donderdag 29 september 2011

Gent (3); misbruik van de kerk

Inderdaad: Karel V kwam in Gent ter wereld. Bij zijn geboorte op 24 februari 1500 hebben ook zijn ouders nog een heel leven voor zich. Zijn pa - de Bruggeling Filips de Schone - sterft onverhoopt in 1506. Zware koortsen zegt de een, met gif vermoord roept de ander. Zijn jonge weduwe Johanna van Castilië zou erdoor de kolder in kop gekregen hebben en sindsdien kennen wij haar als Johanna de Waanzinnige.

Maar goed, Karel V is een Gentenaar. En altijd onderweg want hij is de baas over half Europa en een groeiend rijk daarbuiten. Met de landen die hij niet bezit, heeft hij ruzie. Bijvoorbeeld met Frankrijk. Ook in die tijd drukken militaire missies op 's lands begroting, dus legt de landsheer de steden een extra belasting op. Daartegen wordt in Gent zwaar gemord, maar Karel 'laat niet met zijn voeten spelen', zoals dat daar heet. Geen flauwekul, dus hij eist in 1539 naast geld absolute gehoorzaamheid. Een aantal Gentenaars krijgt de strop. Ook met lieden die het katholicisme niet langer als zaligmakend zien, rekent hij finaal af.

Op zondag 25 september staan wij even in een poortgebouw aan het Hof ten Walle. Het is een overblijfsel van het eens zo imposante en gelijknamige stadspaleis dat later Prinsenhof gaat heten. Aan beide wanden zijn twee gedenkstenen aangebracht. Een voor de opgehangen opstandelingen, de ander met de namen van de lieden die in naam van het ware geloof op bevel van Karel V 'weggezuiverd' werden. Het misbruiken van de kerk voor niet spirituele zaken is hier letterlijk een teken aan de wand.

Karel V, graaf van Vlaanderen, hertog van Brabant, heer der Nederlanden, koning van Spanje (en maak het rijtje zelf verder af) heeft in Gent twee gezichten. Het ene is zichtbaar in het zogenoemde 'Donkere Poortje' en in het parkje daarachter waar het beeld 'de Stroppendrager' staat. Het andere krijgt 200 meter daarvoor gestalte in een beeld van de keizer. Het staat op een pleintje aan de Prinsenhof vlak bij een maquette van het oude Hof ten Walle. Het is een geschenk van de stad Toledo. Daar bevindt zich een bijna identiek exemplaar, vlak bij een Moorse poort. Waarom juist op die plek? Omdat ook in die Spaanse stad een ander geloof moest wijken voor dat van de koning.

Misschien ongewild bezorgde Karel V de Gentenaars toen de naam waarmee ze zich nu nog aanduiden: Stroppendragers.

Voor Karel V en Gent: http://www.gent.be/eCache/THE/2/115.html

woensdag 28 september 2011

Gent (2); inklapbaar schilderij

Met prachtig weer is zelfs Lelystad mooi. Kun je nagaan hoe de zon op de 24ste september de binnenstad van Gent laat schitteren! Tijdens een luie brunch op de Korenmarkt trekt de halve wereld aan ons voorbij. Opnieuw valt het me op hoe vaak ik ook in deze Vlaamse stad Italiaans en Spaans hoor. Net zoals in Brussel, Antwerpen, Leuven en Brugge. Aan onze kant van de grens is een stad als Delft populair bij die latijnen.

Langs wat we inmiddels als 'de schandvlek van Gent' beschouwen - de Stadshal in aanbouw - gaan we naar de St.-Baafskathedraal. Daar staat één van de 'Zeven wonderen van België', De Aanbidding van het Lam Gods, geschilderd door Hubertus en Jan van Eyck. Het retabel uit 1432 is een 'must tijdens dit weekend. Hoewel ik de triptiek al eerder mocht bezoeken, imponeert het werk ook nu opnieuw. Een topstuk uit de periode der zogenaamde 'Vlaamse Primitieven'.

Dat vind ik een stomme omschrijving. Vooral dat Primitieven 'wringt' al vanaf dat ik het op de middelbare school voor het eerst hoorde. Het zal wel aan de vertaling vanuit het Frans liggen. Er is niks 'primitiefs' aan. Er zijn meer mensen die de term moeilijk kunnen doorgronden. Eén daarvan is de gids die achter het koor in het Duits een groep door de kapellenkrans leidt. Hij interpreteert de term Vlaams als 'behorend tot de provincie (Oost-)Vlaanderen. De Van Eycks zou je nu Limburgers noemen. Vlamingen konden in die tijd uit een groter gebied komen dan hem op deze zaterdagmiddag in zijn verhaal kennelijk voor ogen staat. Italianen en Spanjaarden verwijzen met respectievelijk fiamminghi en flamencos soms zelfs naar inwoners van boven de grote rivieren. Stadsgenoot Jheronimus Bosch staat in hun kunstgeschiedenisboeken ook in het rijtje Vlaamse Primitieven.

Jan van Eyck wordt in zijn tijd door de Katholieke Koningen zelfs naar Spanje gehaald. Deze Reyes Católicos zijn grote verzamelaars van het werk der Vlaamse Primitieven. En die waardering is gebleven. Nou ja, in een enkel geval valt daaraan misschien te twijfelen. Zo hoor ik buiten iemand het hebben over een 'inklapbaar schilderij, volgepropt met poppetjes en een schaap'. Ik vind die wel zo origineel dat ik er zelfs nu nog schik in heb.

