Weiler-la-Tour en trekt van Luxemburg naar Den Bosch. Hij staat genoterd als 'arbeider'; waar hij werk vindt, weet ik niet. Zijn vrouw Josepha Emérentiana Lambermon - geboren in Susteren - bevalt hier van haar tweede kind: Geertruij. De derde in de rij wordt op 26 november 1833 Jacobus, een nakomertje. Catharina trouwt op 6 april 1839 met de 23 jaar oudere Johannes Henricus Lambooy, barbier én Bossche Waterlooveteraan.

In de verhalen die ik als kind van mijn oma Kaat van den Broek-Lambooy hoor, klinkt het alsof wij via haar grootmoeder Loew zonder meer van Franse 'komaf' zijn. Om dat Franse karakter nog te versterken, verwijst zij naar Jacq. Loew. Hoe hij precies in de stamboom past, wordt me dan niet duidelijk, maar hij is denk ik haar oud-oom én kleermaker. Kleermaker. 'Nie zômar ene', voegt ze eraan toe, 'Mar 'nnen hille fijne'. Kijk, dan moet hij het vak beslist in Parijs geleerd hebben en die stad ligt in Frankrijk. Om de kwaliteit van zijn vakmanschap de bewijzen, voert ze ook nog aan dat hij nooit meer dan één werkstuk in de etalage zette. Een mooie jas, bijvoorbeeld.

In 1908 staat Jacq. Loew in de boeken als kleermaker en bewoner van Verwerstraat 6. Het pand heet 'De Fontein'. Een héél fijne kleermaker dus, volgens Kaatje. Niet zomaar eentje. Verder onderscheidt ze ook werkmensen en klerken. Die laatste houden een pen vast en hebben een witte boord om. Ze werken vaak bij de 'griffie' (secretariaat gemeenteraad), waarvan ik als manneke niet weet wat dat betekent. Haar eigen man Harrie van den Broek is steenhouwer. Tot zijn vroege dood op z'n negenendertigste is hij een werkmens. Uiteraard niet zomaar eentje, want hij kan werktekeningen lezen. En hiermee verheft hij zich boven wat zij noemt 'de platte werkmens'. Al vroeg leert zij haar kleinkinderen hoe de Bossche sociale strata te ordenen.

Werkmensen in Den Bosch hebben het niet eenvoudig. Het kan altijd nog erger. Daarvoor haalt ze als bewijs de reizen van haar moeder naar Wallonië aan. Misschien dat Gerardina Lambooy-Dumernit regelmatig naar de Borinage gaat. Daar hebben haar ouders een tijdje in Boussu gewoond, waar de jongste broer Petrus Dumernit is blijven hangen. Wellicht put Dien uit haar geheugen. De Waalse arbeiders hebben het in de mijnen en staalfabrieken beroerder dan de werkmensen in Den Bosch. Ze moeten er in ploegen aan tafel en ze eten een soort stamppot uit - met een doek schoongemaakte - in de houten tafel uitgesneden holtes. Als kind zie ik 'knikkerputjes' voor me. Ze eten me verdikkeme uit 'houtere knikkerputjes' en da's 'ginne flauwekul' denk ik. Na zo'n verhaal ga ik thuis braaf aan tafel zitten en eet mijn bord zonder protest helemaal leeg.

vrijdag 22 juli 2011

Bonaparte, Loew & Lambooij

Mijn oma van moeders kant woonde regelmatig bij ons in huis. Je kon haar verhalen onmogelijk missen: ze praatte graag en veel. En dan overal ook nog, ook nog. Zelfs als ik op het toilet zat, bleef ze voor de gesloten deur gewoon doorratelen. Zeker twee van haar kleinkinderen doen dat ook: een van mijn zusjes en ikzelf. U bent gewaarschuwd.

Van oma weet ik dat wij een soldaat in de familie hebben die bij Waterloo vocht. Als kind nam ik aan dat ie in het leger van Napoleon diende, maar het tegendeel is waar. Hij hielp mee om die keizer te verslaan! De goede man is daardoor zelfs nog op een schilderij gekomen van de Bossche kunstenaar Petrus Marinus Slager. Op de afbeelding hiernaast is Jacobus Henricus Lambooij, want over hem hebben we het, afgebeeld met zijn linkerwang tegen het vaandel. Aan zijn ogen te zien, komt de hele film uit zijn jonge jaren weer in gedachten voorbij.

Hij is mijn oma's opa. Als hij op 18 juni 1815 deelneemt aan de slag die de toekomst van Europa wezenlijk verandert, is hij 20. Het is moeilijk om de jongeman van toen terug te zien in die veteranenkop van 60 jaar later, een jaar voor zijn dood. Als hij op 11 september 1876 sterft, is hij net twee jaar drager van 'Het zilveren Kruis met de Vijf Armen'. Maar hij kreeg dat dan nog bij leven.

