zaterdag 27 oktober 2012

Opwaarderen

Deze tekst stond 28 oktober 2012 in de Bossche Omroep, als column bij de rubriek 'Onder de Boschboom'

De gastvrije Bossche overheid ziet graag ondernemers naar de stad komen. Ze creëren arbeidsplaatsen, brengen geld in het laatje, zijn mogelijke sponsoren voor allerlei evenementen. Da's niet alleen van nu: vroeger was het niet anders. Nou, dus niet helemaal, want toen ene Gerard Philips eind negentiende eeuw voor de poort stond, werd hem de kortste weg naar Eindhoven gewezen.

Er zijn ook Bossche ondernemers die hun heil elders zoeken. Interessant vind ik de stadsgenoten die in de zestiende en zeventiende eeuw naar Sevilla trokken om daar hun geluk te beproeven. Hun namen en die van anderen uit het hertogdom zijn opgeslagen in registers die zich in ons land en elders bevinden. De Vlaming Eddy Stols noemt ze in zijn gelijknamige studie uit 1971 ‘De Spaanse Brabanders’. Sevilla, daar was het toen te doen: een centrum voor levendige handel, kunst en cultuur. De metropool - want zo mag die zuidelijke havenstad in die tijd best genoemd worden - trok veel buitenlanders aan: Italianen, Portugezen en ook mensen uit onze contreien. Iemand heeft uitgerekend in hoeveel cafés er geïmporteerd bier getapt werd. Opzienbarend? Ja, want dat verdween in de kelen van Nederlandssprekende cliënten. Zeker in die tijd dronk een echte Spanjool wijn. De rode drank verklaarde hun donkere uiterlijk, was een theorie; licht bier leidde tot een witte huid en blond haar.

Een aantal van die landverhuizers kwam uit dus onze stad. We kunnen niet meer navragen waarom zij ‘derwaarts trokken’. Eén ding zal als magneet gewerkt hebben: de mogelijkheid om in Sevilla bij het Casa y Audiencia de Indias een vergunning te krijgen om naar Nieuw-Spanje af te reizen: Amerika.



De Bosschenaren om wie het gaat, kwamen uit de toentertijd meest noordelijke Spaanse gewesten: De Spaanse Nederlanden, vaak aangeduid als ‘Flandes’, Vlaanderen. Hoewel ze als Spaanse Brabanders rijksgenoten waren, betekende dat - eenmaal in het ‘moederland’ - niet automatisch een enkeltje richting het nieuwe land. Onze stadsgenoten moesten zich laten opwaarderen tot Sevilliaan. En de kortste route was om een dame uit die gemeente te huwen.

Ik sluit echte amoureuze gevoelens niet uit en denk tegelijk aan de tekst van Jaap Fischer: ‘Het was niet uit liefde, het was om je geld; je was niet mooi, maar welgesteld’. In elk geval lukt het de volgende Bosschenaren om in de eerste helft van de zeventiende eeuw het poorterschap van Sevilla te bemachtigen: Juan Tholincx dan wel Tolinque, Jacques Filter en Jorge Duarte Putershouch. Het mag duidelijk zijn dat hun namen in de registers aldaar behoorlijk verspaanst zijn. Ik neem mijn eigen familienaam maar als voorbeeld: die ziet er daar soms ook erg vreemd uit. Hoe dan ook, die Juan Tholincx - Jan Teulings? - wist het ver te brengen. Vier jaar na zijn naturalisatie stierf hij in Mexico.

Tekenend voor die tijd is het verhaal van Bosschenaar Jan de Weer. Hij bereikte in 1640 de stad Sevilla. Op dat moment was zijn geboortestad al elf jaar niet meer in Spaanse handen. Toen hij zich probeerde aan te passen aan de lokale ‘lifestyle’, achtte hij zichzelf - om het met een hedendaags woord te zeggen - ‘underdressed’. Dus vroeg hij in een brief het thuisfront een donatie te doen om hem daar passende kledij aan te laten schaffen.

Van Juan Tholincx weten we zeker dat hij de overkant van de Atlantische Oceaan bereikte. Hij  werd, volgens de annalen, in het jaar 1640 begraven in Mexico.

Zwijnwijn

Het vliegtuig brengt ons van Amsterdam naar Palma de Mallorca. Op Schiphol blijkt dat we via Murcia vliegen. Nou ja, met die extra hoek krijgen we anderhalf uur meer tijd om te lezen. De jongedame is op pagina zoveel van ‘Tonio’ en ik haal de weekendeditie van NRC voor de dag. Met in een bijlage van 22-23 september 2012 ‘De Kleine Hamersma’. Een beschrijving van 101 betaalbare supermarktwijnen. Da's mooi: lekker en goedkoop. Boeiend ook. Voor ik het weet, zegt mijn reisgenootje dat we d'r bijna zijn. Vanaf grote hoogte zien we de lichtjes van Palma de Mallorca, de hoofdstad waar we later die week op rak zullen gaan.

