maandag 30 april 2012

Königinnentag


30 april 2012: Koninginnedag in Aken. Hier een gewone dag, een werkdag. En zoals je als kaaskop op je klompen kunt aanvoelen: veel landgenoten. Reguliere meivakantiegangers en ontvluchters, zoals wij. Trouwens, de Duitsers die hier rondlopen, kunnen ook best vrij hebben. Een brugdag naar 1 mei, iets wat zij dan weer wel vieren. Wij Nederlanders maken van  de Dag van de Arbeid tenminste echt een arbeidsdag.

De majesteit zal thuis weer twee gemeentes bezoeken. Geen idee waar ze toegezongen gaat worden. Dit jaar heb ik geen gespeculeer gehoord over de aankondiging van een mogelijke troonsafstand in de nabije toekomst. Lex mag nog in het voorgeborchte blijven. Of 'moet'. Misschien maar beter zo. Als ik 'm spontaan achter een microfoon zie gaan staan, knijp ik in een reflex de billen samen. Onvoorspelbaar wat ie nou weer zal gaan zeggen. Zijn vrouw heeft hem ooit vergoelijkend 'een beetje dom' genoemd en het krediet dat hij daarmee kreeg, is wat mij betreft opgebruikt.

Aken was ooit de stad van een geëerd vorst. Karel de Grote, zowel Rooms als een ijzervreter. Toen kon die combinatie van hemelse en wereldlijke glorie nog. In de terminologie van Wilders was hij ongetwijfeld een heidenmepper en een pestkop van minderheden. Toen.

Anno 2012 worden deze kwaliteiten wat genuanceerder bekeken. Mocht onze koningin op haar cadeaulijstje bijvoorbeeld een puur christelijk Nederland hebben staan, dan betekent dat wel haar abdicatie.

Als we in het zonnetje door het centrum van Aken keutelen, bedenk ik me dat Karel de Grote zijn oude keizerstad niet meer zou herkennen. Da's niet zo vreemd, want hij leefde meer dan veertien eeuwen geleden. En zeker de Tweede Wereldoorlog heeft het aanzien veranderd. De kathedraal heeft heel wat eeuwen overleefd. Het interieur vind ik van een uitzonderlijke schoonheid. De directe omgeving van dat godshuis bevat veel herinneringen aan de grote vorst. Wij volgen een aan hem opgedragen route.

Aken is eigenlijk 'net om de hoek'. In het stadsbeeld vallen bij winkels Nederlandsklinkende namen op: Leffers, Jansen, Vanderlooy, Engels, Van den Daele. Bij de Markt hangen oranje ballonnen. En ook zien we posters met aankoopkorting vanwege 'Königinnentag'. Morgen op 1 mei komen veel Duitsers en Belgen de grens over. Hangt onze middenstand dan ook een aanbieding buiten? Ik zal d'r 's op gaan letten.


zondag 29 april 2012

Moeder schrijft


Als ik zowat vier ben, gaat mijn oudste zus met de boot naar Singapore. Haar verloofde verblijft daar al voor zijn werk. Kort na haar aankomst trouwen ze.

De dag van haar vertrek balanceert op de rand van weten en niet weten. Ik denk dat het mijn oudste herinnering is. Ma blijft met mij thuis, de anderen gaan mee naar de Willem Ruys. Moeder is ontroostbaar. Er komen tantes en buurvrouwen en ma’s verdriet loopt over de rand en raakt mij. Tegelijkertijd besef ik amper dat mijn zus weg is.

Die dag tekent voor jaren mijn ideeënwereld. Het grote schip dat weken nodig heeft om die verre stad te bereiken, wordt mijn icoon voor 'gaan missen'. Wie met die boot wegvaart, komt nooit meer terug. Missionarissen, bijvoorbeeld. Waar mijn zus woont, is het tropisch warm. Misschien heeft ze wel zo’n helm op. Er wonen beslist ook negers, want paters met tropenhelmen die weg gingen met de Willem Ruys wonen bij de zwarte mensen. Om ze te bekeren. En als mijn ma na een aantal maanden verheugd vertelt dat ik oom word, reageer ik afwijzend. Ze heeft mijn kennelijke reactie later nog vaak herhaald: ‘Ik wil geen oom zijn van een zwart kindje'.

Al jong aan het discrimineren? De cultuur heeft nog geen vat op me gekregen. Bovendien weet ik amper wat zwarte mensen zijn. Hooguit uit 'Puk, Muk en Moortje'. En voorgelicht ben ik natuurlijk ook niet. Wat ik wel door heb, is dat mama schrijft. Regelmatig zit ze aan tafel, met speciaal voor de luchtpost aangeschaft lichtblauw flinterdun postpapier. ‘Air Mail’, staat gedrukt op de envelop. Ze schrijft. Een goede oefening, want later vertrekken nog twee dochters naar het buitenland. Behalve 'kroonkolonie' Singapore worden ook Casablanca, Bergamo, Teheran en Mexico City bekende werelden. Ze schrijft en schrijft. En natuurlijk komen er brieven terug. Ook mijn zusjes schrijven; in ons gezin dan een klus voor de vrouwen.

Twintig jaar schrijven om de afstand te laten krimpen of een brug te slaan. Schrijven om de ander aanwezig te laten zijn, al is het een illusie. Bijpraten per brief, in de wetenschap dat het eenrichtingsverkeer moet zijn. Schrijven om het gemis te verzachten. Om duidelijk te maken dat er ver weg iemand is die aan je denkt. Blauw postpapier om getuige te zijn van de dingen die je niet kan zien.

Later grijp ik ook naar de pen, zoals een dorstige naar het glas. Mateloos veel brieven, via de post, per e-mail. 'Voor wie ik liefheb, wil ik schrijven', met dank aan Neeltje Maria Min. Tekens van genegenheid. Een overvloed aan woorden, als bevestiging van wat tussen mensen bestaat en er even niet kan zijn. Een bezwering voor de toekomst.

'Geluk is het verlangen naar herhaling', weet Milan Kundera. Met een brief staat de afzender in de wacht.





 

donderdag 26 april 2012

Salamiparadijs

Emilia en familie runnen een slagerij. Niet zo maar een vleeswinkel: een delicatessenzaak, vernoemd naar de overleden vader. Hun 'Bottega di Pepo' maakt de lekkerste salami van Caravaggio. Bijvoorbeeld van varkens die ze op een eigen boerderij grootbrengen. Mooie, zachte salami van uitstekende smaak. Ik ben nog verzotter op de varianten waarvoor ze het vlees van paard en ezel gebruiken. Moeilijk verkrijgbaar in Nederland. Weekhartig zijn we geworden, want paarden zijn 'edele dieren'. We geven ze een hoofd en benen en je draait ze niet door een vleesmolen. Zeker niet voor de ogen van liefdevol ponyborstelende schoolmeisjes. Zo gauw die tieners koeien gaan wassen, verdwijnt ook het rundsvlees van tafel. Overigens: wie van kroketten en andere snacks houdt, eet paard.

Caravaggio bevindt zich 1.100 km van Den Bosch. Ik fiets er dus niet even naar toe voor een onsje 'sesies'. Gelukkig woont mijn neef daar en bij hem thuis eten ze dat spul ook graag. Hij is mijn 'dealer' geworden, om het zo te zeggen. Inderdaad: naast die aan chocolade, heb ik ook een salamiverslaving. De portie die hij me een maand terug bezorgde, was zo op. Een paar dagen geleden kon ik in eigen persoon de voorraad aanvullen. Bij Emilia zelf, die 'de hap' vacuüm verpakte 'voor onderweg'.