Als ik 'm zo zie staan, dan denk ik dat zijn vrouw hem kwiek gehouden moet hebben. Een triviale grap natuurlijk, maar zij is wel 23 jaar jonger als ze - hoogzwanger - op 6 april 1839 met deze barbier én oud-strijder trouwt. Samen krijgen ze tien kinderen. Catharina Loew of Löw komt uit Weiler-la-Tour, Luxemburg. Later leidt dit feit via de vertelkunst van oma Kaat van den Broek-Lambooij tot het verhaal van onze 'Franse komaf'. Het scheelt een paar kilometer.

Wanneer mijn oma het had over háár oma, zei ze: 'Dè schrefde as Loewie mee twee puntjes'. Waarom die aanwijzing, dacht ik als kind? Schreef je het dan anders dan de naam van haar zoon Louïs? Pas veel later snapte ik haar spellinguitleg van de naam Loew of Löw.

'Iedereen' in de familie kent dit verhaal. Aan het schilderij wijdde het Kringnieuws van juli 2003 een uitvoerig artikel: http://issuu.com/studiovanelten/docs/kringnieuws-juli-2003
Een in mijn ogen belangrijke aanvulling hierop kwam - via twee nichtjes - 'postuum' van mijn peetoom Jan van den Broek: http://issuu.com/studiovanelten/docs/kringnieuws-januari-2004

Op een aantal plekken heb ik een deel van oma's verhalen en die van ome Jan vorm gegeven. Vertellers in je familie? Koester ze. Ze geven een toekomst aan jouw verleden.

woensdag 20 juli 2011

Dumernit, Mackaij & Lambooy

Landverhuizers laten hun sporen na in vestingstad Den Bosch en daarmee in mijn familie. Eén van die lui is Jacob Dommerniet. Hij wordt op 29 juli 1755 geboren in Wolfshage, Duitsland. Wat hem ertoe aanzet zijn geboortegrond te verlaten, weet ik niet. Mogelijk is het de hoop op een betere toekomst. Hoe dan ook, meneer trekt naar Den Bosch en wordt daar soldaat.

Moest ie ver lopen? Via Google vind ik een veelvoud van zowel Wolfhage als Wolfshage(n). Vanwege die onderscheidende 's' kies ik voor de tweede mogelijkheid. Een Wolfshagen ligt achter Berlijn, op 609 km; het dichtstbijzijnde equivalent bij het Teutoburger Wald op maar 194 km. In die omgeving kregen de Romeinen in het jaar 9 een jasje van de manhaftige Germanen. Goeie kans dat daar die krijgsman vandaan komt.

Eenmaal in Den Bosch gaat Jacob Dommerniet ook in de boeken als Jakop Dumernit en Jakop Doomernik. Verstonden ze 'm niet? Had ie een borrel op? Konden de scribenten nauwelijks een pen vasthouden? Is 'Dommerniet' trouwens wel zijn oorspronkelijke Duitse naam? Maar goed, hij kan hier kennelijk aan de slag en krijgt en passant ook verkering. Nog een vraag: Hoe is zijn Nederlands als hij op 17 september 1780 trouwt met Anna de Ruijter-Gans?
Ze zijn al een eind op weg naar hun zilveren huwelijksfeest als hij in 1803 administratief 'verdwijnt'. Hoezo? In dat jaar zijn van hun zeven kinderen er zes in leven. Nummer drie blijkt overigens geboren in Bourtange, het Groningse verdedigingswerk, en nummer vijf in Borfu, België. Google kent geen Borfu, waar dan ook. Wel een Boussu, niet ver van de vestingstad Mons, dan wel Bergen.

Die nummer vijf is Johannes Andries Dumernit, die ook ook wel bekend staat als Doomernik. Deze Johannes trouwt op 11 januari 1817 met de zwangere Anna Mackaij. Mackaij is ook een soldatennaam. Die komt vaak in Nederland voor, hoewel de Schotse komaf niet altijd herkenbaar is. Bij Mackaay lukt dat nog, maar wat te denken van Micquene, Minquenes, Mickené, Mickeni of Micchini? Die laatste variant zou goed bij een Italiaans restaurant passen. Heeft Anna trouwens nog wat Engels meegekregen of is dat te ver weg?

Johannes Dumernit is aanvankelijk tamboer en hij verhuist met Anna naar Breda. Vervolgens gaat het weer naar Den Bosch en vandaar naar (opmerkelijk genoeg) Boussu in de Waalse Borinage. De benjamin Petrus blijft daar trouwens 'hangen', waarmee hij voor een Waalse tak Dumernit zorgt.

