woensdag 26 februari 2014

Brabants Boekenweekboek 2014; Mohikanen

Zijn wij de laatste der Mohikanen?' Met die vraag in mijn hoofd stap ik op zondag 23 februari in Lith de zaal van De Hoeve binnen. 'Houdt het na ons op?' Over de drempel zitten de pure liefhebbers van het dialect. De kenners. Om 13.30 uur zal het programma beginnen rond de aanbieding van het Brabants Boekenweekboek 2014.

Dit jaar verschijnt de 9de editie. Voor de zevende keer heb ik een bijdrage geleverd, ook dit keer minutieus uitgeschreven in de Bossche stadstaal. Nu voor het thema 'reizen'. 'Alle kanten op!', met tekeningen van Iris Bongers, uitgegeven door Van de Berg, Almere.

51 inzenders dit maal, met een verhaal of gedicht. De meeste makers zijn aanwezig. Aangevuld met wat familie en fans zit het lekker vol. Het programma - geleid door Cor Swanenberg en Jan Luysterburg begint.

Op enig moment voor de pauze sta ik geprogrammeerd om mijn 'D'n trein naor Tilburg' voor te lezen. Met twee - toen nog jonge - neefjes van mijn vrouw in de hoofdrol. Samen op reis. Met de trein van Den Bosch naar Tilburg. Voor de twee broertjes hun eerste reis met het spoor. Spannend. Ik geniet achter de microfoon van de voor ons zo kenmerkende kelige 'ao's' en 'ôô's'.

Het Bosch lijkt me voor dit publiek van routiniers geen enkel probleem op te leveren. Eerder traden 'collega's' op in wat moeilijkere tongvallen, waaronder het Budels. Vooral bij dit Brabants-Limburgse Buuls is even opletten. Zouden de kleinkinderen van die dame de taal van hun opoe overnemen?

Een blije Riny Boeijen wint dit jaar de Willem Ivensprijs. Zijn 'Noes' is een mooi verhaal dat zich nu kan afspelen. Gelukkig geen retro-illusie van onder de perenboom pijprokende contente boerkes met stro in de klompen. Dialect is er ook om nu in allerlei situaties de gebruikt te worden. 'Nie dan?

zaterdag 15 februari 2014

Met Jheronimus op weg (6); doen we

Over twee jaar ‘loopt’ de tentoonstelling die het hoogtepunt moet vormen in het jaar rond de 500ste sterfdag van Jeroen Bosch. Die expositie, ‘Bosch Visions’, vindt plaats van 13 februari tot  en met 8 mei 2016. Deze magneet zal er volgens de Meerjarennota van het Noordbrabants Museum (pagina 29) aan bijdragen dat in 2016 zo’n 400.000 bezoekers naar de Verwerstraat komen. Circa 270.000 meer dan in de belendende jaren (klik). 'Jeroen Boschjaar', staat er als verklaring.

Dat getal is een voorzichtige beraming van het Noordbrabants, waar andere bronnen tot 400.000 gaan. Overigens is die 270.000 precies gelijk aan het aantal dat in 1967 de ‘eerste’ Bossche Jeroen Boschtentoonstelling trok. Overigens gingen 'wij' daar toen heen in het kader van het vak CUMA, Culturele en Maatschappelijke Vorming. Nou, dat heeft wel gewerkt, maar dat terzijde.

Zoals eerder aangegeven (klik), blijft het raden naar het aantal werken van Bosch dat op dit moment voor die tentoonstelling toegezegd is. Storm heeft het tot nog toe niet gelopen. Hoe keken de initiatiefnemers daar zes jaar terug tegen aan? Op  de 36ste van hun 80 pagina’s tellende nota ‘Jeronimus Bosch 500’ leefde bij de organisatoren Ad ’s-Gravesande en Martijn Sanders tijdens de start in 1998 de gedachte: ‘Met name de doorbraak in de toenaderingen tot het Museo Nacional del Prado kan een zwaan-kleef-aan-effect in de museale wereld veroorzaken’.

Die doorbraak is er nooit gekomen. Kennelijk heeft Den Bosch het Madrileense hart niet echt weten te raken. En ik vraag me al tijden af waarom niet. Zou vooraf het boekje 'Zaken doen met Spanjaarden' dan niet gelezen zijn? Echt onnozel zijn de Bossche organisatoren overigens niet aan hun werk begonnen. Ze hadden zich immers al in een vroegtijdig stadium verzekerd van de broodnodige bijstand van lokale kenners, i.c. de Fundación Carlos de Amberes (klik).