Eenmaal weer thuis, fiets ik langs wat grootgrutters met een keuze uit Hamersma's keuzes op mijn iPhone. Bij de Jumbo bestudeer ik bij het vak ‘rood’ een vignet met daarop een varken. Wat heeft dit beest te maken met wijn? La Granja betekent boerderij. De connectie met de deze 'vino tinto' ontgaat me. Volgens Hamersma's relaas gaat het om heerlijke Tempranillo. Met die druif - mijn rode favoriet - is succes verzekerd. Waarom nou dat zwijn als afbeelding? Hamersma suggereert dat deze wijn wel een uitstekend zou passen bij varkensvlees.

In het schap staan nog meer producten van La Granja. Met andere boerderijbeesten. Wat een durf. Of gewoon stom. Gewiekst dan? Ik neem een proefles mee naar huis die we dezelfde avond soldaat maken bij salade met affettati, snijwaren. Magnifiek. En dat voor 3,99.

De volgende dag peddel ik opnieuw naar de Jumbo. Met twee volle fietstassen wijn ga ik daar weg. Het belooft een interessante reeks trips te gaan worden langs Neerlands kruideniers, met de NRC's bijlage als gids. Op zoek naar nog meer 'zwijnwijn'. Morgen ga ik naar de HEMA. Lekker.

maandag 22 oktober 2012

Zwemkom

'Ons dorpje Capelas heeft een zwemkom. Die stamt uit 2008 en de constructie is praktisch en aangenaam. Naast een bestaande kromming in de basalten klif is een soortement krib in de Atlantische Oceaan aangelegd waardoor het geheel iets weg heeft van een krabschaar.

In de kom kun je zwemmen zonder al te veel last van de aanstormende oceaanbranding. Bovendien is er, zeker tijdens opkomend water, sprake van een spectaculair golfslagbad. Een fascinerend gezicht. We brengen er zondag 14 oktober 2012 door, bij zonnig en warm weer. Ook dat blijkt dus mogelijk bij de Azoren.

We zoeken regelmatig het water op via een aflopende betonnen baan zoals je die ook bij een pontje vindt. Daar waar de ondergrond spiegelglad is van de algen, bieden een stalen leuning en wat touwen steun. Die voorzieningen blijken hard nodig; jong en oud maken er gebruik van.

De zwemkom blijkt een trefpunt voor de plaatselijke bevolking. Hele families vermaken zich in de zon, kletsen, zwemmen en de meesten gaan na hun duik uitgebreid met shampoo aan de slag onder de douche.

Het barst er van de vissen. We zien ze vlak voor ons als we ons in het water begeven. Grote exemplaren springen ver boven het oppervlakte uit. Aan één zijde staan jongens met het nodige succes te vissen. We hoeven ons geen moment te vervelen en raken - ondanks de beschermende factor - verbrand.

Tegen 17.30 uur slenteren we naar het hotel, waar wij onze shampoo voor de dag halen. Een luie, warme en zonnige dag op de Azoren. Da's deze week nóg een reden om mijn jaren oude idee van alleen regen en mist rond deze eilanden positief bij te stellen. En morgenvroeg vliegen we weer naar huis.

 

zondag 21 oktober 2012

Ware passie

Tijdens ons verblijf hier op de Azoren, is Nederland steeds verder weg op mijn mentale kaart geraakt. Daartoe is alle reden: de letterlijke afstand van vier uur vliegen, twee uur tijdsverschil en vooral de aandacht die de subtropische omgeving vraagt. Ik loop hier de hele dag vol verwondering en uiteraard heel nieuwsgierig over het eiland. Misschien moet ik geheel in de tijdsgeest die niet in te tomen nieuwsgierigheid 'mijn passie' noemen. Dan heb ik er ook een, zeg maar.

São Miguel doet me denken aan Tenerife, terwijl de natuur hier het hele jaar door uitbundig groen blijft is en er slechts op bescheiden schaal sprake is van toerisme. Vlak voor ons vertrek citeerde mijn vrouw: ‘Dankzij de afwezigheid van strand en zonzekerheid zijn de Azoren het lot van de costas bespaard gebleven’. Overigens lijkt het Spaans, is het Portugees en noemt zich 'Azoriaans'. Er valt veel te ontdekken, waarbij ook dit keer de reis naar buiten een reis naar binnen is.

Vandaag, zaterdag 13 oktober zijn we in de hoofdstad Ponta Delgada. Met de lijndienst, die in de stad iets weg kreeg van een achtbaan. Het is 11.00 uur broeierig warm, 26°C met regen op komst.

Bij het VVV krijgen we de suggestie voor een stadswandeling. Ponta Delgada is een havenstad die als een lappendeken in elkaar geflanst lijkt. We gaan op zoek naar de krenten in de pap.