Augustinus, het tweede kind van Johannes en Anna, komt op 15 februari 1819 in Breda ter wereld. Die krijgt weer elf kinderen, bij drie echtgenotes. Gerardina Dumernit (Den Bosch, 28 januari 1855) is van zijn eerste vrouw. Gerardina trouwt als 20-jarige met de sigarenmaker Henricus Lambooy en bevalt binnen vijf maanden van haar eerste kind, Catharina. Die snelheid valt me nu pas op en als het koppel eenmaal op scheut is, komen er nog twaalf jong. Catharina, of Kaat zoals wij haar noemen, wordt later mijn oma van moeders kant.

zondag 17 juli 2011

18 juli 1936

18 juli staat te boek als de dag waarop de Spaanse Burgeroorlog begon. Dat is nu dus 75 jaar geleden en die strijd bracht Franco aan de macht. Na zijn dood in 1975 spreken de politieke partijen af om over de voorgaande vier decennia te zwijgen. De laatste jaren blijkt dat moeilijk vol te houden en sindsdien komen de lijken letterlijk tevoorschijn. Niet uit de spreekwoordelijke kast, maar uit massagraven door het hele land.

In 1936 regeert in Spanje een democratisch gekozen regering. Veel ervaring is er op dat moment nog niet met het leven binnen een vrij politiek systeem. Allerlei groeperingen van linkse en rechtse signatuur maken het de centrale regering niet gemakkelijk. Het land staat voor grote veranderingen als een aantal generaals vanuit de Canarische Eilanden en Noord-Afrika een opstand begint. De eerste doden vallen binnen de eigen gelederen, want niet elke officier staat te trappelen. Ook de burgers blijken verdeeld en drie jaar strijd volgt. Als Franco's troepenmacht in 1939 uiteindelijk 'zegeviert', begint een periode die professor Julián Casanova in El País van 17 juli 2011 beschrijft als een van 'terreur, in een voortdurende staat van oorlog, en met een misdadig en intimiderend regiem'.

Wanneer ik in juni 2008 het Madrileense Museo Reina Sofía bezoek, gebeurt dat ook met de bedoeling om Picasso's Guernica te zien. De wordingsgeschiedenis van dit beroemde werk wordt nauwgezet in beeld gebracht. In een van de zalen zie ik een film met beelden over het oprukkende leger van Francisco Franco. Zeer onder de indruk verlaat ik na afloop het museum. Een paar dagen later bezoek ik met een Spaanse schrijver-cineast La Granja de San Ildefonso (Segovia). Daar vond in 1937 de door Hemingway in 'For whom the bell tolls' bschreven treffen plaats tussen de strijdende partijen. Tot op de dag van vandaag blijft Spanje verdeeld over de burgeroorlog. Die waterscheiding loopt ook door de familie van de filmmaker; we passeren zijn geboortedorp en rijden terug naar Madrid.

vrijdag 15 juli 2011

La cocina (14); tomate frito casero

Vanavond eters. En dan wil ik niet steeds in de keuken staan, als de gasten er zijn. Dus zo veel mogelijk tevoren doen: mise en place. Op een redelijk vroeg uur verwijder ik bij een viertal vleestomaten de harde groene stukjes en de pitten. Het vel laat ik zitten, gewoon uit luiheid. Het eindresultaat moet worden 'tomate frito, estilo casero'.

Je kunt het in elke (Spaanse) supermarkt kopen. Het is een dikke gelei die voor allerlei doeleinden gebruikt wordt. Bijvoorbeeld als smeersel op stukjes stokbrood. Lekker en handig. De toevoeging 'casero' wekt de suggestie dat moeder thuis achter het fornuis heeft gestaan. Dat dit in werkelijkheid nog steeds gebeurt, blijkt uit het aantal digitale varianten dat ook op dit recept bestaat.

De bereiding is eenvoudig. In de olijfolie fruit ik een gesnipperde bosui en wat teentjes knoflook. In stukjes gesneden volgen de schoongemaakte tomaten. Dan zout, peper en een snufje hierbabuena (gedroogde munt) toevoegen, plus een suikerklontje om de bittere smaak weg te halen. Dit alles laat ik een uur indikken. Als de substantie niet langer waterig oogt, gaat ze in de keukenmachine. De op smaak gebrachte gladde saus laat ik afkoelen; peuzelhapje één kan ik afvinken.

Wie dat schoonmaken van die tomaten te veel werk vindt, pakt gewoon een blik 'pomodori pelati'. Niet echt 'estilo casero', maar het smaakt ook prima.

donderdag 14 juli 2011

La cocina (13); arroz con leche

De afgelopen weken in Spanje had ik één favoriet toetje: arroz con leche. Ik heb me d'r klem aan gegeten. Vandaag is een dag om lekker achter het fornuis te staan. Nationale feestdag in Frankrijk, hoogzomer dus en hier is spontaan de verwarming aangeslagen. De keukenruiten doen dat ook want ik kook rijst en buiten is het herfstig fris.

Mijn moeder maakte ook zoiets, maar dan zonder melk: droge witte rijst met kaneel. Om onze darmen weer te laten wennen na een nacht op de wc-bril. Misschien dat ik daarom lang die 'arroz con leche', inclusief kaneelstrooisel negeerde. Kennelijk is inmiddels de traumatische herinnering optrokken en ben ik nu fan van dit klassieke dessert. Maar 's kijken of ik er ook of Facebook vriend van kan worden.