Salami maken is een kunst. In mijn ogen moet de massa tijdens het snijden dreigen uiteen te vallen. Dan hebben de worstmakers geen 'hechtmiddel' gebruikt. Dat spul – van prima kwaliteit overigens, bereid uit koeienmelk – vindt vooral toepassing bij de industriële productie van vleeswaar, tabletten, bonbons. De 'Bottega di Pepo' werkt op ambachtelijke wijze en daarbij is het niet nodig om de samenstellende delen aaneen te plakken met melkpoeder. Emilia staat mij toe voor een moment de bewaarruimte annex showroom van haar culinaire specialiteiten te betreden. Ik maak een foto van het salamiparadijs en ervaar mijn aanwezigheid daar als een plechtig moment.

De volgende morgen vlieg ik naar Airport Eindhoven. Met in mijn rolkoffertje de salami met Emilia's keurmerk. Thuis leg ik deze delicatesse in de kelderkast. Want ik weet: wachten maakt de honger groter. Een mooie gedachte.

woensdag 25 april 2012

Nelly jarig (4); 'aan tafel'

Vandaag 24 april is mijn zus Nelly jarig en al heel de nacht komt de hemel naar beneden. Van regen, harde wind en zelfs onweer heb ik niets gemerkt: goed geslapen. In elk geval baggerweer dat het plan schrapt om Milaan te bezoeken. Doezelen.

Zus, man en kinderen wonen sinds juli 1967 in dit land. Nederland is in al die tijd voor niemand verdwenen. Al is het maar dat drop, boerenkool, nasi en meer van dit soort basale zaken nog steeds populair zijn bij 'onze' landverhuizers. En dan vandaag zoiets als de verjaardag van Nelly: die wordt hier en famille gevierd. Het was toentertijd - zegmaar - een ontdekking dat Italianen meer aandacht geven aan iemands naamdag, de ‘onomastico’. En later nog dat 1 mei hier een serieuze 'feestdag' is, tweede pinksterdag ontbreekt en Sinterklaas niet bestaat.

De naamdag is geworteld in de katholieke achtergrond van dit land waar 'iedereen' rooms is. Of in elk geval was. Dus voor alle Anna's die hun roepnaam danken aan de H. Anna, is 26 juli - de dag die aan deze heilige gewijd is - een gedenkwaardig moment. Gedenkwaardiger hier dan de eigen verjaardag. Een vreemde gewoonte voor ons Nederlanders en tegelijkertijd 'acceptabel' voor wie in de Bossche St.-Jan een kaarsje opsteekt bij Maria, de dochter van de heilige Anna.

Mijn geëmigreerde familie is een soortement tweesporenbeleid gaan ontwikkelen. Zeker toen 'de aanhang' groeide en er kleine halve-Italiaantjes op de wereld gezet werden. Dus heeft mijn zus de naamdagen van haar kleinkinderen op de kalender staan. En viert die generatie vandaag oma's verjaardag zoals de 'Nederlandse' jong dat doen.

Dus gaat heel de bubs 's avonds om 20.00 uur aan tafel in een restaurant 'om de hoek'. In Nederlandse ogen een overbelichte gelegenheid waar het er informeel aan toe gaat. Waar niet meteen een scholier voor je neus staat met de vraag dan wel bevel: 'Wat drinken?' Waar het bedienend personeel de menukaart uit het hoofd kent, niks in de keuken hoeft te gaan vragen en nog gewoon de pensioengerechtigde leeftijd kan bereiken. Ook vanavond heb ik overigens weer het gevoel dat in een restaurant als dit alleen familieleden werken.

Mijn zus krijgt cadeautjes en is duidelijk ma en oma, 'la mamma' en 'la nonna'. Niemand die het in zijn of haar kop haalt om 'Lang zal ze leven' te gaan zingen'. We eten, drinken, kletsen en als Italianen een eigen woord voor 'gezellig' zouden kennen, is dat zeker van toepassing zijn op deze bijeenkomst.

Ik bevind me in de schoot van mijn familie en geniet enorm van wat dit allemaal betekent. Proficiat zusje!

Met Google is het zo gevonden: de naamdag van mijn zus wordt gevierd op 29 juni. En die van mij? Ook opgezocht: 13 juli. Nooit geweten; weer wat geleerd: zo verlegt reizen de horizon.
 

dinsdag 24 april 2012

Nelly jarig (3); 'koesteert'


Maandagmorgen in Bergamo op kantoor met nicht en neef sloten thee zitten drinken. Vervolgens traag te voet door de benedenstad - er blijkt toch steeds iets nieuws dat om aandacht vraagt – en daar breekt me die hoeveelheid Earl Grey op. Ik ga een overheidsgebouw binnen waar carabinieri ontspannen de wacht houden. Op beleefde aanwijzing blijkt een toilet via de binnenplaats bereikbaar. De overheidsdienaar heeft zijn hoge baret op het bureau liggen en ik stel me de vraag ‘Wat is de stokmaat hier voor een aspirant-carabiniere?’ In Italië voel ik me altijd groter dan thuis.

Deze cour bevat ook een mooie beeldentuin. Het zijn dezer dagen vooral de verborgen patio's en binnenpleintjes die me interesseren. Het land barst ervan en voor de meeste exemplaren bevindt zich een gesloten poort. Sommige gunnen via luik of deurtje een blik op tuin, parkje of privé- parkeerplaats. Op deze maandagmorgen staan er wat open en ik fotografeer met de ijver van een Japanse toerist.

Lunch bij zus en zwager. Ons Nelly wordt morgen 81. 'Vroeger gaven we oma Pietje elk jaar maar weer eau de cologne', haalt ze onder het eten aan. 'Waarom doen we dat, vroeg ik dan steeds onderweg. Tja, wat moet je op deze leeftijd als cadeau voor mensen verzinnen?' Ik weet wat ik uit Nederland voor haar meegenomen heb. 'Daor zulde gij nog van opkijke', denk ik stilletjes gniffelend.

'Honderd worden hoeft nou ook weer niet. Nog een tijd doorgaan is prima', vervolgt ze later in de keuken. 'Elk jaar gaat er weer een centimeter af', zeg ik. 'Dus dat kan bij jou nog wel wat lijden. Je weet wat ons moeder zei over groeien op een bepaalde leeftijd'.

'Ja', zegt mijn grote, kleinere zus. 'As 'nne koesteert omlaag'.

Later die middag maakt mijn oudste nicht bij haar thuis een foto van haar moeder en oom. Als ik het resultaat zie, roep ik: 'Ziede wel, in Italië ben ik echt grôter as thuis!'

maandag 23 april 2012

Nelly jarig (2); de pantoffelparade


Een van de dingen die ik steeds weer waardeer in Italië is de pantoffelparade. Sinds mijn aankomst zaterdagmiddag om 15.00 uur heb ik al twee keer 'fatto la vasca'. Oftewel heb ik 'baantjes getrokken' op het daarvoor aangewezen circuit. In Bergamo is dat het traject Sentirone – Piazza Pontida. En in Crema de hoofdstraat, ongeveer van stadspoort tot stadspoort.

Meedoen aan de pantoffelparade stelt weinig eisen aan de deelnemers. Tegen 17.00 uur gaan de eerste lopers op weg, in een rustig tempo. Het is de bedoeling om in gezelschap van anderen zo veel mogelijk te lopen kletsen, anderen te zien en door anderen gezien te worden. Die trage trein heeft een sociale functie die verder reikt dan 'Weet je wie ik zag?' De deelnemers laten boodschappen achter en ze nemen ‘en passant’ signalen van anderen op.