We beginnen met de overdekte markt voor groente, vlees en vis. Vandaar gaat het richting het 'bellevue' bij de hooggelegen kerk van de Moeder Gods. Daar ziet mijn vrouw op de trapmuur een tekst waarin haar het woord Brederode opvalt. ‘Onze’ Brederode, van ‘De klucht van de koe’ en ‘Spaansen Brabander’? Dat wordt napluizen.

De volgende bestemming wordt de botanische tuin ‘Jardim José do Canto’ op eeuwenoude familiegrond. Imposante bomen.

In een scherpe zon op zoek naar een plek om te lunchen, vinden we een aantrekkelijk restaurant. Het heet Alcides, voorheen Atlantico; al 50 jaar van dezelfde eigenaar. Binnen is het aangenaam, met op dat moment alleen Portugese gasten.

We kiezen regionale gerechten: kaas met jam, gebakken lever en stokvis. En witte wijn, Frei Gigante van het eiland Pico, waar Frei Pedro Gigante aan het eind van de 15de eeuw een begin zou hebben gemaakt met de wijnbouw.
Het dessert is bavarois van maracudá: passievrucht. De hele week al eten we maracudá-joghurt, drinken we frisse maracudá-limonade en nu is er dan ook een toetje van. Als digestief vraag ik om een likeur. En wat denk je: ook gemaakt van de passievrucht. Ik krijg dit drankje van het huis.

's Avonds google ik op de Portugese Brederode. Die blijken er heel wat te zijn. 'Gewone' en adellijke, in Brazilië en Portugal. Die van dat opschrift bij het godshuis, blijkt in 1815 als militair gouverneur betrokken bij werkzaamheden aan de heuvel van de kerk Mãe de Deus. Deze bestuurder heet José Teixeira Homem de Brederode. 'Heer van Brederode'.

Ik sprokkel woorden bij elkaar voor de vertaling van de tekst. Het lijkt wel of er ook gedateerde vormen in voorkomen. Zo kan 'els' het huidige pesoonlijke voornaamwoord 'eles' zijn: 'zij' meervoud. Tenslotte vraag ik de hulp van het meisje achter de hotelbalie. Na enig gepuzzel lijkt de boodschap dat 'nadat Brederode gesproken had, het volk verheugd begon te applaudisseren'.

Voor wie het onderzoek naar familienamen een 'ware passie' vormt: over hoe de naam overstak naar Portugal blijkt een boek te bestaan met als titel 'Brederode: da Holanda a Portugal.


zaterdag 20 oktober 2012

Liefdesverdriet

Vandaag vrijdag 12 oktober maken we onze tweede tocht met gids Pedro. Het weer ziet er beter uit dan woensdag jl. Met zes andere wandelaars rijdt het busje ons naar het vertrekpunt voor Sete Cidades. Onderweg overzien we bij een hooggelegen 'miradouro' het eiland São Miguel. Vier vulkanen hebben in de loop der tijd dit gedeelte van de Azoren vorm gegeven. Vanaf het uitzichtpunt ontwaren we onder de grijze wolken kilometers van zowel de noord- als de zuidkust.

We klimmen omhoog langs een weg omzoomd door Japanse cipressen. Deze hebben volgens de gids verschillende kwaliteiten: ze houden grond plus vocht vast en leveren hout voor de meubelindustrie. Dit hoge gedeelte staat er vol mee. Ondanks hun goede eigenschappen blijkt het noodweer van vorige week ook hier zijn sporen te hebben nagelaten.

Al snel bereiken we de kraterrand met een grandioos uitzicht op drie 'binnenmeren': Azul, Verde en Santiago. Het stadje Sete Cidades daar in de diepte doet wat curieus aan: wie wil wonen in een wereld door wanden omgeven?

We lopen twee uur, met zicht op een prachtomgeving: links het zoete water van de ‘lagoas’ en rechts de Atlantische Oceaan. Af en toe accentueert de zon de schoonheid van het landschap.

En ook hier steeds weer hortensias: het eiland barst ervan. Ons hotel heeft het als symbool verwerkt op muren en ruiten. Hortensias: in mijn ogen kerkhofblommen. Na vijf dagen tussen die struiken moet ik er eigenlijk een andere 'beleving' aan toe gaan kennen.

Na de lunch volgt de afdaling naar het stadje. De zon schijnt en duidelijk is te zien dat het diepe gedeelte van het meer blauw en het ondiepe groen is. We luisteren naar het oude verhaal over de prinses en de herder. Ze houden zo veel van elkaar dat de herder de koning om de hand van zijn dochter gaat vragen. Wanneer die hem als a.s. schoonzoon afwijst, huilen de geliefden de krater vol. Zij geeft met haar blauwe ogen kleur aan de ene helft en hij met zijn groene aan het andere part. Wat een liefdesverdriet.