En natuurlijk hoort bij deze nahap een verhaal. Veel dingen uit de Spaanse keuken laten zich herleiden tot een Moorse oorsprong. Ook hier zijn er lieden die dankzij het gebruik van vanille en kaneel een arabische oorsprong logisch vinden. Aan de andere zijde van het spectrum staan de 'specialisten restverwerking'. In hun ogen prevaleert de praktische instelling, waarbij overgeschoten rijst en de koe in de stal de belangrijkste rollen spelen. Overigens bestaan op het recept de nodige varianten.

Hoe dit ook zij: ik kook een kopje rijst. Als die gaar en afgegoten is, gaan daarbij vijf kopjes volle melk die ik aan de kook breng. Toegevoegd worden: wat zout, een stokje kaneel, idem vanille en bij gebrek aan citroenrasp een theelepel Chivers Lemon Curd (smooth). Dit staat het volgende uur op een sudderplaatje. Af en toe wat roeren. Tevreden over de smaak giet ik de inhoud in kommetjes en strooi ik over de bovenkant kaneel.

Die kommetjes staan nu in de koelkast en ik tel de uren tot het avondeten.

Bolduque (15); Karels kop

Den Bosch leeft als Spaanse stad 'Bolduque' vooral in verhalen en op papier. Van de feiten en gebeurtenissen valt hier letterlijk weinig te zien. Eigenlijk blijkt zowat alles wat in deze stad nog zichtbaar over is, geconcentreerd rond 1629, het jaar dat de vesting in handen kwam van de Republikeinse troepen. De stadsmuren - met op één plek een stuk restaureerde stadswal - houden die herinnering in beeld. Maar om nou te zeggen 'Spaans', met een Spaanse hoek, kerk, kazerne, straat: het is zoeken en sprokkelen.

Niet direct in het oog lopend staat Karels kop op de binnenplaats van het Hof van Zevenbergen, Keizerstraat 12. Een toepasselijke plek, al moet je weten waar te kijken. De achtergrond voor de aanwezigheid van dit konterfeitsel lijkt bekend: in deze omgeving logeert Karel V een aantal keren. In 1515 was hij te gast in het 'stadspaleis' waar dit kleine beeldhouwwerk staat en in latere jaren logeerde hij aan de overkant. Aan die zijde wordt hij in 1540 en 1545 kennelijk zo goed ontvangen, dat hij zijn gastheer in de adelstand verheft. Eigenaar Hendrick Proening van Deventer zal daarmee wel in zijn schik zijn geweest en hij noemt zijn huis 'het Keizershof'. Hij laat zelfs een beeld van zijn vorst-in-harnas plaatsen boven de poort. De naam Keizerstraat volgt.

Hendrick sterft in 1556. Zijn opvolger, zoon Gerard kiest later voor 'het nieuwe geloof' en verlaat de stad. In 1620 komt de Spaanse gouverneur Antonie Schets, baron van Grobbendock in het Keizershof te wonen. Hij mag zich de nieuwe eigenaar noemen, daarbij geholpen door een ´kooppremie´ van de stadsregering. Maar ja, hij moet in 1629 ook weer weg. Soit. Van dat grote onderkomen is nu niets meer over dan een binnenmuur. Om die te kunnen aanschouwen, bliek je door het meest linkse raam.

Terug naar het Hof van Zevenbergen. Dit wordt in het voorjaar van 1998 verrijkt met het hoofd van een nog jonge Karel V. Initiatiefnemer Kring Vrienden van ´s-Hertogenbosch laat hem - met de financiële steun van donateurs - afbeelden in de leeftijd die hij bij zijn bezoek ter gelegenheid van de 'Blijde Incomste' in 1515 heeft. Aan de zijkant van dit werkje valt te lezen waarom Karels kop hier staat te staan.

maandag 11 juli 2011

La cocina (12); ensalada de garbanzos

'Goed eten, sporten en niet roken. Da's een prijswinnend lot om ouder dan 80 te worden'. Dit zegt de voorzitter van de Fundación Dieta Mediterránea in El País van 16 oktober 2010. Geen opzienbarend nieuws uit de mond van deze Lluís Serra Majem. Interessanter wordt het wanneer hij constateert dat nog maar 44% van zijn volwassen landgenoten het gezonde mediterrane dieet volgt. Bij de kinderen is dat teuggelopen tot 35%. Voldoende reden tot bezorgdheid van zijn kant. Het zuidelijke eetregiem als wondermiddel?

Begin juli 2011 zie ik op het Spaanse Journaal dat 43% van de negenjarigen uit dat land overgewicht heeft. Een paar dagen daarvoor viel me er het volgende advies op: 'Eet peulvruchten bij zoveel mogelijk gelegenheden!' En dat stond op een suikerzakje: een land van uitersten.