Vanmiddag heb ik me in Crema laten vertellen waar je tijdens de pantoffelparade als expert op kunt letten. Ik ben geen expert, dus zie ik niet welke mannen en vrouwen welke schoenen of broeken dragen en wat dat dan wel niet betekent. Zoals gewoonlijk kom ik ook nu niet verder dan de conclusie dat in mijn ogen de mensen vooral geweldig verzorgd gekleed zijn. En dat ze daarmee 'ons Nederlanders' degraderen tot de categorie 'wandelende aardappelzakken'. Basta cosí. De echte kenner kan nog zeggen waar die kleding vandaan komt, wat dat kost, en wat dat toevoegt aan de modegevoeligheid en de status van de drager.

Ik kan er me niet op concentreren. Vooral ook omdat ik met het fototoestel in de weer ben en mijn ogen steeds afdwalen naar wat van de gebouwen af te lezen valt. Ook in de architectuur is mijn achternichtje een expert. Niet verwonderlijk, want dat is haar professionele expertise. Crema behoorde eeuwen tot Venetië. Da's goed te zien aan de leeuw die overal uitgebeiteld de stad siert. Waar ik vooral naar moet kijken, zijn de balkonnetjes. Die blijken overal in rijke mate aan de gevels aanwezig. Zo normaal is dat niet, hoor ik. Ze zijn een typisch Venetiaans verschijnsel. Een post om van daaruit de zee in de gaten te houden. En dan vooral de schepen die de eigenaren rijkdom brachten.

De pantoffelparade is een fenomeen dat ik verbind met alle zuidelijke streken. Met zonnig weer. Met een cultuur waar het maaiveld ook een gewaardeerd speelveld is. Want hoe serieus ook: ik besef dat deze lopende vergadering een spel is.

Naar goed gebruik zoeken we in de hoofdstraat de beste ‘gelateria’ op om even later onze ijsjes in het zonnetje op te peuzelen, terwijl de parade in rustig tempo gewoon voortgaat van keerpunt tot keerpunt.


zondag 22 april 2012

Nelly jarig (1); 'Ha bruur'

Binnen 20 minuten bij Vliegveld Eindhoven en nog eens drie later al door de controle. Met precies 9,8 kg: Ryanair hè, ik heb thuis 'voorgewogen'. Onder het wachten overweeg ik maar weer 's de voordelen van een klein vliegveld in de buurt. Niet letterlijk mijn buurt, want ik lees regelmatig over de acties van omwonenden bij alweer uitbreidingsplannen. Duidelijk geval van NMBY.

Sinds de directe verbinding met Milaan Noord is de reisafstand tot mijn familieleden in Italië gekrompen tot een flink uur. Zeker ook omdat de bestemming in feite Bergamo is, de plaats waar ik vandaag mijn zus hoop te verrassen met mijn onverwachte komst. Nou is dat de laatste jaren zo'n beetje een traditie geworden, rond haar verjaardag. Dus zo onverwacht hoeft dat nou ook weer niet te zijn. En met haar intelligentie is niks mis. In ons laatste wekelijkse telefonische contact heb ik niks laten merken. Misschien speelt ze gewoon het spel mee: 'Ha bruur. Gij hier? Wa'n verrassing'. Vediamo, we zullen wel zien, dadelijk.

Gran Canaria vertrekt. Even later Gdansk. Veel Chinezen in de wachtruimte: waar gaan die heen? Even later staan die in de rij naast mij. Plus een groep jonge meiden, zo weggelopen uit 'Shopping Queens'. Of die werkelijk de beroemde Milanese Via Napoleone halen, is de vraag. Het gros van die lui steekt gewoon over naar de enorme 'mall' bij Orio de Serio om daar de inkopen te doen. Ik daar wel eens een paar bergsokken gehaald.

Met een uur vertraging in Lombardije. Veel sneeuw op de Vooralpen. Mijn neef rijdt me naar zijn ouderlijk huis waar hij zijn komst aankondigt via de intercom. Het hek gaat open en ik ga alleen de trap op. De deur van het appartement staat open en ik loop de hal in. Mijn zus hoor ik in de keuken praten. Aan haar stemgeluid te horen komt ze deze kant heen. 'Het theewater staat al op', terwijl ze de gang in loopt. Dan ziet ze me staan: 'Gij bent ok 'nne mooie', gevolgd door de naam van haar zoon. 'Ha bruur'. Gewoon weer de vertrouwde taal van thuis.

Er is hier overigens niet veel dat me aan thuis doet denken. Hoewel het gesprek 's avonds,  aan tafel met het gezin van mijn neef, dat wat relativeert. Tenslotte is bij ons de postbezorging ook een puinhoop. En treinen rijden ook niet op tijd. Op dat moment is het spoorongeluk van een paar uur daarvoor nog onbekend. Halverwege mijn pittige pizza - sputafuoca: vuurspuwer) sms't mijn vrouw: kabinet gevallen. Mijn familie tipt Silvio Berlusconi als opvolger voor Rutte. 'Die loopt nu toch werkloos rond', luidt de motivering. Nou, zo Italiaans hoeft Nederland nou ook weer niet te worden.

Later hoor ik dat Wilders weggelopen is uit het Catshuis. Is dat een bericht van 'Opsporing verzocht'. Heeft iemand een vindersloon uitgeloofd? Ze zoeken het maar uit in Nederland: dinsdag is mijn zus jarig.

vrijdag 20 april 2012

Praathuis

Tekst Boschboomcolumn 22 april 2012 Bossche Omroep


Het is in lange tijd niet zó druk geweest in het Praathuis. Maar vanavond zijn ze d'r allemaal. Alle dieren willen zo onderhand wel eens weten hoe hun gezellige onderkomen eruit komt te zien. 

Waarmee de discussie begonnen is, kan niemand zich meer herinneren. Waarschijnlijk heeft iemand met een grote bek – want alleen dieren hebben een bek, en dus kan iedereen het geweest zijn – geroepen dat ook het DierenBosch met de tijd mee moet. Of dat het bijna 2016 is. Of 2018.

2016 is een magisch jaar. Dan is Jobo al heel lang dood. Jobo was een zwaan die erg mooi kon schilderen. Zó mooi, dat al zijn werken gekocht werden door bewonderaars van ver weg. In het DierenBosch kennen ze zijn werk alleen van horen zeggen en van plaatjes. Niemand heeft ook maar één cm2 ‘aan de muur’ hangen van nest, leger, hol of wat dan ook. Het oude KunstHuis bezit ook al niks van de wereldberoemde zwaan.

Als het 2016 is, komen massa's andere dieren naar de geboorteplaats van Jobo, volgens Thom de Paradijsvogel. En die plek moet dan mooi opgepoetst zijn, roept hij overal. Alleen weten ze in het DierenBosch dat niet voor elkaar te krijgen. Want ze zijn verdeeld.

Dieren die verdeeld zijn, redden het niet. Elk beest dat afdwaalt van de kudde, is een prooi voor de jagende leeuwen. 'Hoe blijven we bij elkaar', roept Thom vertwijfeld.

Heel wat bewoners zijn ongerust. Bijvoorbeeld de nijvere bijen. Komt er voor die honingcollectoren nu een grotere korf of niet? Er is al een plaats aangewezen, maar sommige dieren zijn bang voor bijen. 'Ze gonzen zo', zeggen ze. 'Dat houdt ons uit de slaap’. Weer anderen zijn bang voor de bouw van een nieuwe hangplek voor de vleermuizen. 'Die schijten alles onder'. Maar het zijn wel nuttige beestjes. 'We moeten het nog eens doorrekenen', zegt Polka. Deze beweeglijke woelrat staat altijd vooraan bij elke discussie. Uiteindelijk neemt geen hond hem meer serieus. 'Zijn houdbaarheidsdatum is allang voorbij', weet iedereen.