Na een kort oponthoud in een bar, rijden we met het busje naar een volgend meer Santiago. Genoemd naar St.-Jacob. Of naar de kreet waarmee de Spanjaarden - die hier een tijd de baas waren - de vijand aanvielen. Het is een juweeltje, met de kleur van erwtensoep. Wie heeft hier staan janken?

vrijdag 19 oktober 2012

Verdronken

Donderdag 11 oktober 2012 ga ik met de bus van Capelas naar Pilar de Bretanha. Dat plaatsje ligt op de noordwestelijke punt van het Azoriaanse eiland São Miguel. Bretanha verwijst naar de emigranten die zich rond 1500 in deze streek vestigden. Toen moet de overtocht naar de Azoren geen sinecure geweest zijn. De vraag was of die lieden Britten of Bretonnen waren. Onderzoek naar het dialect verwijst naar Franse taalwortels.

Als ik de bus verlaat, wil ik zo spoedig mogelijk iets voor de lunch inslaan. Helaas blijkt de plaatselijke mini-supermarkt voorgoed gesloten. Een jonge moeder verwijst me voor brood naar een café bij de kerk, waar ik doorverwezen wordt naar Ajude de Bretanha, het volgende dorpje. Kennelijk moet je in dit soort negorijen goed weten waar de winkeltjes zijn.

Ajude de Bretanha blijkt een kleine nederzetting waar op het oog niets herinnert aan de Keltische achtergrond. Buiten een roodharige kantonnier is het heel Portugees.

Bij het begin van dit dorpje bevindt zich een winkeltje. Ik koop er geroosterd brood en kaas. Wat verderop sta ik voor een woning enige tijd te luisteren naar het prachtige gezang van een vrouw. De taal herken ik niet. Wat een vrolijk gehoor. Als ik bij de gereconstrueerde molen zit te lunchen, belt mijn vrouw. Ze is 's morgens met een boottocht walvissen en dolfijnen wezen spotten. Dat uitstapje is dus gedaan en ik vraag haar mij tegemoet te lopen. Dankzij een lift treffen we elkaar in de buurt van Remédios en kunnen we gezamenlijk richting Capelas. De zon schijnt inmiddels volop en met 22°C is het aangenaam wandelweer. Onderweg zien we hoe de orkaanresten van Nadine hier vorige week huisgehouden hebben: landafslag met desastreuze gevolgen voor bruggen en een aantal huizen.

In de berm staan ontelbaar veel roze lelies die hier 'Belladonna' genoemd worden. De alledaagse naam luidt: 'De meisjes gaan weer naar school'. Dit vanwege het feit dat het begin van de bloeitijd samenvalt met begin van het nieuwe studiejaar.

Bij Sana Bárbara willen we het kustpad opzoeken. Een oude man stuurt ons terug naar de hoofdweg. Een stuk verderop vraag ik opnieuw naar het pad langs de zee. De informant spreekt Engels en Frans, want hij is meer dan vijftig jaar geleden naar Canada geëmigreerd. Vorig jaar heeft hij hier een huisje gekocht waarvan de renovatie bijna een feit is. We krijgen er een rondleiding, bewonderen en magnifieke uitzicht over zee, kletsen met zijn vrouw en krijgen de weg gewezen naar een ‘bypass’ langs de oceaan. Een inspannend vervolg wordt ons deel. Gutsend van het zweet bereiken we Santo António waar we in een mini-supermarkt water, maracujá-limonade en een liter Vinho Abufado van 17% inslaan. Als ik de rekening bezie, zeg ik tegen mijn echtgenote dat dit een paradijs moet zijn voor alcoholici.

Ter afsluiting strijken we neer op een tweepersoonsterrasje, bijna in het zicht van ons hotel. We drinken een water en een biertje. Voor die kroeg wens ik een vierkante meter te kopen. Om vandaaruit in mijn eigen stoel de wereld aan me voorbij te zien komen. Hier wil ik nooit meer weg. Bovendien kan de dame die het café drijft, zo op de catwalk. Die mogelijkheid houd ik voor me, ga terug voor een tweede pilsje en verdrink me in haar gitzwarte ogen. Je kunt het beroerder treffen op vakantie.

donderdag 18 oktober 2012

Weggeregend

São Miguel, 'Het groene eiland' van de negen Azoren. Daarboven hangt op woensdag 10 oktober een dreigende lucht. Vandaag gaan we met een gids aan de wandel. Om 09.10 uur staat de minibus van 'Walking Tours, Geo Fun' bij het hotel, waarna we in hoofdstad Ponta Delgada nog vier gasten ophalen. In de buurt van Vila Franca do Campo - de eerste hoofdstad tot een aardbeving die nederzetting verwoestte - verlaten we de zuidelijke kustweg en draaien het binnenland in. Ons doel is het Lagoa das Furnas, een kratermeer op 359 m. hoogte.

Onderweg begint het te regenen. Voorspeld of niet: de ruitenwissers moeten aan. Het is meer 'kermis in de hel', bij een lekkere temperatuur.