Het 'mediterrane dieet' staat sinds 2010 op de lijst van het 'Orale en Immateriële Werelderfgoed'. 'Oraal' heeft hier niks met eten te maken, maar het verwijst naar van generatie op generatie doorvertelde kennis. Er is niet één uitvinder of bedenker aan te wijzen: deze eetcultuur is de vrucht jaren ervaring van mensen. Het is een vorm van traditie. Niet bedoeld om er van af te vallen, maar ontstaan om te leven. Vis, groenten, fruit en peulvruchten behoren tot dit dieet. En niet te vergeten olijfolie. Een aantal van deze ingrediënten is onderdeel van de 'ensalada de garbanzos', de kikkererwtsalade die ik in een anoniem wegrestaurant langs de snelweg Ourense - León voorgeschoteld krijg als 'ensalada de verano': zomerse salade.

Kikkererwten genieten enige bekendheid in ons land. Ze kunnen in 'falafel' verwerkt zijn, en wie met hummus een saus maakt, brengt ze ook in verwerkte vorm op tafel. Binnen de klassieke 'Nederlandse keuken' spelen ze geen rol. al staan ze bijvoorbeeld bij AH gewoon in het schap. Ik vind ze beetje flauw smaken 'van zichzelf', iets wat verdwijnt in een aantal recepten.

Vanavond breng ik de volgende salade op tafel. Hiervoor laat ik 400 gram kikkererwten uit blik uitlekken. Bij de overgebleven 240 gram doe ik zeer zeer fijngesneden stukjes rode paprika en witte ui. Dit alles wordt gemengd met paprikapoeder, zeezout, peper, wijnazijn en olijfolie. Op de borden leg ik wat sla en daarbij gaan de kikkererwten met toebehoren. Aankleding geschiedt met tomaat, schijfjes komkommer en een hardgekookt ei. Wie deze basis nog bonter wil maken, voegt wat olijven toe, asperges (uit pot of blik) en gekookte ham. Er zijn ook varianten met maïs, rijst, stukjes tonijn. Blokjes gekookte aardappel kunnen ook heel goed. Niet in alle gevallen blijft de samenstelling 'even mager'.

Opgediend met een stuk warm brood en en glaasje witte wijn vormt het oorspronkelijke recept een lekkere zomeravondsalade in de tuin.

zaterdag 9 juli 2011

Internationaal werk in Burgos

Brugge heeft een stadsdeel dat nog steeds Spaans Kwartier heet. Andere steden aan de Scheldedelta kennen een Spanjaardstraat. Niet vreemd, want handelaren uit het Iberisch schiereiland vestigden zich in de 15e eeuw graag in steden als Brugge, Antwerpen en Middelburg. De familie Pardo die naar Brugge kwam, stamde uit Burgos. Vaak ging het bij die 'inwijkelingen' om een tijdelijk verblijf. Zo niet bij de Pardo's. De huidige Belgische kroonprinses stamt er zelfs vanaf.

In de prachtige kathedraal blijkt steeds weer welke rol toentertijd de banden met het Schelde- en Rijngebied speelden. De gotische kerk is voor een groot deel gebouwd naar het ontwerp van Juan de Colonia, Hans van Keulen. Die werkte samen met de uit Vlaanderen stammende familie Egas, ofwel Cuemans. Hans' nazaten Simon en Francisco droegen ook bij aan dit godshuis. De makers van het grote retabel Rodrigo en Martin de la Haya werden in Burgos geboren, maar hun naam verwijst naar een afkomst uit Den Haag.

Ik probeer me een voorstelling te maken van hoe de internationale samenwerking verliep in die tijd. Europa was een nagenoeg leeg land. Hoe reisden de landverhuizers? Waarom verkasten die lui van Noord naar Zuid? Hoe wisten ze waar ze moesten zijn? Hoe werkte het 'netwerk'?Ondanks de studie die ik hierover al jaren maak, blijf ik het moeilijk vinden om me een echt beeld te vormen van die periode en die tijd.

Wat me wel duidelijk wordt, is dat Burgos een stad is waar ik me thuis voel. De binnenstad is prachtig, bruisend (afgezien van de algemene Spaanse pauze tussen 14.00 en 17.00 uur), en ze is voorzien van allerlei pleintjes en paseos. Burgos leeft! Burgos wil - overigens net zoals Santander - culturele hoofdstad van 2016 worden. Als ik zie hoe zichtbaar de stad die ambiance maakt, zou ik als jury geen seconde aarzelen. Die titel verdient Burgos, wat mij betreft.

Met die gedachte, vetrek ik naar Bilbao. Op zaterdag 9 juli vlieg ik naar Nederland. Het was een prachtige reis door Noord-West Spanje. En niet meer zeuren over het weer in die groene hoek van Spanje: gewoon prima.

vrijdag 8 juli 2011

Pelgrimsstad

'Het is maar een kleine stad', zegt de mevrouw van het VVV. Daarvoor heeft ze me in sneltreinvaart alle plaatsen op de kaart aangewezen die ik zeker moet zien. 'Klein en mooi'. Het kantoor ligt tegenover de trots van León: de gotische kathedraal. León, gesticht door een Romeins legioen. De muren uit die periode zijn nog op verschillende plaatsen in de oude stad te zien. Daarna zaten de Visigoten er en vanaf 712 de Moren. Die werden hier in 850 verjaagd waarna de stad langzamerhand herbevolkt raakte en zich kon ontwikkelen. Onder meer tot rustpunt op de 'camino' naar Santiago de Compostela.