Deze van oorsprong ‘Vlaamse’ organisatie bestaat al vanaf 1604 (klik) en weet inmiddels goed hoe in Spanje de hazen lopen. Dezelfde nota van ’s-Gravesande en Sanders vermeldt op pagina 35: ‘op 18 juni 2008 hebben het Prado en de Fundación in Madrid in aanwezigheid van burgemeester Rombouts een raamovereenkomst ondertekend. Deze richt zich op meerjarige samenwerking met betrekking tot onderwerpen die de historische en culturele banden tussen Spanje en de Lage Landen onderstrepen - onder andere Jheronimus Bosch’.

Deze formulering is inzake de tentoonstelling niet echt dwingend. Maar dan toch: waarom is het zoveel jaren later nog steeds wachten op die doorbraak? Met gevolg dat ook het zwaan-kleef-aan-effect tot op heden uit blijft? Nunca se sabe, ‘ge wit mar nooit’. Het is weliswaar interessant, maar zinloos om te speculeren. Of om in te gaan op verhalen die ter stede ‘uit doorgaans betrouwbare bron’ te beluisteren vallen. In de pers - het doorgeefluik naar ons Bosschenaren - is over een hinderpaal niks te vinden. En daar moeten we het dus mee doen.

Ik ga er - tot het tegendeel bewezen is - van uit dat er van Bossche zijde vooraf wat te gemakkelijk gedacht is over het binnenhalen van de Spaanse schilderijen. Zo van ‘doen we’. Zakelijk dingen regelen met Spanjaarden is echt andere kost. Vlamingen - in mijn ogen meer latijns georiënteerd dan wij hier - zijn daartoe prima in staat.

De ‘fundación’ - ik heb die stichting leren kennen als een bijzonder goede trait-d’union tussen daar en hier op het terrein van bijvoorbeeld de uitgave van gedegen landsgrensoverstijgende studies - is een Spaanse-Vlaamse club. Een betere scout kun je je als Nederlander niet wensen in het land der Spanjolen. En dan lijkt de aanwezigheid van deze vóórsprekende instantie na zowat zes jaar nog maar bitter weinig op te leveren. Hoe is dat dan weer mogelijk?

Hier vlieg ik in mijn vertwijfeling bijna uit de bocht. Aan de ‘fundación’ zal het niet gelegen hebben: die club kent de regels van het spel. Zijn de beslissers bij het Prado onderweg misschien ergens geaffronteerd door de Bosschenaren? Ik ben geneigd deze vraag met ‘ja’ te beantwoorden. Bijvoorbeeld doordat de Spanjaarden de woorden
 doorbraak' en 'zwaan-kleef-aan-effect' in het woordenboek Nederlands-Spaans hebben opgezocht. Of de vroege uitspraak aan de pers dat buiten de Tuin der Lusten de komst van een andere schilderijen wel erg fijn zou zijn. Dan loop je als onderhandelaar voor de muziek uit. En vervolgens door de stroop.

Aan het feit dat het niet regent aan toezeggingen voor het uitlenen van werken, beleef ik geen genoegen. Het Prado in Madrid aarzelt. Ik heb nog niet mogen lezen dat het Rotterdamse Boijmans Van Beuningen - waar nota bene een vingerafdruk, misschien wel van de meester zelf op een schilderij is aangetroffen (klik) - meewerkt. Noch de musea uit Brugge en Gent die toch ook 'op 'nne boogscheut' liggen. Ik houd het er op dat er aan Bossche zijde bij de ideevorming over die tentoonstelling wat gemakkelijk is gedacht: 'De acquisitie van die werken? Doen we'. Onderschatting? Of nog erger: hovaardij?

(wordt vervolgd)

Met Jheronimus op weg (1); dokkeren
Met Jheronimus op weg (2); de aftrap



donderdag 13 februari 2014

Klein Portugal

Ongeveer 22 jaar geleden maakten we kennis met een verschijnsel dat ik later 'Klein Portugal' zou gaan noemen. Na de vlucht Amsterdam - Lissabon haalden we de huurauto op waarna het richting Sintra ging, de oude koningsstad. Van daar kriskrasten we omhoog naar Porto.

Er waren meer toeristen op pad en je kon ze gemakkelijk herkennen aan het type wagen: klein, wit en voorzien een sticker RentCar. Wat jaren later zou dat plakplaatje verdwijnen, want de aanwezigheid ervan maakte de auto inbraakgevoelig.