De Azoren, negen onbewoonde eilanden als ze in 1427 of 1431 ‘officieel’ ontdekt worden door de Portugezen. Al snel raken ze bevolkt vanuit het moederland. Behalve Portugezen komen de pioniers uit alle windstreken: Moren, joden, Spanjaarden, Fransen en lieden uit de Lage Landen. Met name Terceira moet ontwikkeld zijn door Vlamingen die in de Bourgondische tijd met overheidssteun verhuisden.

Die zaten ook op 'ons eiland', Sâo Miguel, bijvoorbeeld in Rabo de Peixe. De eerste eeuwen groeit naast de visserij de sinaasappelproductie uit tot een inkomstenbron van belang. Hectares vruchtbomen binnen beschermende carrés van zwarte muren. Tot een schimmel die cultuur nekt. Nu omkaderen de karakteristieke basalten markeringen de aanwezige percelen.

Daarmee begint het verhaal van de gids. Vervolgens blijkt het hier op de eilanden alomtegenwoordige Friese stamboekvee goed voor 30% van de Portugese melkproductie. Een eenmaal bergopwaarts ruiken en proeven we Valse gember, Valse koffie, Valse tabak. Vooral de eerste blijkt een moordenaar, die zoals in ons land de Amerikaanse vogelkers, de originele flora verdringt.

We volgen na enige tijd een 'levada', een irrigatiekanaaltje dat in dit geval van beton is. Deze constructie is vooral bekend van Madeira. Wij kennen ze van de Canarische eilanden. 'Levada' zou komen van 'lavar': wassen.

Ondertussen worden wij - inmiddels gevorderd tot een hoogte van 300 m. - gewassen door de ene hoosbui na de ander. Da's nou zoals ik de Azoren verwacht had. Bij het kratermeer trekken de wolken even op zodat we het wateroppervlak kunnen overzien. Om meteen daarna weer een volgende partij regen te brengen.

We dalen af naar de zuidkust. Gaandeweg komt de zon door en kunnen de blauwe capes af. Met de bus gaan we naar het stadje Caloura, dat zijn naam ontleend heeft aan het aanwezige warme microklimaat. Die gunstige omstandigheden zorgen voor de groei van ananas en veel soorten groente ananas. De productie van tabak is stopgezet.

Het is alsof we vandaag niet weggeregend zijn: heerlijk weer. Ik kijk van de groene bergen naar de blauwe oceaan. Bij de ontdekking van deze eilanden, moesten ze een naam krijgen en dat werd Açores. Een verhaal wil dat die afgeleid is van açor, de Portugese naam voor havik. Die vogel zou namelijk door de eerste bezoekers veelvuldig gespot zijn. Roofvogels lijken op elkaar en later bleek het om de buizerd te gaan. Een volgende geschiedenis verwijst naar Italiaanse kaartenmakers die het hadden over de Isole Azzure, de Blauwe Eilanden, daarmee verwijzend naar de kleur van de zee.

Zeker is dat op het eiland Pico, in de noordwestelijk hoek van de Azoren, al door de eerste bewoners wijn werd aangeplant. En 's avonds laten wij ons bij het toetje van regionale kaas de 'Angelica' - een dessertwijn van Pico - goed smaken.

dinsdag 16 oktober 2012

Vissenstaart

Na heel wat uren slaap, zijn we dinsdagmorgen 9 oktober 2012 weer helemaal bij de pinken. Eerst een uurtje sportzaal, zwembad en ontbijt, waarna we onze eerste wandeling over het eiland São Miguel starten. Die gaat langs de noordkant, van Capeles langs het kustpad richting Rabo de Peixe. Groene heuvels rechts, een blauwe oceaan links: de plek op de Azoren oogt schitterend. Het is 20°C en de zon schijnt.

Onderweg staan we vaak stil. Om de zoveel meter is er wel een uitkijkpost. Niet alleen een ‘miradouro’ voor de voorbijgangers. De jacht op walvissen is zo'n 25 jaar geleden gestopt: voor die tijd werd de passage van die waterreuzen intensief gevolgd vanaf het land. Nu zijn het medewerkers van 'Whale Watchting'-bedrijfjes die de beesten spot.

De zee slaat met een dof geluid tegen de zwarte steile rotsen. Dit geluid begeleidt ons de komende uren. Witschuimende waterfonteinen. Op de helling van de Caldeira Velha zien we rookpluimen. São Miguel kent op verschillende plaatsen vulkanische activiteit.

Tijdens de wandeling komt een beeld uit ons eerste bezoek aan Californië weer in mijn herinnering. Daar werden we in San Diego, met mijn aangetrouwde neef als touroperator, op een reeks sober ogende huizen gewezen. Met betegelde tuinen. Daar woonden Portugezen, of eigenlijk: vissers uit de Azoren. Ik app wat foto’s naar mijn nichtje en haar man in San Diego, met als boodschap ‘kijk en vergelijk’.