Het zijn barre tijden in het DierenBosch. Er zou een pretentieuze open plek in het DierenBosch komen, echt een paradepaardje. Sinds kort is dat niet meer dan een grote stoep met keien. Die nieuwe bijenkorf is ook zo’n heikel punt: je krijgt er bulten van. Uitslag krijgt iedereen van die vleermuizenhangplek bij de ‘Oude Muur’. Dan is er natuurlijk ook nog het Praathuis zelf: daarvoor blijken wel vier of vijf mogelijke plekken. O ja, het JoboJaar: dat schiet ook geweldig op, zeker nu het nieuwe KunstHuis niet op tijd klaar is. ‘Komen daar echt de schilderijen van Jobo naar toe?’, vragen steeds meer dieren zich af. Bij Thom gaat door de onzekerheid hierover zo langzamerhand zijn paradijselijke verenpracht alle kanten op staan. Over de plannen voor CultuurBosch 2018 zijn de dieren het ook al niet eens.

Lieve kindertjes, waar moet het toch naar toe met het DierenBosch? Nou ja, doe de oogjes maar toe en slaap lekker. Of verhuis.


Harry van den Berselaar
bolduque.blogspot.com

Open been (4); gesloten

Na drie weken verplichte 'rust' zojuist weer drie kwartier op de skates. Wat een vreugdevol bestaan! Dinsdag zei de orthopeed: 'Ziet er goed uit. Nu de bovenbeenspieren weer op sterkte brengen: skaten. Daarna pas hardlopen. Over een week of vier'.

De afgelopen periode kreeg ik de indruk dat half Nederland met de sporen van een meniscusingreep rondloopt. Zo gaat dat. Wie zijn pols breekt, komt ook bosjes medelijders tegen. Het maakt je eigen situatie minder dramatisch. En ik zal zwijgen over wat anderen mij vertelden over hun ruggenprikervaring. Ging me bijna schuldig voelen over mijn ‘fluitjevaneencentverdoving’.

Vanmorgen dus het openbeenboek gesloten. Als ik van huis vertrek, skate ik richting Postweg. In tegenstelling tot wat de naam suggereert, gaat het om een nieuw stuk weg. Het fietspadasfalt is babybilletjesglad: al te veel klunen hoeft nou ook weer niet meteen. Met de zon in de rug en een frisse bries voor 'zeil' ik richting Loonsebaan. Op de afslagen ga ik links of rechts beentje-over. Beweging en sensatie zijn bekend en tegelijk ook nieuw. Ik fotografeer mijn schaduw op pad en berm.



Toen ik vier was, namen twee vrijers van mijn zusjes me mee naar de bevroren de IJzeren Vrouw. Tussen die mannen ‘meegesleurd’ leerde ik snel schaatsen. Als ik naar beneden kijk, zie ik nog twee schoenen met vastgestrikte botjes over bekrast ijs gaan. Een mooiere sport dan deze zal er later voor mij niet bestaan.

Gisteren zette ik mijn fiets bij de bieb. In het rek. En het viel me op dat de rijwielen tegen het gebouw de stoep wel erg smal maakten. Één dag in de rolstoel is al voldoende om de blik bij te werken. Als later een elektrische variant het hoofd van een kleine file vormt bij De Oude Dieze, snap ik dat: de stoep rechts is eng bemeten.

Ik ben blij met de ruimte. Kijken wat het weer morgenvroeg doet. 

woensdag 18 april 2012

Teken wat


Op dit moment onderga ik in zeker mate een ontgroening. ‘In zekere mate’, aangezien Scrabble en Pictionary me natuurlijk al lang bekend zijn. Ik vind die twee zelfs leuk. terwijl ik géén spelletjesgek ben. Je kunt je met dit duo nu ook onledig houden via bijvoorbeeld iPhone en tablet. Een exemplaar van dat laatste is sinds kort in handen van mijn inwijd-ster en vanaf dat moment maakt ze me warm voor Wordfeud en Draw Something. Gisterenmiddag ging ik overstag.

De ochtend daarvoor lees ik me nog in: ‘Hoe moet dat? Wat kost dat? Hoe installeer ik zoiets?’ Als reactie op mijn aarzeling zegt ze door de telefoon: ‘Schei toch uit en gooi die dingen op je iPhone’. Ik hou van sterke vrouwen en nog voor ik mijn middagafspraak bereik, heb ik beide app’s gekocht. Nou ja, binnengehaald, want ze zijn voor niks.

Benieuwd naar hoe het verder zal lopen, zit ik ’s avonds voor de tv. M’n foon piept en jawel: ik moet aan de slag. Wordfeud wijst zichzelf en voor Draw Something  vraag ik even online-assistentie. Al snel ga ik helemaal op in de tekenactiviteit en komt de driedubbele letterwaarde op een laag pitje.

Draw Something oogt simpel. Ik speel tegen mijn ervaren uitdaagster en ontvang van haar op mijn schermpje een zelfgemaakt tekeningetje. Het lijken twee ongesneden broden die ik moet identificeren als twee dobbelstenen. Welk begrip past hierbij? Om me op weg te helpen, zie ik ook een reeks letters die samen het gevraagde woord moeten gaan vormen. Uit dat aantal hokjes blijkt, dat ik meer letters krijg dan dat er nodig zijn.

Het antwoord luidt ‘dubbel’. Aangezien dit spelletje ‘Engels’ is, wordt dat ‘double’. Vervolgens ben ik aan de beurt om te tekenen, waarvoor Draw Something me drie suggesties doet, opklimmend in moeilijkheidsgraad. Wie ‘goed raadt’, krijgt muntjes. Het wordt met het woord boeiender. Zeker ook omdat – in tegenstelling tot bij Wordfeud – het Nederlands niet de voertaal is.

Dan krijg ik een tekening van een verpleegster die met een reuzeninjectienaald bij een oud besje in een rolstoel staat. Aangezien ik me twee weken geleden zelf wat dagen zittend voortbewoog, krijg ik ‘iets van een déja vu’. Ik vergeet dat en ga uit van dit beeld, plus de aanwijzing ‘geen arts’.

Ik zal u het verhaal over de volgende uren-zonder-slaap besparen. Ten einde raad elimineer ik de overbodige letters. Dat kan met een bommetje, waarmee ik voor de rest van dit spel al mijn kruit verschiet. Daarmee houd ik acht letters over: eiognnrs. Hiermee ga ik op zoek naar een Engelstalige paramedische aanduiding.

Eenmaal woensdagochtend knip ik acht kartonnen fiches en zet op elk daarvan één van de te gebruiken letters en maak combinaties: ‘senior..’, ‘.ginners’, ‘gone….’, ‘..gers..’. Bedenk het maar en niks blijkt te passen. Elke keer als ik een letterbedenksel – hoe onmogelijk ook – aanbreng in de hokjes, lees ik dat ik het nog eens mag proberen. Zoveel uur later ga ik boodschappen doen. Met meer geluk dan wijsheid leg ik ‘nosering’ en mijn iPhone toetert ‘oké’. ‘Teken wat!’.