De gotische kathedraal domineert de stad. Ik vind het de meest complete kerk in zijn soort. En zelfs als Bosschenaar kost het me geen moeite om dat te zeggen. Het retabel bij het hoofdaltaar bevat 24 geschilderde panelen. Het imponeert me. Aan de latere koorafsluiting hebben beeldhouwers uit de Nederlanden gewerkt. Als in mijn vorige blog aangegeven, was de aanwezigheid van dit soort specialisten uit de Lage Landen in die tijd normaal geworden.

Het 'retablo mayor' in de romaanse Real Colegiata de San Isidoro kan zich meten met dat in de kathedraal. Ook dit romaanse godshuis is magnifiek. Hierna volg ik het lijstje dat ik eerder 'opkreeg' van de VVV-dame. En inderdaad: klein en mooi. Het voormalige Monasterio de San Marco, (nu parador), het Casa de los Botines, een vroeg neo-gotisch werk van Gaudí, het Palacio de los Guzmanes. En naturlijk de paseo langs de rivier, de wirwar van veelkleurige straatjes en pleintjes.

Tijdens mijn wandeling door de binnenstad wordt me duidelijk hoe León zich manifesteert als stad voor pelgrims. Beelden, onderkomens, speciale menu's en natuurlijk de mannen en vrouwen op weg naar Santiago de Compostela accentueren deze status. Mijn bewondering voor de Santiagogangers groeit. Het is warm en het platteland hier komt me dor en hard over. Dan zijn dorpjes als datgene waar ik ovenachtte ongetwijfeld oases.

Ik ga op weg, in de auto, naar de volgende stad aan de camino: Burgos.

donderdag 7 juli 2011

Bolduque in Spanje

Na 400 km dan eindelijk in Medina de Rioseco. 'Eindelijk' omdat de afstand - ook via de goede wegen - lang blijkt. 'Eindelijk' ook omdat ik dit plaatsje boven Valladolid al lang wil bezoeken.

In de 15e en 16e eeuw was dit stadje van groot belang. 'Het was groter dan Madrid', zegt de medewerkster van Museo San Francisco. 'Het koningshuis bleef ondanks alle verhuizingen dicht in de buurt. Medina de Rioseco was een knooppunt van wegen. Handel, plus veel opdrachten vanuit het koningshuis aan de ambachtslieden en kunstenaars die hier gevestigd waren. Bovendien was het de stad van de Almirantes'.

Ze legt me uit dat een 'almirante' in die tijd het bevel voerde over de vloot. Hij zat in zeggenschap hoog op de regeringsladder. En die functionaris was natuurlijk rijk. Door al deze omstandigheden bruiste het hier van leven en het voormalige klooster en de kerken getuigen hier nog van. Tja, Filips II verplaatste het hof van Valladolid naar het kleine Madrid, dat al snel uitgroeide tot een stad van formaat. Medina de Rioseco doet op deze warme namiddag ingedommeld aan. Het ligt midden een een uitgebreid leeg stuk Spanje waar het graan wordt binnengehaald en de velden zonnebloemen nog enige kleur geven aan een dor land.

In die gouden tijd waren er veel beeldhouwers werkzaam in Medina. De belangrijkste was ongetwijfeld Juan de Juni. Hij kwam uit Frankrijk (mogelijk Joigny) en hij werkte samen met andere vakgenoten. Een daarvan was Pedro de Bolduque en diens neef Mateo Enrique. De Bolduque betekent Van 's-Hertogenbosch, en elders in Spanje ging ik al op zoek naar werk dat hij achterliet. Hier dus ook in verschillende gebouwen. Ik krijg van die spraakzame medewerkster voorafgaande aan de officiële (en mooi vormgegeven presentatie) een snelle rondgang langs de 'Bossche' werken in het museum. Daarna zie ik nog twee kerken/musea.

En dan naar Mansilla de las Mulas.

woensdag 6 juli 2011

Vergezicht

Het regent flink. Zelfs de poncho moet In Portonovo uit de rugzak terwijl ik op de boot wacht. Isla de Ons, het doel van de trip, is onzichtbaar in de wolken. Er moet ook een groot gezelschap kinderen mee. Die laten zich keurig opstellen in rotten van vier en verdwijnen gedisciplineerd naar het benedendek. Ik ga boven zitten. Het is inmiddels droog. Vrij uitzicht naar alle kanten maar van vergezichten is geen sprake. De kleine ferry vertrekt om precies 12.30 uur en ploetert een half uur tegen de wind in. Af en toe is de deining zo pittig dat een er een groepskreet opklinkt vanuit het vooronder.