Een pauze in het vissersplaatsje Fenais da Luz. 'n dooi kiendje mee 'n lam hendjè', zou 'ons moeder' gezegd hebben. Niks te beleven. Broodjes blijken nergens te verkrijgen, dus houden we het bij thee en een biertje, waarvoor ik €1,20 betaal. ‘Voor een tientje kan ik me hier totaal lam zuipen’, zeg ik tegen mijn vrouw. Dat doe ik niet, want het is pas middag en we lopen verder. Volgende stop in Calhetas. Weer een kerkplein met cafés en geen broodjes. De mini-super is pas om 15.00 uur open.

Een dame die we zojuist in café 1 aanspraken over onze wens om wat te eten, wenkt ons vanuit de deur en heeft in het etablissement kennelijk wat ‘aangeklede croissants’ geregeld. Die smaken goed en na afloop zijn de kosten voor een koffie, twee bier, twee cakes €3,95. De drankplannen blijven ongewijzigd. Bovendien hebben we een gezellige en interessante klets: de Portugese vrouw blijkt gids op het eiland. Ons gesprek dat in het Engels begint, zetten we voort in het Frans. Op haar iPad zien we de plaatjes van de kraters die we de volgende dagen op het programma hebben staan.

Op weg naar Rabo de Peixe, ‘Vissenstaart’. Onze informante had het over het verhaal van een grote vis die een klein visje at, waarvan de staartvin uit zijn bek bleef steken. ‘Waarom verwijst het niet naar de karakteristieke staartvin van de walvis’, suggereert mijn vrouw bij de nadering van het plaatsje. Opzoeken dus als er weer wifi is.

Zojuist hoorden we dat hier vandaag het ‘Slachtfeest’ wordt afgesloten. De diepe oude walvishaven blijkt een compleet herstructurering te ondergaan die door zo’n veertig kerels vanaf het muurtje gevolgd wordt. Vrouwen op straat zien we niet. Later zullen we horen dat in deze dorpjes het rollenpatroon nog uit grootmoeders tijd is.

Muziek en een versierde hoofdstraat, in afwachting van het feest dat om 21.00 uur begint. Da’s nog vier uur wachten, dus lopen we in de warme zon terug naar Calhetas. Daar vertrekt om 17.30 uur de bus die ons in tien minuten naar Capelas brengt.

Een mooie tocht, verbrande koppen en onder het late eten smaakt de witte wijn uitstekend.

maandag 15 oktober 2012

Azoren


De groep Azoren is een verzameling van negen Portugese eilanden, op 1.500 km van het moederland en 1.900 van Amerika. Die collectie vulkanische toppen drijft dus ergens in de Atlantische Oceaan. En wel zo ver naar het westen, dat het er twee uur vroeger is dan in Nederland. Volgens Wikipedia is het klimaat er in zomer en winter behoorlijk gelijkmatig, met een middagtemperatuur van rond de 20 graden.

Wij zullen een week op het grootste en meest bevolkte eiland verblijven: São Miguel, bijgenaamd Het groene eiland'. Ons hotel 'Vale do Navio' bevindt zich in de gemeente Ponta Delgada, dat 65.000 inwoners telt. Vanaf het hotel bevindt het eigenlijke centrum zich een stuk uit de buurt. Eigenlijk aan de andere kant van de berg. Er moet een goede busverbinding zijn.

Portugees kan ik lezen; spreken absoluut niet. Het klinkt als 'biesjaas, biesjkaas'. Spaans verstaan ze er goed, hoewel ze de Spanjolen niet erg mogen. Ben benieuwd hoe er op mijn Castiliaans gereageerd wordt. Bij eerdere bezoeken aan Portugal bediende ik mij van het Frans en Italiaans. Dat eerste werkte goed en het tweede niet echt. We zullen zien.

De naam Azoren is me al heel mijn leven bekend uit het weerbericht. Meestal in een zin als 'De depressie trekt van de Azoren over de Golf van Biskaje naar Nederland'. Echt een plek om naar toe te gaan.

We treinen maandag 8 oktober 2012 met het nachtnet naar Schiphol en als het vliegtuig om 05.25 uur vertrekt, hopen we gedurende de komende vier uur dan eindelijk te kunnen pitten. Nou, daar komt nauwelijks iets van en brak arriveren we 's ochtends op het vliegveld van Ponta Delgada. Vlot worden we vervoerd naar Capelas

A prima vista klopt het bestaande idee: veel bewolking, vooral bij de bergtoppen, overal groen om ons heen, witte dorpjes en een oceaan die tegen de basalten klifkust slaat. Engels blijkt de voertaal met toeristen. Ook de mevrouw van de mini-supermarkt hanteert die taal op vlotte wijze. Als ik daarover een positieve opmerking maak, antwoordt ze 'We moeten wel'. Waarna ze uitlegt waar in het dorp we de bezienswaardigheden kunnen vinden.