We zagen onderweg ook bezoekers die dat hele stuk met de eigen auto hadden afgelegd. Een enkele landgenoot, wat meer Duitsers en vooral Luxemburgers. Dat kleine land leek oververtegenwoordigd. Tot in de kleinste gehuchten kwamen we ze tegen, die gele nummerplaten. Al snel bleek dat het om Portugezen ging die in het Groothertogdom woonden en werkten. Dat moesten er dan toch wel erg veel zijn! We vroegen ernaar bij de mensen in wier huis we onderweg via het Turismo (VVV) onderdak vonden. En inderdaad bleken veel van hun landgenoten in Luxemburg te wonen.

Vanaf 1960 trokken Portugezen naar Luxemburg waar behoefte was aan extra arbeidskrachten. Tien jaar later kwam de mogelijkheid tot ‘gezinshereniging’ wat tot een volgende toestroom leidde. Die toelatingspolitiek van de overheid moest ervoor zorgen dat het om nieuwkomers ging die snel zouden aarden. Die kans was het grootst met mensen uit een katholieke omgeving. En die waren in Portugal te vinden.

Anno nu is officieel 16,5% van de Luxemburgse bevolking van Portugese origine. Het gastland is met die 80.000 personen tellende gemeenschap een soortement 'Klein Portugal' geworden. Mogelijk gaat het in totaal om 100.000 mensen.

De aanwezigheid van zo'n groot percentage latijnen in dit 'germaanse' land is op een aantal vlakken merkbaar. Zo rijden er bestelwagens rond van bedrijfjes met waarvan de eigenaar Pereira of Dos Santos heet. In de steden zijn Portugese cafés en eethuizen.

Op maandag 10 februari lopen in Clerveaux we vanuit de Rue de la Gare via een trap omhoog naar het witte kasteel annex stadhuis van het stadje. Aan het begin van die opgang staan drie brievenbussen met Portugese familienamen.

Clerveaux telt nog geen 5.000 inwoners. Na een wandeling in het kleine centrum lopen we tegenover genoemde brievenbussen een middelgrote supermarkt binnen voor wat water en frisdrank. 'Het doet me denken aan het soort winkeltjes in Spanje', zegt mijn vrouw direct bij binnenkomst. Qua omvang en ‘opbouw’ is er een sterke gelijkenis. Ik waan me ineens duizenden kilometers ver weg. Bij nadere beschouwing zitten we in een exotisch hoekje van 'Klein Portugal', compleet met eigen wijn, koekjes en stapels stokvis. Voertaal en muziek zijn Portugees. Ik betaal de kleine aankoop en besluit vóór de terugreis hier nog wat flessen vinho verde te komen halen.

zondag 9 februari 2014

Het genoegen van een goed boek

Voordat de winkels van Polare op slot gingen, waren er wat dagen waarin ze niet bevoorraad werden door het Centraal Boekhuis. Juist in die tijd had ik een bestelling uitstaan bij - zeg maar - voorheen De Slegte. Zou me dat boek toch wel toegezonden worden. Wat een mazzel, want voor de handel echt bevroren raakte, werd de loebas bezorgd: 2.687 gram vol letters en plaatwerk. Tweedehands, in prima staat. Sindsdien verlies ik me met enige regelmaat in het mij tot voor kort nog onbekende ‘Vlaanderen en Castilla y León. Op de drempel van Europa’, uitgegeven in Antwerpen (1995). Deze uitgave is de catalogus bij een tentoonstelling die tijdelijk prachtige kunstschatten van Spanje naar Vlaanderen bracht. In een aantal gevallen zelfs ‘terugvoerde’ naar de streek van ontstaan. Met commentaar bij elk object in het Nederlands, Frans en Spaans, geformuleerd door talrijke deskundigen. Ingeleid door de Spanjekenners Eddy Stols en Werner Thomas.

Een tip van de Antwerpse kunstenares Lieve Bedeer bracht deze rijke editie onder mijn aandacht. Stols en Thomas waren mij al bekend. Niet persoonlijk, maar via door hen samengestelde artikelen en boeken over de relatie tussen (met name de Zuidelijke) Nederlanden en Spanje in 15de - 17de eeuw.

Een part van hun indrukwekkende schrijfwerk staat in mijn boekenkast. Eén ‘opus magnus’ ontbrak tot voor kort en wel ‘De Spaanse Brabanders of de Handelsbetrekkingen der Zuidelijke Nederlanden met de Iberische Wereld 1598-1648’, een prachtwerk uit 1971 van Eddy Stols. Lange tijd gezocht en via de universiteitsbieb geleend. En laat het nu net het door de Universiteit van Amsterdam afgelegde exemplaar zijn, dat ik antiquarisch voor een zachte prijs kon ‘bemachtigen’. Helemaal blij.