‘Teken wat!’. Terwijl ik met deze blog de gespendeerde uren van mij afschrijf, ben ik in afwachting van het antwoord op mijn vraag aan mijn opponente naar het verband tussen tekening en woord. Die link zal achteraf beslist hééél logisch zijn. Heb ik een blinde hoek, misschien?

dinsdag 17 april 2012

'Harry's herhaling'

De dagen na Pasen 2012 loop ik in een déja vu. Permanent. Mijn horizont kantelt. Nog niet eerder wandelde ik in het Sauerland en tegelijkertijd is het landschap me vertrouwd. Links en rechts zie ik het decor uit de jeugdboeken van mijn oudere zusjes. Uitgaven nog van vóór de oorlog, met illustraties gemaakt door lieden die hier kennelijk waren. Of die plaatjes van dit heuvelland als voorbeeld namen. Duits landschap dat rond 1800 als 'romantisch' betiteld wordt. Vanaf de hoge 'Kahler Ast' is die impressie bijzonder sterk. Misschien ook omdat hier op 823 m. tussen de stenen de Lenne ontspringt, die 129,1 km. verderop uitmondt in de Ruhr. Een later torencomplex uit 1884 versterkt het beeld uit de Romantiek. 

Die romantici hebben het in die periode-van-verlangen niet zo eenvoudig: ze lijden aan Weltschmerz. In de tijd dat ik studeer, begin ik aan 'Die Leiden des jungen Werthers'. Ver kom ik niet: dit relatiedrama gaat zelfs mijn grens van zelfkwelling te boven. In de buurt van een forellenrijk meertje komt een verhaal uit een college 'literatuurhistorie' bovendrijven. Twee geliefden dobberen in een bootje op het water. Ze zijn bijzonder gek op elkaar. Meer van elkaar houden dan nu, achten ze niet mogelijk. Ze bevinden zich op het toppunt van geluk. Om vervolgens uit het bootje te stappen. Zwemmen hebben ze nooit geleerd. Het resultaat van hun actie valt niet moeilijk te raden. Ik kijk naar de vissen en schat de diepte op driekwart meter: het zal wel ergens anders geweest zijn.

Is het juist dit type landschap dat verliefden brengt tot dit soort finales? Of gaan mijn gedachten automatisch naar die gekwelde romantici zoals mijn pa en ma 'Op de grote stille heide' inzetten zodra ze ergens ook maar één stukje erica meenden te ontwaren? Ik vermoed het laatste. Ik betrap mezelf op het neuriën van het ouderlijke 'In't groene dal, in't stille dal' wanneer ik een minuscuul waterloopje passeer: Pavlov bedankt! 



Hoewel de klassieke conditionering wellicht een prima verklaring is, mijn déja vu verdwijnt er niet door. Het gevoel blijft: ik leef nu opnieuw wat ik al eerder geleefd heb. 'Harry's herhaling'. Ik krijg wel eens dromen waarin ik weet dat ik droom en die schud ik van me af door te zeggen dat ik droom. Die truc werkt hier niet, dus laat ik het maar zo.


We lopen verder door de klassieke omgeving. De bemoste grillig gevormde bomen missen nog net de signatuur van Gustave Doré. Bij een markant punt wil ik op de foto. Overal staan borden om de mijmerende 'Wanderburschen' op het goede pad te houden. Nog een foto. Déja vu: 'tweelingzicht'. 


's Avonds in het hotel zit wat tafels verderop een lookalike van een voormalig Nederlands tenniskampioen. 'Heb ik die al niet eerder gezien?' Zijn driftig getatoeëeerde partner lijkt op een Portugese wetenschapper die ik ken. Da's wel 'des Guten zuviel', waarna ik denk aan een 'waarnemingsexperiment' in New York. Daarvoor loopt op enig moment een eeneiige tweeling door een drukke straat van Manhattan. Beide helften bewaren een onderlinge afstand van 100 meter. Een camera observeert het publiek. Niemand kijkt om wanneer de eerste helft passeert. Komt de volgende voorbij, dan registreert de camera de verraste, weliswaar vertraagde reacties van de passanten: 'Verrek, dat zag ik zojuist toch ook?'

Ik was hier niet eerder en het is grappig aangenaam te denken dat het wel zo is. 

zaterdag 14 april 2012

Winkelloos verlangen


Nog niet eerder logeerde ik in een Europees dorp zonder winkels. En dat zo dicht bij huis. Hier ga je vergeefs om vers brood, aardappels, groente, vlees, drank.

Goed, er is een zaak tegenover ons hotel. Daar kan je skikledij kopen, plus een krant. Da's vanzelfsprekend wel een winkel. Gegeten heb je daarmee nog niet: primaire inkopen doen de mensen elders.

Altastenberg leeft van het toerisme. Ons tijdelijke onderkomen staat met zijn neus op een skipiste. Het was een goed sneeuwseizoen, vertelt de hoteleigenaar. Ook bij hem is zelfs geen ansichtkaart te koop. Wel een wandelkaart. Geplastificeerd, wat iets zegt van het klimaat.

We zijn hier om te wandelen. Ik ben benieuwd hoe mijn linkerknie zich houdt. Precies twee weken terug is daarin de binnenmeniscus bijgeknipt. Sindsdien heb ik nauwgezet 'gerevalideerd'. Hoe ongewoon wordt de vanzelfsprekende fysieke functie als deze even hapert. Het bijzondere van iets of iemand valt op bij afwezigheid. Vervolgens dient het verlangen zich aan.

Direct na aankomst al verdwijnen we tussen de bomen. Alsof we op deze hoogte klimatologisch drie weken terug gaan: zelfs nog geen groene waas valt waar te nemen. Wel blijkt op veel plaatsen in het Sauerland de verwoestende werking hier vijf jaar geleden van de storm Kyrill nog zichtbaar. Hectares jonge aanplant.


Het gekozen pad blijkt een oude verbindingsweg richting Keulen, door de eeuwen heen gebruikt door handelaren en pelgrims. De houten banken zijn van latere datum. Bemoste hoekjes met een hoog 'Sehnsucht-gehalte' kunnen zo het decor vormen voor een verfilming van 'Die Leiden des jungen Werthers'.

De eerste wandeling verloopt prima. Heuvelopwaarts vormt helemaal geen probleem. Daarna nog even bij de sportwinkel langs: deze heeft goede bergschoenen in de aanbieding. Mijn Italiaanse stappers zijn na tien jaar intensieve dienst profielloos geworden. Levensgevaarlijk, heb ik onlangs op Tenerife gemerkt. Even later loop ik op de nieuwe aankoop naar het hotel. Het bier wacht.

Zwart Bayreuther Landbier. Naast rust, goede sfeer en de uitstekende keuken een sterk punt van Landhotel Altastenberg. Heerlijk, deze drank. Daarvan wil ik best wat flessen of blikjes mee naar huis nemen. Valt dat te regelen zonder buurtsuper? ‘Thuis smaakt het altijd minder’, zegt mijn vrouw. Dat is vaak zo dus kijk ik het meisje achter de bar nog eens aan. Met een glimlach zet die snel weer zo’n mooi glas-met-schuimkop voor mij op tafel. Het verlangen klopt in Den Bosch wel weer bij mij aan. Zeker weten.

vrijdag 13 april 2012

Schijtschort

Deze foto is gemaakt paaszaterdag 1953. Ik ben net thuis uit 'de Montessori'; de schort komt mee terug voor de was. Het is 12.00 uur geweest, de vasten is gesprongen en ik mag zo uit mijn vastentrommeltje gaan snoepen. Dat doe ik buiten, gezeten op de stoeprand voor ons huis aan de Rembrandtstraat. Voor een kind van vijf is veertig dagen (minus de zondagen) echt wel lang om toffees en babbeltjes 'in te blikken'.

De schort. Bij dat kleuterschooltuniek horen ook sloffen en die hangen in de Nemiusstraat op mij te wachten aan de kapstok. Weggestopt in een stoffen sloffenzak en toch ruikt de betegelde corridor naar voeten. En als het regent naar natte jassen.