Zo ver zijn we nog niet: eerst gaan we wat slaap inhalen. 

zondag 7 oktober 2012

Hoempapa en palmen



Dat neiging van onze oosterburen om naar de Spaanse eilanden te verdwijnen, is spreekwoordelijk te noemen. Ze komen met hordes, voor een vakantie of ‘voor goed’. Deze massale aanwezigheid vraagt om een vaderlandse infrastructuur en het aantal borden met verwijzingen naar de aanwezigheid van een Duitse dokter, tandarts, makelaar, garage of autoverhuurder is niet te tellen op La Gomera, Tenerife of Mallorca.

Op dat laatste eiland verschijnt ook de Mallorca Zeitung, die zich ‘Das deutsche Portal auf Mallorca’ noemt. De uitgave kent een flinke redactie waarvan zo te lezen alleen de fotograaf een Spaanse naam draagt. ‘Uit en toch thuis’, om dat cliché weer eens te gebruiken. In de winter telt het eiland zo’n 850.00 inwoners. Hieronder bevinden zich ook veel Spanjaarden die van elders komen: het massatoerisme creëert banen. In de zomer groeit de bezetting tot 1.400.000.

Als de jongedame en ik de laatste week van september doorbrengen in Cala Egos, blijft de Duitse stempel niet onopgemerkt. Voor het eind van de week staat zelfs iets over ‘Oktoberfeste’ aangekondigd. De consequentie dringt pas echt tot me door als halverwege ons verblijf – in het zicht van ons tuintje – een tent verschijnt binnen ‘ons’ Parque Mar. En als ik vrijdagmorgen op weg ga voor vers brood, arriveert rechtstreeks uit Duitsland een blaaskapel-in-vol-ornaat. Compleet met Lederhose.

Na een gezellige dag in Palma de Mallorca ga ik achter het fornuis terwijl de jongedame op het terras A.F.Th. van der Heijdens ‘Tonio’ leest. Op enig moment begint de show van de Duitse muziekanten. Tijdens het koken hum ik mee met de mopjes die me bekend voorkomen. Sterker nog: ik begin tezelfdertijd aan een 'polonaise solo'. Ik krijg de indruk dat de jongedame dit gedans niet echt apprecieert. 'Me da igual', wat me op een reprimande komt te staan. Ik toon begrip: tenslotte voltrok haar Haagse opvoeding zich op grote afstand van bijvoorbeeld 'De Drie Donken Blaaskapel' en consorten die ik van nabij ken.

Onlangs stond er in de krant een artikel waarin Beieren en Brabant met elkaar vergeleken werden. Twee regio’s die op nationaal gebied lang aan de achterste mem gehangen hadden en nu in eigen land een partij van betekenis vormen. Modern in techniek, conservatief in cultuur: schutterijen, carnaval en blaaskapellen. Ik zing geluidloos mee terwijl ik buiten de gazpacho serveer. Op de achtergrond klinkt onder de palmen de vrolijke hoempapa: een avond waarin uitersten elkaar moeten zien te raken, zeg maar.


donderdag 4 oktober 2012

Eksterpad


Sinds enige tijd mijd ik op zaterdagmiddag de Bossche binnenstad. Ik hoop dat u de zwaarte van deze beslissing enigszins kunt bevroeden. Mijn geboortehuis ligt Achter het Stadhuis 7: hartje centrum dus. 'Closer' kan het bekant niet. En om daar dan op zaterdagmiddag uit de buurt te blijven: dè's wè.

Den Bosch is populair geworden als vertierplek. Dé locatie voor vrijgezellenpartijen van beiderlei kunne. Of voor shoppen. Ja, ook al ‘De gezelligste winkelstad van Nederland’. Hordes vrouwen en mannen bezetten na 14.00 uur mijn stad. En vieren hun feestje.

Hoe is het om je stad overlopen te zien door troepen volk? Die vraag raakt wat aan het wankelen als ik op 28 september in de trage bus zit van Cala de Egos naar Palma de Mallorca. Onder een grauwe hemel vormt zo'n uitstapje een aardig alternatief.

De ochtendregen is weggetrokken en de middagzon staat op doorbreken als we vanuit het station bovengronds gaan voor churros met chocolade. Mocht wat meer zijn. Van daar neem ik de jongedame mee naar de Corte Inglés. Altijd overweldigend. 'Ga jij maar bij de boeken kijken', zegt ze, waarna zij zelf het eksterpad volgt: glim-glim.

Met een lekker geurtje op mijn rechterpols verlaten we het gebouw en vervolgen onze weg naar de binnenstad. Prachtig decor. Tussen honderden andere Noord-Europese toeristen bewegen we ons langzaam richting kathedraal. Daar was ik al 's en aan de buitenzijde hebben we vanmiddag zat. In het stadhuis staan nog steeds de reusachtige poppen.