Zowel in Nederland als België is de ‘Spaanse Tijd’ onderwerp van (universitaire) studie. Aan onze kant van de grens ligt - de inspanning van Raymond Fagel uitgezonderd - het accent op ‘De Opstand’. Aan Vlaamse zijde gaat de meeste aandacht naar de wederzijdse ‘opbrengst’ van de eeuwenlange contacten tussen Spanje en de Nederlanden. Omdat juist dat het onderwerp van mijn belangstelling is, heb ik de afgelopen twaalf jaar veel onderzoek van Vlaamsen huize leren kennen.

Het zijn met name de navorsingen uit die (vaak Leuvense) hoek die me duidelijk ma(a)k(t)en hoe reislustig Bosschenaren waren in die voorbij eeuwen. Toen genoemd werk van Stols vandaag (vrijdag 7 februari) bezorgd werd, kwam ik in deel II snel bekende namen tegen van Bossche Spanjegangers. Er gingen ook stadsgenoten naar Portugal. Bijvoorbeeld de Bossche jezuïet Jan Ciermans die daar in de 17de eeuw tot architect van verdedigingswerken aangesteld werd. Sinds vanmiddag weet ik van het bestaan van M. van Vessem en P. van Susteren, handelaren in Portugal.

De eerste, Miguel van Vessem of Banvessem (Den Bosch ca. 1581) werkte vanuit Lissabon in scheepsuitrustingen. Zo te lezen, assimileerden zijn nazaten. Dat laatste gegeven blijft onvermeld bij Pedro van Susteren of Vanustrem (Den Bosch ca. 1600). Hij handelde vanuit Porto. Ik probeer me een beeld te vormen van hoe dat in die tijd geweest kan zijn.

Een mens kan maar ergens zijn genoegen vandaan halen.

Waarbij ik hoop dat we 'onze' Heinen weer snel terugkrijgen als boekwinkel.

vrijdag 7 februari 2014

Met Jheronimus op weg (5); roept u maar

Over twee jaar wordt - ongetwijfeld door iemand uit de koninklijke familie - in het Noordbrabants Museum de tentoonstelling ‘Bosch Visions’ geopend. Die expositie moet van 13 februari tot en met 8 mei 2016 het hoogtepunt vormen in het Jheronimus Boschjaar. Uiteraard is er dan, met name in Den Bosch nog veel meer te doen. En in feite zijn er nu al evenementen die samen de aanloop vormen.

In de beeldvorming rond de viering van Bosch’ 500ste sterfdag komt in dat jaar - op de grens van winter en lente - het accent te liggen op de museale aandacht voor het werk van de beroemde schilder. ‘De parel in het programma moet worden de tentoonstelling in het Prado en het Noordbrabants museum’, zei burgemeester Ton Rombouts eerder (klik). Dus zijn alle ogen, in elk geval die van mij, vanaf die 11de juli 2008 gericht op ‘kwatta’. Met andere woorden: op de totstandkoming van ‘Bosch Visions’.

Ongetwijfeld heeft de flink opgetuigde organisatie - waarin de gemeente een hoofdrol lijkt te spelen - vooraf een plan van aanpak gemaakt. Een opzet die antwoord geeft op vragen als: ‘Hoe krijgen wij (alle/zoveel mogelijk/minimaal tien?) werken van Jeroen Bosch hier naar toe?’ en ‘Op welke manier houden wij de Bosschenaren op de hoogte van de vorderingen?’

Vandaag, op 7 februari 2014 kan ik niet exact zeggen wat de stand van zaken is rond het aantal toegezegde werken voor ‘Bosch Visions’. De aanwezigheid van twee triptieken en vier panelen uit Venetië lijkt zeker (klik). Drie schilderijen uit Amerika zouden ook best de sprong kunnen maken (klik). Mogelijk komen alle tekeningen. Dat het Prado zo welwillend is om ook van Spaanse zijde een duit in het zakje te doen, moet niet uitgesloten worden (klik). In een vraaggesprek op 1 februari jl. laat intendant Ad ’s-Gravesande niet het achterste van zijn tong zien: misschien staat de teller nu op elf schilderijen.

Terughoudendheid, op dit moment. Terwijl bij de start van de communicatie in 2008 - al dan niet onder directe verantwoordelijkheid van de organisatie - er zinnen in de pers verschenen variërend van ‘alle werken van Bosch’ tot ‘zoveel mogelijk werken’. ‘Alle’ lijkt mij vanaf het begin ridicuul. Als elf stuks gelijk is aan ‘zo veel mogelijk’, dan is dat doel nu dus al binnen handbereik. Echter is mij na zes jaar externe communicatie is mij nog steeds niet duidelijk waar JB500 op mikt. En door het ontbreken al die tijd van helderheid - ‘alles’, het maximaal haalbare’, minimaal tien schilderijen’ - valt het uiteindelijke resultaat over twee jaar altijd tegen.