Als ik nu in een ander land kinderen in een schooluniform zie lopen, denk ik aan mijn schort. Dat kledingstuk was bedoeld om ons niet vuil te maken, en het ding werkte ook egaliserend. Alsof het rangen en standen wegmoffelde. Ons wees op de waarde van nederigheid en de gevaren van hoogmoed. De wijk op sociaal niveau gelijktrok. Om die bijschavende werking werd na het verschijnen van William Labovs onderzoeksresultaten de overall populair in klassen waar de taalprestaties van kinderen getest dan opgevijzeld werden. Betere kleding – zo bleek – maakte de (Amerikaanse) testers coulanter. En dat vervuilde de gemeten resultaten. Zo bood de schoolschort dus in dubbel opzicht bescherming: kleding en beeldvorming bleven gevrijwaard van ongewenst ´vuil´.

In landen zoals Italië en Spanje is de schoolschort nog een alledaags verschijnsel. Net zoals het schooluniform. Of dat tuniek egaliserend werkt, weet ik niet. Stiekem denk ik dat het de dra(a)g(st)er van blazer en bijpassende rok of broek, voorbereidt op de hang naar het (mantel)pak. Naar die correlatie moet iemand maar eens een promotieonderzoek doen. Geen student(e) uit ons land s.v.p. want deze persoon ontbeert per definitie de smaak om zich smaak- en stijlvol te kleden. En dit zorgt natuurlijk direct voor een ´vervuilende´ blik op de kledinggewoontes der latijnen.
 
Er kleeft letterlijk één nadeel aan de schoolschort. Een euvel dat zich manifesteert als je moet poepen. Dan is het raadzaam om als toiletzitter de achterzijde goed op te trekken om deze daarmee uit de buurt van de billen te houden. Ik was daar op de kleuterschool een keer wat nonchalant in en trof later remsporen aan. Niet in de wc-pot: aan de binnenkant van de schortzoom. Da's mooi voor schut, als je weer in de klas zit. Dan is er sprake van een 'schijtschort'.

De verklaring voor ons handelen zou liggen in de mengeling van genetisch materiaal en opgeslagen herinneringen. Eén ding weet ik zeker: tot op de dag van vandaag 'zit' ik dankzij de schoolschort in het kleinste kamertje met een onbelemmerd 'schootsveld'. 'Als u begrijpt wat ik bedoel', om Ollie B. Bommel te citeren.



woensdag 11 april 2012

'Weet ik al!'


'Zal ik je ’s wat nieuws vertellen?’, begin je. En als dan de ander komt met ‘Weet ik al!’, betekent dat 1-0 voor je gesprekspartner. Gaat die dan ook nog eens triomfantelijk te glimlachen, dan is het maar goed dat we in ons land een vuurwapenwet hebben.

Ik heb eens een vent gekend die ik op het door ons gedeelde vakgebied werkelijk ‘nooit niks nieuws’ kon vertellen. Gevoed door een enorme leeshonger – kan je door honger gevoed worden of is de lege maag nou juist een aanleiding om te gaan eten – las ik in die tijd zelfs de meest obscure blaadjes over ons ‘specialisme’. Vaak vers van de pers, wat goed te ruiken was. Geloof het of niet: hij had het ook gelezen. Soms zelfs áán de drukpers. Volgens mij blufte hij heel de mieterse boel bij elkaar; wat kon ik me aan die peer ergeren. Ging ik met hem in discussie over voetnoten: hij had altijd een antwoord klaar. Waarbij hij intelligent genoeg bleek om zijn reactie volkomen geloofwaardig te doen lijken. We waren twee alfamannetjes op de rots. Of gewoon: we speelden wie het verste kon plassen.

Die collega verdween uit mijn leven, de ergernis bleef. ‘Moet ik daar wat mee dan?’, vroeg ik me af. Want waar ik last van heb, wil ik eigenlijk - ‘op ‘nne siebot’, zou mijn moeder zeggen, dus ‘keisnel’, zou een neefje roepen - uit het raam gooien. Of in elk geval ‘van me af werpen’. Dat is gelukt en wel als volgt.

Een dame die ik regelmatig ontmoet – ik slaag er niet altijd in haar uit de weg gaan en bovendien mag ik d'r graag – kan ik ook nooit niks nieuws vertellen. Ik probeer dat ‘nog geeneens meer’ en zie hoe anderen dat wel volhouden. Ik zeg je: die sneuvelen allemaal nog voor ze uitgesproken zijn. ‘Weet ik al!’, zegt die vrouw in kwestie. De glimlach die daarbij op haar gezicht verschijnt, zou ik er het liefst gelijk af willen meppen. En dan is het maar goed dat je in ons land daarvoor een taakstraf kunt krijgen.

Dan komt de doodsteek. Ze weet het niet alleen al, de persoon die het nieuws vormt dan wel anderszins met die noviteit verbonden is, blijkt haar namelijk gisterenavond – altijd op een laat uur, een normaal mens ligt dan al op één oor – nog opgebeld te hebben. Waarna een minutieus verslag van dat gesprek volgt. Zelfs het merk deodorant van die bellende persoon blijft niet onbenoemd. En dat is dan nog maar een voorbeeld. ‘Kijk’, luidt de boodschap, ‘Zo'n intimiteit bestaat nou tussen mij en de persoon waarvan uitgerekend jij me iets nieuws wilde komen vertellen en misschien kun je het de volgende keer maar beter uit je stomme harses laten om te denken dat je mij – moi! – ooit iets nieuws kan vertellen!’

Zoiets is door geen mens te winnen, zo ‘winnen’ als werkwoord hier op zijn plaats is.

De remedie. Wij vertellen elkaar voorturend verhalen en in wezen gaan die – ook als ze een ander of iets anders betreffen – gewoon over onszelf. Ze geven onze aanwezigheid zin in een bestaan dat uit zichzelf geen zin heeft. Of geeft. Ook ik bouw voortdurend over mezelf een verhaal op, waarbij ik achteraf op slimme wijze naar een nuttig, gewiekst of in elk geval naar een mijn eigen ego strelende uitkomst redeneer. Dat doe ik – lees er mijn blogs maar op na – en dat doen de mensen. En die ‘dame-weet-ik-al!’? Die vertelt gewoon een volgend hoofdstuk in het verhaal waarin ze zelf gelooft. Dat haar bestaan zin geeft. 'Leven en laten leven', zei mijn ma al. Ik heb geen enkele behoefte meer om aan het onwankelbare geloof van de goed geïnformeerde vrouw te tornen: ‘Je hebt gelijk’.

Er is nog één ding dat ik uit mijn kop laat: haar laat op de avond bellen.

zondag 8 april 2012

Harry van ons


Gelukkig ben ik in de tijd steeds meer naar mezelf gaan heten: Harry van den Berselaar. Zo kon ik vertrouwd raken met deze specifieke combinatie van voor- en achternaam. Verwarring met andere exemplaren is zo goed als uitgesloten. Google maar eens: de kans op doublures blijkt gering. Soms duikt mijn pa op of een volle neef. Er zijn wat hits die in de buurt komen en die verwijzen dan naar een spellingsvariant op 'Berselaar'. Als ik een registratie bij Skype aanvraag, wordt dat echt niet Harry van den Berselaar 6464: een onderscheidend cijfer kan achterwege blijven. Dit alles helpt bij wat ik bevestigd wil zien: mijn eigen unieke bestaan.


Tegelijkertijd blijft in het leven van alledag een aantal hulpbenamingen populair. Ik heet vooral 'Harry van ons' of 'van onze(n)'. Geheel en al naar zuidelijk gebruik. Met twee opa's die Harrie danwel Driek heetten, is dat geen wonder. Naar hen werden de nodige zonen en kleinzonen vernoemd en het was voor verwanten al snel de kunst om al die Harries of Harriën uit elkaar te houden. Ingewijden snapten gelijk wie mijn moeder bedoelde met 'Harry van onzen Harrie': H de zoon van haar broer H. Voor die oom was ik 'Harry van ons Riek'. Zei mijn pa 'Harry van ons Nel', dan was dat H van zijn zus N.