Weer snel naar buiten, waar ik me gewillig laat meevoeren op jacht naar schepijs met muntsmaak. En naar nog meer glim-glim, tassen, schoenen, Desigual en de Disneystore. Ik heb het geweldig naar mijn zin in deze mêlee en ik mag bovendien nog even een kerk in om het 'retablo mayor' te bekijken. Mogelijk beschouwt mijn reisgenote mijn beheptheid als een inmiddels door haar beheersbaar risico. Af en toe ruik ik aan mijn rechterpols. En waarom heeft Den Bosch eigenlijk nog geen Disneyvestiging?

Op het terras werkt de ober zich uit de naad. Hoe zou het toch zijn om je stad overlopen te zien door troepen volk? 

maandag 1 oktober 2012

Zwaktaal

Deze week breng ik door op Mallorca. Mogelijk draagt de afstand tot het vaderland er toe bij dat ik extra de oren spits wanneer ik gesprekken in mijn moedertaal opvang. Opmerkelijk ook dit keer - hoewel niet ongewoon - blijkt mijn aandacht voor de zogenoemde regionale en sociale indicatoren binnen het beluisterde taalgebruik. Uit welke hoek komen die lieden? Wat zouden ze als achtergrond kunnen hebben? Opnieuw blijkt het Nederlands-in-varianten volkomen verstaanbaar.

Dat geldt zeker niet voor ‘Die Sprache der Mitte’ die in veel kleuren gerealiseerd wordt. Het complex waar de jongedame en ik verblijven, is in Zwitserse handen. Misschien ligt hierin de verklaring voor het Alemannisch dat overal opklinkt. Hoewel de klankkleur vertrouwd in het gehoor ligt, versta ik niets van het Schweizerdeutsch. Het doet net zo Duits aan als het Occitaans in de Val d'Aosta me aan het Frans doet denken. Maar daarmee kom ik geen letter verder.

Het Nederlands in de ligweide bij het zwembad is zonneklaar. Als gezegd: veel accenten en desondanks een open boek. Klanken uit de provincie Zuid-Holland overheersen, de provincie van de jongedame dus. Daarbij is zeker de taal van de twintigers en dertigers doortrokken van 'zeg maar'. Paulien Cornelisse zegt hiervan 'dat de gebruiker ermee slag om de arm houdt'. Ik noem het een verschijnsel binnen de categorie 'Zwaktaal'.

Toen ik Nederlandse Taal- en Letterkunde studeerde - 40 jaar geleden - kwam het woord 'ergens' opzetten. Bijvoorbeeld in uitspraken als 'Ergens heb je wel gelijk, maar ...' Prof. Piet Paardekooper ergerde zich aan dat gedoe: ergens moest naar een traceerbare locatie verwijzen en niet naar iets wazig-zweverigs. Hij maakte zich in die tijd onsterfelijk met de uitspraak: 'Ergens? Ergens heb ik een steenpuist!'

Bij 'Ergens heb je gelijk' is de spreker niet in staat om exact de punten te noemen waarmee hij instemt. Of hij is daartoe gewoon te lui. Onverschilligheid kan ook het motief zijn. Hoe dan ook een zwaktebod. Vandaar 'Zwaktaal'.

Later kwam 'En dan heb ik zoiets van ...' Ook wel in de versterkte versie 'helemaal zoiets van'. Gevolgd door bijvoorbeeld 'te gek', 'nee/ja', 'wauw'. Ook een gemakkelijke en weinig exacte manier om gevoelens of gedachtes onder woorden te brengen. Bijzonder populair en desondanks gewoon 'Zwaktaal'.

Nu is het dan 'zeg maar'. Mooi vind ik - terwijl ik 'Wachten op geluk' van Coen Simon probeer te lezen - de formulering ‘En dan wil ik dalijk lekkah in het zoutwaterbad duikah, zeg maar’. Dat is een klein puzzeltje. ‘Zeg maar’ wordt dan wel werd normaliter gebruikt ter vergelijking. Zoals bij: ‘Het is geen sleutel: het lijkt op zo’n ding. Dus met die sleutel ‘zeg maar’, probeer ik de kast te openen’. De toehoorder weet dat de spreker staat te priegelen met iets wat op een sleutel lijkt. Het is het dus niet; het lijkt erop.

Welnu, dat zoutwaterbad is zo echt als het maar zijn kan. De jongedame en ik hebben er vanochtend zelf na wat baantjes de zilte smaak van de lippen gedoucht. Het bassin is geen fenomeen dat toevallig iets weg heeft van een 'pool', nee het ligt hier in al zijn realiteit aanlokkelijk te glinsteren in de zohonnegloed. En je kan er zó een duik in nemen. Of bedoelt de spreekster dat ze niet zal duiken aangezien dat verboden is, en dus - zeg maar - springt? Het is me vooralsnog onduidelijk. ‘Zwaktaal’. Wat zal ze doen?

Dat kom ik niet aan de weet, want ik val op mijn ligbed in slaap en mis de afloop.