Niet slechts ontbreekt duidelijkheid over ‘dat waarnaar gestreefd wordt’, ook is niet duidelijk wie de regie voert bij het loslaten van boodschappen aan het publiek. In het ideale geval is er één zij of één hij zijn die op basis van een communciatiestrategie aan de touwtjes trekt en op gezette tijden een duif uit het hok laat vliegen met een briefje aan de poot. Als ik terugkijk op de periode van de zes voorbije jaren, denk ik eerder aan ongeleide projectielen en toevalstreffers.

Zo had ik aanvankelijk had ik de indruk dat onze burgemeester de woordvoerder was. Vervolgens deden ook Ilonka de Ridder (adviseur communicatie en marketing JB500), Charles de Mooij (directeur Noordbrabants Museum) en Ad ’s-Gravesande (intendant JB500) bij de pers een duit in het zakje. Wie moet ik nou geloven?

Niet alleen ontbreekt één gezicht bij de woordvoering, ook is er weinig lijn in de planning te ontdekken rond de momenten waarop de organisatie met 'nieuws' over de vorderingen rond ‘Bosch Visions’ naar buiten treedt.

Geheel logisch in elk geval is de mededeling op 28 mei 2013 over de komst van genoemde werken uit Venetië. Een exact nieuwsfeit dat ter zake doet. Onverklaarbaar is eerder op 12 februari 2011 het verslag van burgemeester Rombouts over zijn bezoek aan Madrid met wethouder Bert Pauli. Ze blijken daar twee musea bezocht te hebben om goodwill te kweken en de weg te effenen. Het grootse - het Prado - stond niet op het programma. Eigenlijk niks te melden. Of ja toch: het losweken van de schilderijen uit het Spaanse is volgens Rombouts de taak voor het Noordbrabants Museum en de Stichting JB500. Juist, denk ik dan, bij meerdere gelegenheden laten weten dat de JB-viering 'zijn kindje' is en dan nu aangeven dat het moeilijkste stuk - de acquisitie van de werken - niet zijn verantwoordelijkheid is.

Uit het niets - zo komt mij over - wordt op 8 september 2012 'tussen neus en lippen' door de burgemeester medegedeeld dat de komst van alle tekeningen zeker is. Een nieuwsfeit ingepakt bij het nieuws over de toezegging van een rijksbijdrage van €5 miljoen (klik).

De met de moeilijke acquisitietaak opgeknapte museumdirecteur Charles de Mooij is op 30 mei 2013 bijzonder zwijgzaam over de mogelijke toezegging van (eindelijk) een schilderij uit het Prado. Hoe komt dit gerucht overigens in de wereld? De Mooij lijkt me gedwongen tot de uitspraak 'om een broedende kip niet te storen'. Al dan niet door hem gewild, is een zware last op zijn schouders komen te liggen.

En afgelopen zaterdag 1 februari probeert Ad 's-Gravesande een rookgordijn op te trekken door de pers voor te houden dat ‘over exacte aantallen’ volgens afspraken nog geen mededelingen komen. Het suggereerde aantal van elf stuks kan hij bevestigen noch ontkennen.

Onduidelijkheid in mijn ogen inzake drie bouwstenen bij de communicatie over de tentoonstelling-in-wording. Een realistische doel (i.c. het aantal beoogde werken) ontbreekt, een eenduidig woordvoerderschap is afwezig, in de planning van de communicatiemomenten zit weinig logica. Een gammel geheel, is mijn oordeel. ‘Roept u maar’, lijkt het en zoiets leidt niet tot een overtuigend verhaal.

Hoe had ‘Den Bosch’ zich eigenlijk de acquisitie van de werken voorgesteld? Wat was de strategie?  (wordt dus vervolgd)


woensdag 5 februari 2014

Met Jheronimus op weg (4); op de bagagedrager

2016 wordt het Jaar van Jeroen Bosch. In Nederland én in Spanje. Om dat te vieren, schenken dat jaar beide landen extra aandacht aan zijn werk. ‘Er komt een grote overzichtstentoonstelling in Madrid én Den Bosch', zegt op 11 juli 2008 de Bossche burgemeester Ton Rombouts vanuit het Prado in Madrid. Hij staat daar dan namens de Nederlandse organisatie als woordvoerder voor de microfoon van Omroep Brabant.