De familiaire hechting vond en vindt nog altijd plaats aan de eigen broer en zus. Of zoon en dochter. Ook voor oma-van-moederszijde - opoe Kaat - was ik 'Harry van ons Riek'. Voor de vader van mijn pa: ‘Harry van onzen Harrie’. Zeg ik 'Marijke van ons Nelly', dan verwijs ik naar de dochter van mijn zus. Ook binnen mijn schoonfamilie word ik aangeduid met 'Harry van ons'. Waarna de volledige of 'en famille' courante voornaam van mijn vrouw volgt. In onze contreien en het aangrenzende Vlaamse gebied zijn we nogal snel 'van ons of onze(n)'. Voor wie ermee vertrouwd is, werkt het systeem perfect. Kans op verwarring is zo goed als uitgesloten.

Dit gebruik om iemands naam te binden aan die van een ander, lijkt een activiteit waardoor je minder van jezelf wordt. Alsof je niet zelfstandig kan bestaan. Nauwelijks een individu bent, terwijl we toch vooral zo (van) onszelf willen zijn.

Het tegengestelde is waar. 'Harry van ons Riek' is echt iemand anders dan 'Harry van onze Jan’, 'Harry van onze Louis', of 'Harry van ons Marie'. Dat zijn volle neven van vaders of moeders kant en dat rijtje H's is met die drie echt nog niet uitgeput. Dat 'van ons of onze(n)' onderscheidt elke H van de massa. Geeft ieder van die voornaamgenoten identiteit. Bevestigt ze als unieke exemplaren in een samenhangende reeks.

Bij de afgebeelde foto zou mijn jongste of oudste zus kunnen zeggen: 'Kijk, onzen Har met Marijke van ons Nel'. Ik kan me geen formulering voorstellen die bondiger zowel verbinding als zelfstandigheid in beeld brengt. Persoonlijkheid ontstaat dankzij de verwantschap met anderen. Zoals in die reclame: 'Een beetje van Maggi, een beetje van jezelf'.



vrijdag 6 april 2012

Kleuterdementie

Pa heeft een kodakje. Een donker hardkartonnen doosje met lens, hengsel en drukknop. Plus een draaiwieltje voor het rolletje. Met dat kastje fotografeert hij zijn gezin. Later krijgen alle vijf kinderen zwart-witgetuigenissen mee van vroeger en in mijn eigen album ontbreekt deze opname.

Dat zie ik als ik vanmiddag zit ik te theeën bij mijn jongste zus. Staan wij samen plotsklaps in de achtertuin van Rembrandtstraat 36. Zelden heb ik zo verbaasd naar een familiekiekje zitten kijken. Allereerst omdat deze prent totaal nieuw voor me is. Hoe kan dit tête à tête al zo lang bestaan zonder dat ik daar weet van heb? Een vreemde gewaarwording.

Nog opmerkelijker is dat ik alles herken - het nieuwe huis, de tuin, de pas geplante heg - en tegelijkertijd geen enkele herinnering heb aan het vastgelegde moment zelf. Da's nogal logisch want op het plaatje is het 1949 en dan ben ik nog geen twee. Zo ver gaat het menselijke geheugen niet terug in de eigen geschiedenis. Toch blijft het opmerkelijk.

Ik ligt niet meer in de wieg, echt onwetend van mijn bestaan. Zo te zien ben ik me hier echt wel bewust van mijn aanwezigheid. Ik poseer en weet dat ik op de foto kom te staan. Ik kijk recht in de camera: stoer, met de handen in de zakken van een broek boven twee beentjes met babyvet. Een van de andere zussen zal die kleding wel gemaakt hebben. Zondags pak? Pasen 1949? Zou best 's kunnen, want normaal draag ik een overal of in elk geval spullen die ik tijdens mijn spel zou mogen 'verrinneweren'. Mijn zusje is aandoenlijk lief. Ik ken haar niet anders: 'dropventje', 'sjeklademènneke'.

De foto bewijst dat je dus zomaar aanwezig kan zijn zonder daar later ook maar enige weet van te hebben. Een soortement Alzheimer, en dan eentje die over gaat. 'Ik denk dus ik besta'. Ik zie me denken, maar dat bestaan heeft geen sporen achtergelaten. Kleuterdementie.

Of laat zoiets toch een echo na in ons brein, want liefde en kou werken in vanaf de eerste levenskreet. Zo te zien voel ik me veilig. En zeker van mijn plek in het gezin. Mijn houding drukt dat uit. Ik ben al een persoon. En pa heeft dat zelfbewuste gevangen met zijn kodakje. Zet het ontbreken van de herinnering aan die eerste overtuiging de mens aan tot een zoektocht naar zichzelf? Ik was er al, met mijn handen in mijn zakken en met een fantastisch kapsel. Kom maar op. Alleen beklijft die vroege parmantigheid niet. Kennelijk is het de bedoeling dat het leven de eerste en de laatste jaren in mentale afwezigheid laat verlopen. 

donderdag 5 april 2012

Van klooster naar klooster



Waren we rond 1500 dezelfde mensen als nu? Ja, want de evolutie maakt muizenstapjes. In wezen zijn we in vijf eeuwen echt geen andere ‘homo sapiens’ geworden. Of zo u wilt: 'geen echt'. Ons brein is identiek aan toen en ons lichaam ook. Nou vooruit, door betere voeding zijn we gemiddeld wat groter. Wat wel anders kan zijn, is onze cultuur. Nu eten we met mes en vork en laten we dames voor gaan. En kom je voor een ‘crime passionele’ in de petoet. Toen niet. Hoe we tegen dingen aankijken, zal best veranderd zijn. Beschaving, heet dat doorgaans.

Gedurende ‘April, De maand van de filosofie’ filosofeer ik me kapot. Ik lees simultaan 'Coen Simon, Wachten op geluk, Een filosofie van het verlangen', en van dezelfde auteur 'Waarom we onszelf zoeken maar niet vinden, Zelfhulp voor denkers, tobbers en narcisten'. Plus 'Bert Keizer, Waar blijft de ziel?' En nog zijn mijn boekenbonnen niet opgesoupeerd; ik kan de plaatselijke vestiging van Selexyz dus blijven sponsoren.

Daarnaast gaat de geest de weg van alledag. Dus als ik in mijn ‘hometown’ Den Bosch via de Kloostergang naar de Barbaraplaats loop, denk ik aan Maximiliaan van Oostenrijk, eertijds hertog van Brabant. Vorst van mijn verre voorvaderen. Die kwam nog wel eens deze kant op, zoals in 1481. Terwijl zijn vrouw met hun zoontje Filips in het klooster van de Zusters van Orthen verblijft, logeert hij een stukske verderop in het convent van de Predikheren of Dominicanen.

Tijdens dat oponthoud weet hij zich buiten de echtelijke sponde bezig te houden halfbroer Filips de Schone. En neef Karel V en diens zoon Filips II. Kennelijk ‘sans gene’, filosofeer ik.met de procreatie en de vrucht van deze vorstelijke inspanning heet Barbara Disquis. Zij komt in mijn stad ter wereld en leeft er van 1482 tot 22 september 1568. Da’s lang, maar ze heeft dan ook tijdens haar bestaan weinig te lijden, aangezien op haar vijftiende intreedt bij de ‘well to do’ zusters augustinessen van het St.-Geertruiklooster. Dat gebouw is weg en het stond op de plek waar zich vandaag de dag de Barbaraplaats bevindt. Dit bewijst dat zelfs in een van oudsher katholieke stad positief gedacht wordt over iets waarvoor elders de eerste steen gegooid wordt. Overigens werd het meiske niet echt genegeerd: pa kwam regelmatig langs, en ook andere familieleden. Halfbroer Filips de Schone, neef Karel V en achterneef Filips II.