Isla de Ons is een nationaal park. Je mag er niks van meenemen of er iets achterlaten. Bij het ticket hoort ook een plastic vuilniszakje. Vol weer weg te gooien op het vasteland. Op dezelfde hoogte liggen meer eilandjes die de zuidelijke Rias van Galicië beschutting bieden tegen de wind van de Atlantische Oceaan. Deze streek is duidelijk warmer dan de het noordelijke deel van dit gewest. De plantengroei is hier kleurrijker en het doet mediterraan aan. De Rias Baixas vormen ook een bekend wijngebied. En voor Spanjaarden een bekende vakantiestreek. De standen en strandjes zijn er mooi. Op sommige plaatsen, zoals bij Portonovo en eigenlijk heel de gemeente, is de kust wel erg vol met die hoogbouw van hotels.

Isla de Ons is de rust zelve. Vanwege het slechte weer zijn weinig mensen deze kant op gekomen. Al snel breekt de zon door en het geweldige Praia de Melide is geheel verlaten. Het is een plaatje uit de Bountyreclame. Op het eiland wonen nog 70 mensen, geconcentreerd aan de oostkant. Zestig jaar terug waren er dat nog zo'n 450; de meesten trokken naar de overkant. Wel barst het eiland van de vogels. Het telt met 30.000 broedparen de grootste kolonie geelpootmeeuwen ter wereld. Die informatie lees ik op een bord. Ze hebben jongen en als je te dicht in de buurt komt, vliegen ze laag over je heen.

Op veel plaatsen zijn de uitzichten grandioos. Het is helemaal helder geworden en vanaf een bepaald punt bij de vuurtoren zie ik naar het noorden en naar het zuiden de hele eilandenrij. En magnifiek vergezicht. Ik loop het hele eiland rond en neem om 19.00 uur de boot terug naar Portonovo. Isla de Ons, een kleurrijke ervaring blijft stil achter in de Oceaan.

maandag 4 juli 2011

Spaanse molens


Vandaag loop ik de 'Ruta de los Molininos en Samieira'. Een wandeling langs 23 voormalige watermolentjes. De tocht begint bij het strand van Samieira, wat in het Spaans 'Santa Maria' is.

De bedoeningen waren tot 50 jaar geleden nog in bedrijf. Ze maalden graan. Naar het schijnt dag en nacht in het hoogseizoen. Nu behoren ze tot het Gallisisch cultureel erfgoed. Het merendeel lijkt aan restauratie toe. Ze liggen als parels van een ketting langs een stroompje. 's Morgens belt de eigenaar van hotel Linares nog naar het stadhuis van Poio met de vraag of er een molen kan draaien. Helaas is het zo'n droge periode dat er te weinig water is.

Na het laatste exemplaar loop ik naar een aantal hooggelegen plekken met fraai uitzicht over de schitterende baai. De stranden lichten op in de zon. Op een daarvan zag ik voor ik aan de molentocht begon een interessant schouwspel. Zo'n 100 vrouwen liepen met bakken op wielen en met harken richting vloedlijn. Bij eb gingen ze schelpdieren verzamelen. Die zouden vervolgens 24 uur verwateren, om daarna 'gezuiverd' door de visserscoöperatie verkocht te worden.

Ik kom zojuist terug uit het restaurant van dit familiehotel. Eten kan hier ook, maar dan wel op verzoek vooraf. Er is een dunne scheidslijn tussen keuken en klanten. Veel groente, lekker vlees en 'gele wijn'. Die komt in tegenstelling tot de witte wijn uit de eigen streek. Sterker nog: de eigenaar zelf is de producent van deze drank. Daarna schenkt hij een 'blanco', geen wijn, maar wat in Italië een grappa genoemd wordt. Het is weer bijzonder lekker.

zaterdag 2 juli 2011

Paradijs met briesje

Santiago de Compostela: druk op het plein bij de kathedraal. Daar is het lichaam van de apostel Jacobus begraven. Volgens de overlevering bracht hij het christendom naar Spanje. Hij werd onthoofd in Palestina waarna zijn resten terug kwamen naar Galicië. Zijn graf raakte vergeten en pas eeuwen later kreeg die bijzonder plek opnieuw bekendheid. Het eerste godshuis ontstond. Voor de grote kerk die er nu staat, arriveert en groep fietsers uit Portugal. De mannen leggen hun bepakte rijwielen neer, omarmen elkaar en gaan geëmotioneerd en bekaf in de zon liggen bijkomen. Meer pelgrims bereiken dit omvangrijke plein, te voet.

De plaats kon zich ontwikkelen als pelgrimsoord toen Jeruzalem in de 11de/12de eeuw voor de christenen moeilijk bereikbaar werd. Langs de route naar Santiago kwamen kerken en kloosters. De wegen liepen door het gebied dat niet of slechts kort door de Mohammedanen bezet was. De bouw van religieuze werken bracht handwerkslieden en kunstenaars uit andere delen van Europa naar het Iberisch schiereiland. Vanaf de 15de eeuw groeide de toestroom uit met name de Zuidelijke Nederlanden. Zo bouwde Enrique Egas in 1492 het 'gasthuis' naast de kathedraal van Santiago. Hij was de zoon van Egas Cueman. Die vestigde zich rond 1440 met zijn broer Hanequin de Bruselas in Spanje. Zij en hun nazaten werden hier de architecten van veel bekende kerken en kloosters. Hun Vlaams-Spaanse stijl geeft bijvoorbeeld de kathedraal van Toledo een opmerkelijke aanblik.