Een 'duo-tentoonstelling', gaat dat vervolgens in de kranten heten. Bijna zes jaar later is duidelijk dat ‘ons’ deel van de tweeling plaats zal vinden van11 februari tot en met 8 mei 2016.

Ongetwijfeld zal koning Willem-Alexander nu al in de picture zijn voor de officiële opening. ‘De Tuin der Lusten’ zal hij niet kunnen bewonderen. Om dat gemis te compenseren, kan hij dat kapitale werk in zijn speech alsnog van de Spanjolen terugvorderen, refererend aan een opmerking van Henk van Os die het onlangs (in NRC 30 januari 2014) had over roofkunst. Het was die vuige Alva die dat markante werk zonder vragen meenam uit het Brusselse kasteel van de eerste Oranje roerganger Willem de Zwijger, Vader des Vaderlands. Als zijn verre nazaat enig gevoel voor balans heeft, zal onze frisse vorst - opnieuw onder verwijzing naar dezelfde Van Os - de opbrengst van de Zilvervloot overmaken op de Spaanse staatsgiro. Zo kan een wederzijdse ‘Wiedergutmachung’ het aan beide kanten stil schrijnende oudzeer alsnog genezen.

Den Bosch opent de deuren van het Noordbrabants museum op de donderdag ná Aswoensdag in een schoongepoetste en haringgeurvrije stad. Wanneer het Prado zijn part realiseert, is nu nog onduidelijk. In het Meerjarenplan van dit museum staat ‘2016’. Moet je helderziend zijn om te denken dat daar eind mei het spektakel begint? Op het moment dat de toeristenstroom zo’n beetje op gang begint te komen?

Het Prado heeft het nu al voor elkaar, bij wijze van spreken. Zelf bezit het meer dan een handvol (veronderstelde) werken van Bosch. Een aantal metrostations verderop, in de wijk Salamanca hangt in het Museo Lázaro Galdiano nog een ‘Johannes de Doper in de Wildernis’. Plus op een uurtje met de auto bevinden zich in het Escorial nog drie schilderijen. Kat in het bakkie.

En uit Lissabon komt een triptiek van formaat. Dat maakte de Spaanse pers bekend in september 2013 (klik).

Dát werk van Bosch werd nog niet eerder buiten Portugal tentoongesteld, volgens de Spaanse berichtgeving. Al zitten ze dan samen op hetzelfde Iberische Schiereiland, de Spanjaarden en de Portugezen zijn niet echt buren die gemakkelijk samen een bak koffie vatten. Over de buurlijke spanningen valt met wisselgeld en goede woorden heen te stappen.

Zo heeft het Prado op dit moment voor de periode 30 november 2013 - 16 maart 2014 in totaal 57 werken uitgeleend aan het Museu Nacional de Arte Antiga in Lissabon. Voor een tentoonstelling over schilders uit het noorden, waaronder Rubens, Brueghel en Claude Lorrain. Als vriendendienst, zeg maar. Waarna de wederdienst in 2016 zal bestaan uit de komst naar het Prado van het drieluik ‘De verzoeking van de Heilige Antonius’. Leuk voor Madrid, dit meermaals gekopieerde meesterwerk van ‘onze’ Jeroen. Het is in het najaar van 2011 onderzocht door het 'Bossche' team (klik) van deskundigen, waarbij het nodige aan het licht kwam. Kennelijk blijft het daarbij.

En wat komt uit Spanje naar Den Bosch toe? In elk geval ‘iets’, weten we sinds 30 mei 2013. ‘Wat’ en ‘hoeveel’ blijft vooralsnog ongewis (klik).

Hoezo ‘duo-tentoonstelling’? Dat woord doet me denken aan wat de muis zegt wanneer deze naast de olifant over een houten brug loopt: ‘Wat stampen we toch lekker’.

‘Duo-tentoonstelling’: met Nederland op de bagagedrager. Of - omdat wij in tijd voorop zitten - op de stang. In de wind en ongemakkelijk op het harde staal. Al verwacht Ad 's-Gravesande, artistiek leider JB-500, volgens het Brabants Dagblad (03/02/2014): 'Als je de eerste bent, krijg je internationaal de meeste aandacht'. Ik help het hem hopen.

(wordt vervolgd)

Met Jheronimus op weg (1); dokkeren
Met Jheronimus op weg (2); de aftrap

Met Jheronimus op weg (3); wisselgeld

maandag 3 februari 2014

Worstenbrood (2): de meester

Vanaf huis lopen we op maandagmiddag richting de Vughtse Gement. Aan de andere kant van het Drongelens Kanaal ligt een hoekje 'nieuwe natuur'. In feite een aantal voetbalveldengroot weidegebied dat van de vruchtbare bovenlaag ontdaan werd. Nu is het een schraal stuk grond met kleine plasjes 'ter compensatie van de Rondweg'.