Tien minuten later wandel ik door de Hinthamerstraat richting bibliotheek. Aan de zijde van mijn getormenteerde linkerknie lag ooit het klooster waar Maximiliaan in 1481 verbleef. Daar kon je komen via een straatje dat te boek staat als ‘Achter het Vuurstaal’. Daar wordt in 1595 een kind met twee hoofden geboren. Da’s curieus, dus wensen de ouders dat opmerkelijke jong op bijvoorbeeld kermissen tegen betaling in het rariteitenkabinet te zetten. ‘Het idee alleen al’, merk ik filosofisch op. Hoe komen ze erbij? Gelukkig - zo houd ik mij voor - lijkt de beschaving dan al progressie gemaakt te hebben. De stadsregering torpedeert de plannen van het inhalige ouderpaar en geeft het dubbelkoppige kind een begrafenis-van-overheidswege.

En zo ervaar ik tijdens mijn wandeling hoe de instelling van zoiets als ‘De maand van de filosofie’ fundamenteel bijdraagt aan ons denken over het bestaan. 'Wees een genie, doe mee met de maand van de filosofie'.





dinsdag 3 april 2012

Nieuwe natuur


Onze wijk bungelt als een appendix aan de zuidkant van Den Bosch. Ten oosten ligt het Bossche Broek en westwaarts de Vughtse Gement, landelijke gebieden die via twee ecologische verbindingszones aan elkaar gelinkt zijn. In de Gement is vorig jaar de randweg ’s-Hertogenbosch – Vlijmen in gebruik genomen. Ter compensatie verscheen in de buurt van die verbinding een lap ‘nieuwe natuur’.Wie dat kan, is een 'volk naast God'. Want wij Nederlanders creëren een wereld die er nog niet was. Onzin natuurlijk, want wat eerst wei was, was al wat.

Sinds enige tijd liggen in het poldergebied achter het JBZ (Jeroen Bosch Ziekenhuis) wat bulten zand. Komt daar nog meer nieuwe natuur? Vlak bij het 'opstappunt Moerputtenpad' aan de Deutersestraat staat het bord met het rijm 'Werken met water, Voor nu en later'. Ik moet denken aan 'Kreatief met Kurk'.

Het gaat om een project van Waterschap Aa en Maas. Daar krijg ik elke jaar een rekening van binnen, dus voel ik me grootaandeelhouder als ik met een vraagteken boven mijn hoofd op zaterdagmorgen 31 maart naar die twee afgebeelde watergravers sta te staren. Sinds Darwin weten we dat het leven uit het water gekomen is.

Thuis lees ik dat de werkzaamheden bij dit gebied hier, de Honderd Morgen, onderdeel zijn van het project 'HoWaBo'. Ik moet denken aan een bedrijf gespecialiseerd in het ontstoppen van dichtgekoekte rioolbuizen. Het gaat om 'HOog WAteraanpak 's-HertogenBOsch', als term ongetwijfeld bedacht door dezelfde rijmelaar van de eerder gesignaleerde poëzie.

Een hoeveelheid van 90.000 m³ zand wordt afgegraven. Deze toplaag is verrijkt geraakt door intensief agrarisch gebruik en daaronder ligt nog de oude natuur in de vorm van ‘schrale grond’. Daarop gaat weer menig bloempje bloeien en bij bedreigend hoog water rond Den Bosch, wordt dit gebied een ‘WaBeBa’. Die afkorting staat nog niet op de WaWeSi (WAterschapsWEbSIte); de letters verwijzen naar ‘WaterBergingsBAssin’. Ik schenk deze taalkundige vondst aan de volgende update van de WaWeSi.

Als mijn linkerknie weer in vorm is, kan ik dit voorjaar vanaf thuis onverkort naar de prachtige Moerputtenbrug wandelen over nieuwe paden door een oud gebied.

Meer informatie over HoWaBo en de verbetering van de natuurwaarden: www.aaenmaas.nl/howabo.

zondag 1 april 2012

Open been (3); rollend materieel



Een kleine ingreep, dat 'nettoyeren' van de linker binnenmeniscus. Vrijdagochtend thuis grondoefeningen met het gekwetste been en verder geduldig zijn. Over vier dagen mag ik weer achter het stuur. Mazzel dat er een automaat voor de deur staat. De vraag is: hoe kom ik de volgende dagen in de stad? Veel lopen mag niet en ik merk dat de ongedurigheid nu al zit te wringen. Dus haalt de dame een rolstoel bij haar familie. Een reservevehikel en als ik dat ding vrijdagmiddag in de straat uitprobeer, krijg ik nog meer respect voor mijn schoonzus.

Vrijdagavond arriveert mijn neef uit Italië. Traditiegetrouw moet er een dubbele trappist gedronken worden. In het café. Zijn reis van Keulen naar hier heeft lang geduurd en we besluiten wat ik thuis op voorraad heb, aan te spreken.

Zaterdag gaan we rond het middaguur op weg naar de stad. Opnieuw vraagt de traditie dat we daar lunchen en een stadswandeling maken. Al woont hij dan bijna heel zijn leven in Italië, Den Bosch wordt door mijn neef dagelijks gevolgd. 'Hij die me duwde en ik', gaat door mijn hoofd ter hoogte van de Parklaan. Een zin uit het repertoire van Neerlands Hoop. Uiteraard duwt mijn neef: hij is een van mijn petekinderen en dit is dus gewoon zijn taak. Die van mij is dadelijk de lunch te betalen. En de drank die daarna op tafel komt.

Het perspectief vanuit een rolstoel blijkt nog anders dan ik me voorgesteld had. Natuurlijk staat er regelmatig wat in de weg, bijvoorbeeld fietsen. Wat me vooral opvalt, is het aantal keren dat ik onderweg gegroet dan wel toegelachen wordt door mij volslagen onbekende mensen. Misschien roept een vorm van hulpeloosheid dat op. Empathie?


In de bieb proberen we het liftje om daarmee het niveauverschil van een halve meter te overbruggen. In de Arena moeten we met de grote lift naar de super. Minder rolstoelproof is de drempel bij het lunchrestaurant. Mijn neef wordt steeds handiger in het achterstevorenrijden en de kroketten smaken prima. De ober informeert geïnteresseerd naar de toestand der terreinen.

We gaan verder met de tocht. Af en toe word ik geparkeerd als mijn vrouw en mijn neef in een winkel de trap op moeten. Het aantal rollers valt me op en ik probeer in te schatten of het om een tijdelijk rolstoelgebruik gaat of om een meer permanent. Mijn begrip voor de afhankelijkheid van rollend materieel neemt met sprongen toe. De keien op de Markt blijken nauwelijks hinder op te leveren. Wel die op het stuk Kruisstraat – Korenbrugstraat – St.-Jansstraat. De wielen rijden zich vast in de brede naden. De drempel bij ‘M’n Tante’ is hoog: ik moet gaan staan, wat uiteraard geen probleem is. Dan Dubbele Trappist, terug naar huis, en later weer richting stad voor een familiemaaltijd in oosterse sferen. Buiten is het inmiddels erg koud in dat karretje, boven de plaid met Schots motief. Ik ben blij dat ik over een paar dagen weer zelf meer mag lopen.