Santiago doet op deze zonnige zondagmorgen aangenaam aan. Ik drink en eet wat op de binnenplaats van het Costa Vella Café. In de beschutte tuin vormen schaduwrijke druivenranken en een klaterend fonteintje voor een klein paradijsje. De wandeling die ik daarna door de oude binnenstad maak, voert langs verstilde en authentieke hoekjes. Op een klein plein bruist het ineens van leven met de komst van een Gallicische dans- en muziekgroep.

Rond drie uur rijd ik naar Poio, gemeente Pontevedra. Daar heb ik gisterenavond laat via internet nog een kamer gereserveerd. Bij aankomst blijkt het kleine en nieuwe hotel Linares prachtig gelegen. De ontvangst door de familie is allerhartelijkst. Als ik wil, kan ik er 's avonds wat eten. Het zwembad heeft uitzicht op zee. In de verte zie ik het Isla de Ons. Ik bedenk met niet lang en installeer me lui op een ligbed. Het water blijkt zout en verfrissend. Met gemak houd ik het tot half negen uit. ' 'Paradijs met een briesje', denk ik halfsoezend. Om negen uur ga ik aan tafel. Moeder heeft heerlijk gekookt en vader bedient. Ik voel me verwend.

De lange kust van Galicië

Vandaag een rustige dag. Ik rijd toeristisch van een bewolkt Cabo Finisterre langs de kust naar het zuiden. De warmte van de afgelopen dagen is weg. De zon komt al snel door en de route is een lust voor het oog. Hemelsbreed kruip ik vooruit, want de weg kronkelt enorm. Het aantal baaien en baaitjes is niet bij te houden. Als ik denk al uren onderweg te zijn, zie ik aan de overkant van het water de vuurtoren van Cabo Finisterre in het licht liggen. Ik stop om van het uitzicht te te genieten. Is dit Galicië waar het altijd regent?

Ik passeer stranden en strandjes. Pareltjes. Sommige dorpjes hebben zich ontwikkeld tot echte vakantieoorden, terwijl de meeste gewoon een verzameling huizen gebleven zijn. Een mooie tocht. Ik stop in Noia, sla bij Eroski wat te eten in en lunch aan een klein en volkomen stil strandje.

Dan gaat het via de snelweg naar Santiago de Compostela. Ik verblijf in hotel Castro, tien kilometer ten noorden van de stad. Ik lees wat en laat met me 's avonds door de receptionist naar een restaurant in de buurt verwijzen. Ik loop erheen, eet uitstekend in 'Mar de Esteiro' en ga via de Camino door het bos weer naar het hotel. Morgen Santiago de Compostela.

vrijdag 1 juli 2011

Waar de wereld eindigt

De Romeinen wisten ook niet precies waar de wereld ophoudt. Was dat nou in Bretagne of in Galicië? Aan die onduidelijkheid danken we vandaag de aanwezigheid van 'wereldeinden' die teruggaan op de aanduding 'finis terrae'. Eentje in Frankrijk dus en die andere in Spanje. Grappig is dat beide districten met zo'n finale plek prat gaan op hun Kelitsiche afkomst.

Vandaag ben ik na een mooienochtend in A Coruna aangekomen in Cabo Finisterre, of in het Gallicisch 'Fisterre'. Het ligt aan de 'Kust des Doods'. Het weer kan er zo beroerd zijn dat schepen tegen de rotsen kapot slaan. Dat heeft veel mensen het leven gekost. De laatste dagen is het mooi weer. Vandaag geeft de thermoneter om 17.00 uur 29C aan. Ik zit dan onder een boom in de buurt van de vuurtoren stukjes krokant knoflookbrood te eten met een zachte tomatenpasta.
Vlak voor de toren bevindt zich de laatste routeaanduiding voor de bedevaartsweg naar Santiago de Compostela. Op de het betonnen paaltje staat 0,00 K.M. Deze plek is om een aantal redenen ook het eindpunt geworden van 'Camino'. Ik spreek een landgenoot die op 23 mei uit Noord-Nederland vertrok en een aantal dagen geleden in Santiago de Compostela aankwam. Hij had zonder problemen gelopen. Zijn verhaal over de reden achter deze tocht was erg persoonlijk.

Bijna aan de uiterste punt van het schiereiland staat een witte houten paal. De wens daarop luidt vertaald 'dat de vrede voorrang krijgt'. Pelgrims hebben daarbij schoenen, stokken en andere wandelattributen achtergelaten. Hun wens is uitgekomen. Nu die eerste nog.