Langs een rij pas geknotte wilgen gaat het verder over een smal pad door de Rijskampen om uit te komen bij het (echte) begin van de route over de voormalige Halve Zolenlijn.

Het is fris, zonnig en zeer helder. Eerder zagen we de rookpluim van de centrale in Geertruidenberg. Nu zien we dichterbij richting Vlijmen een twee rookzuil die snel in breedte en hoogte toeneemt. Later zal duidelijk worden dat het om een zeer grote brand gaat bij de Vliedberg. Terwijl we over de Gementweg - die er zo te zien opzettelijk verbellemond (verwaarloosd) bij ligt - terug lopen, horen en zien we op afstand brandweerwagens voorbij komen.

Weer vlak bij huis bezoeken we voor de eerste keer Koffie- & theecafé 't Stroopsoldaatje. Dat is gevestigd in de voormalige Isabellakazerne. De eigenaresse zit hier sinds mei 2013, als eerste van de nu rond de 70 kleine ondernemers. Er wonen (tijdelijk) ook meer dan 100 studenten.

Na een lekkere stop lopen we naar Bakkerij de Meester. Stond daarover ook niet iets in de krant toen die onlangs over de tijdelijke 'invulling' van de oude Isabellakazerne schreef?

De Meester - die hier nu drie maanden zit - blijkt gespecialiseerd in 'het échte Brabantse roomboter worstenbroodje'. Een mond vol, om zo te zeggen. Bestelling via de website, in principe, want al snel reken ik tien stuks af. Dit na een gesprek over wie nou eigenlijk de beste worstenbroodjes maakt in Den Bosch en directe omgeving.

De mevrouw raadt het al: de V&D, waarover ik eerder in een blog zeer positief schreef. Ze is gerust over de kwaliteit van hun product. Ook de meester zelf durft het 'proef en vergelijk' zonder meer aan.

Thuis verwarm ik de Airfryer twee minuten op 200ºC. Dan gaan twee 'échte Brabantse roomboter worstenbroodjes' op dezelfde temperatuur voor twee minuten in de heteluchtfriteuse.

Glanzend liggen ze op het roostertje. De buitenkant blijkt knapperig en dun met een verfijnde smaak van 'klaor goeie botter'. Als door de bakker voorspeld, is aan beide uiteinden de vulling wat gekrompen. 'Dat is met een eerlijk stukske vlees', zei hij. Behalve het brood smaakt ook de worst heerlijk. Een meesterlijk stukje vakwerk.

Wat mij betreft heeft de V&D er een sterke concurrent bij gekregen!

zondag 2 februari 2014

Oeteldonk (29); Grachtengordelconcert 2014

Het zonlicht valt in schuine banen door de kale takken op het zandpad. De kleine vennetjes van de Vughterhei zijn deels bedekt met ijs van één nacht. Als ik langs die glanzende watertjes trim, realiseer ik me dat over vier weken de Intocht van de Prins plaats vindt. 28 dagen dus nog en de Jaarvergadering van ‘ons gruupke’ staat gepland op de 12de. Doen we dit jaar weer mee aan de Intocht? Zo ja, wat doen we dan? Nou ja, iets over de Bartenbrug lijkt me uitgesloten. Of de vondst moet wel erg origineel zijn.

Vorig jaar zat ik op Tenerife. Tijdelijk bijgestaan door nog twee 'inhalers', met als doel de bestudering van het carnaval op dat Canarische eiland (klik voor de foto's). Dit jaar wordt het Oeteldonk. Misschien met een deelname aan de Intocht op zondag. En in elk geval op maandagmorgen bij het 4de Oeteldonkse Grachtengordelconcert.

Na het sporten en de douche tref ik om 13.45 uur de bedenker en organisator van dit muzikale treffen-aan-het water. Direct na afloop van de wekelijkse repetitie die 'Gin Nôôt' boven Bar Le Duc houdt, formuleren we met wat enthousiastelingen een antwoord op de vraag hoe de vierde editie eruit gaat zien.

Zoals de voorgaande edities blijft het ook dit jaar 'klein'. Er bestaat geen groeistrategie. Eerder een plan van 'maak veel uit weinig'. Waarbij het betrekken van het publiek bij de uitvoering van belang is.

De voorzitter maakt aantekeningen voor de notulen. Nog net niet op de achterzijde van een bierviltje. Invallen zat. Binnen een uur staat de uitvoering in de steigers. Met een goed gevoel fiets ik in de zon naar huis.

Maandag, 3 maart van 11.11 tot 12.12 uur, op de trappen achter de Knillispoort: het 4de Oeteldonkse Grachtengordelconcert. 't Is mar dègget wit!

zaterdag 1 februari 2014

Met Jheronimus op weg (3); wisselgeld

Van 13 februari tot en met 8 mei 2016 vindt in het Noordbrabants Museum de expositie ‘Bosch Visions’ plaats. Deze tentoonstelling moet een topper worden in het Jeroen Boschjaar (dat inmiddels ook op de kalender van de Nationale Evenementen staat. Datzelfde overzicht (klik) vermeldt overigens 2015 als het Vincent van Goghjaar: da’s dus twee maal achtereen Brabant aan de bak.)

Wat zal er dan allemaal te zien zijn in genoemd museum? Bij de vulling maakt Den Bosch het zich niet gemakkelijk. Om te beginnen bezit de stad geen enkel schilderij van haar beroemdste zoon. Sterker nog: in heel Nederland bevindt zich slechts op één plek echt werk van Bosch! Het Rotterdamse Boijmans van Beuningen rekent vier schilderijen van Jheronimus tot het eigen bezit (klik).

Voor het bekijken van de rest, moet je naar het buitenland gaan.

Om eigenaren van ‘die rest’ zo ver te krijgen dat ze hun bezit tijdelijk uitlenen aan Den Bosch, is het handig als de vrager wisselgeld meeneemt. Bijvoorbeeld ‘Als wij van u de huppeldepup krijgen, hangen wij uit onze collectie zolang Van Goghs ‘Spittende boerin’ bij u op de lege plek’.

Hoewel het Noordbrabants een meer dan respectabele collectie bezit, weegt zelfs deze stevige Nuenense vrouw niet op tegen een Bosch. Los van de vraag of ‘ons’ museum een trekpleister als dit exemplaar van Van Gogh na Nanjing en Leuven opnieuw een tijdje kwijt wil. Daarom bestaat dat wisselgeld uit een internationaal kunsthistorisch onderzoek, het ‘Bosch Research and Conservation Project’ (klik).

Eigenaren kunnen hun werk(en) van Bosch volgens een gestandaardiseerde onderzoeksopzet laten onderzoeken, analyseren en documenteren. En restaureren op voorwaarde dat die kunstschatten tijdelijk naar het Noordbrabants komen. Of: ‘In dit project werken kunsthistorici, conservatoren en restauratoren uit instellingen over de hele wereld samen om het erfgoed van één van ’s werelds meest creatieve kunstenaars ooit te analyseren en te conserveren’.

De inspanningen van de gelijknamige stichting worden mogelijk gemaakt met o.a. subsidies van het Gieskes-Strijbis Fonds en de Stichting Ammodo.

Een spraakmakend project dus, uitgevoerd door specialisten-van-naam. Of dit voldoende is om museumdirecties en eigenaars over de streep te trekken? In elk geval lijkt sinds 28 mei 2013 de komst van twee triptieken en vier panelen uit Venetië zeker (klik). Eerder (op 8 september 2012) namen verschillende media de uitspraak op van burgemeester Rombouts dat alle tekeningen van Jeroen naar Den Bosch komen (klik).

Dat laatste kan een flinke bijdrage zijn aan het geheel. Het ‘geschatte’ werk van Bosch omvat zo’n 45 schilderijen en tekeningen die zich - verspreid over Europa en Amerika - bevinden in 10 landen, 18 steden en 20 verzamelingen. 22 van de 45 staan op papier en 23 op hout.

Overigens berichtte Omroep Brabant op 21 juni 2008 al dat drie Amerikaanse musea in principe elk één schilderij zouden uitlenen. En dat over de voorwaarden onderhandeld zou worden (klik).

Dit laatste feit wordt herhaald in een bijdrage van Omroep Brabant d.d. 30 mei 2013, en passant zet dit bericht de landentussenstand op vier: Amerika, Italië, België en Duitsland (klik). Wat onze ooster- en zuiderburen toegezegd zouden hebben, kan ik in eerdere nieuwsitems niet terugvinden. Nog even verder napluizen dus. Misschien 'klikt' het later nog.

Hoe dan ook: waar ik nog steeds reikhalzend naar uit blijf zien, is duidelijk nieuws uit steden als Madrid en Rotterdam.

(wordt vervolgd)

Met Jheronimus op weg (1); dokkeren
Met Jheronimus op weg (2); de aftrap