Term Vlaamse Primitieven: http://nl.wikipedia.org/wiki/Vlaamse_Primitieven

De zeven wonderen van België: http://nl.wikipedia.org/wiki/De_zeven_wonderen_van_Belgi%C3%AB

dinsdag 27 september 2011

Gent (1); pleinvrees

Vrijdag 23 september, eind van de middag. Door de Veldstraat lopen we naar het hart van Gent. Eerder al zagen we vanuit onze hotelkamer twee van de drie gezichtsbepalende 'torens' boven de bebouwing uitsteken. Ik kon haast niet wachten en nu liggen ze dan ter hoogte van de Cataloniëstraat rechts van ons in elkaars verlengde. Met veel genoegen kijk ik naar die kroondragers van de St.-Niklaaskerk, het Belfort en de St.-Baafskathedraal. Het verleden in steen. In het late zonlicht blijkt het beeld nog veel mooier dan ik me van viereneenhalf jaar geleden herinner. Bij Klein Turkije zien we achter de St.-Niklaas de contouren van een stalen staketsel. Mogelijk wordt daar iets gerestaureerd.

Mijn reisgenote is hier voor het eerst, dus lopen we in een rustig tempo langs de bekendste punten. Hierna wacht ons nog een heel weekend voor de details van het Groot Vleeshuis, het Gravensteen, Karel V, de Koren- en Graslei. Onderweg keuren we de Gentse Neuzen en de ambachtelijk gemaakte chocolade. De terrassen bij de leien raken al aardig bezet. Op de banken en het stenen werk langs het water zitten mensen in de late zon. Nog even naar het 'torenplein' voor we aan tafel gaan.

Het stalen staketsel blijkt 'nieuwbouw'. Onze eerste reactie is dat hier sprake moet zijn van een misverstand. Het tegenovergestelde is waar. Trots valt op een groot bord in een aantal talen te lezen dat het hier gaat om een prestigieus project dat KoBra heet. Citaat: 'De Stad Gent, de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn en TMVW plannen samen de heraanleg van de Korenmarkt, het Emile Braunplein, de Belfortstraat en omgeving'. Zeker het gedeelte bij Klein Turkije mag opgefleurd worden maar waarom een nieuwe stadshal? Want daarvoor vormt de staalconstructie het geraamte. Vloeken in de kerk.

Een stad is geen museum en deze herinrichting is oerstom of geniaal; de tijd zal dat duidelijk maken. We vrezen het ergste voor het plein aan de voet van de kerk. Hoe zouden de inwoners hierover denken? Welk mechanisme heeft het ontwerp door de gemeenteraad geloodst? Dit project raakt ons en dan wonen we nog niet eens in deze stad.

We laten het onderwerp rusten en in afnemende verontwaardiging slenteren we weer naar de Graslei. Daar vinden we een tafeltje op het terras van Den Enghel. Het eten blijkt voortreffelijk, de (aangelichte) omgeving geweldig en als we terugkuieren naar het hotel, is Gent weer een fantastische stad.

Over de herinrichting: http://donviona.blogspot.com/2011/09/gent-na-de-koornmarkt-is-stadshal.html

dinsdag 20 september 2011

Madrileens curiosum (3); Fundación Carlos de Amberes

Het aantal 'landgenoten' dat vanaf de vijftiende eeuw richting Spanje trekt, is enorm. Eén van die lieden is Karel van Antwerpen. Hij doet het er goed als koopman en in 1594 vermaakt hij zijn vermogen aan de stad Madrid. Karels opdracht luidt dat het roerend en onroerend goed gebruikt moet worden voor de ontwikkeling van een gasthuis. Dat moet onderdak bieden aan inwoners uit de toenmalige Zeventien Nederlanden. Dat gebied telt dan ruwweg het rijksgebied van de huidige Benelux, een deel Noord-Frankrijk en pietseltje Duitsland. Van Antwerpen sterft in 1604.

Mensen uit de Lage Landen die in Madrid onderdak kunnen krijgen, zijn pelgrims. Of nooddruftigen die het - zo ver van huis - om de een of andere reden tegen zit. Daarmee wordt Van Antwerpen de oprichter van een 'Nederlandse' charitatieve instelling in de hoofdstad van het Spaanse wereldrijk waarvan de noordelijke provincies dan onderdeel zijn. Na hem zijn er ook anderen die het geheel van gasthuis en kerk schenkingen doen. Een daarvan is Jan van Vucht, in wiens opdracht Pieter Paul Rubens een schilderij maakt van de martelaar Sint-Andreas, naamgever en beschermheilige van het complex 'San Andrés de los Flamencos'.

Aan met name Belgische inspanning is het te danken dat de Stichting Karel van Antwerpen de 19de eeuw overleeft. In 1877 worden een nieuw gasthuis en godshuis geopend, nu aan de calle Claudio Coello, de plek waar nu (nog) de Stichting zetelt op nummer 99. Een fenomeen: een stichting die zo lang al weet voort te leven.

Inmiddels is die 'Fundación Carlos de Amberes' een culturele instelling onder de bescherming van de Belgische, Nederlandse en Franse regeringen. In de loop van de jaren heb ik er prachtige studies kunnen kopen over de Spaans-Nederlandse tijd, zoals het hier afgebeelde werk over de koninklijke 'hofkapel'.

Het gebouw van de stichting ligt in de wijk Salamanca, een voornaam aandoend deel van Madrid. Ga maar met de metro, want parkeren is welhaast onmogelijk.

Grappig genoeg kom ik bij het schrijven van deze blog het bericht tegen over een vorige maand verschenen boek met als onderwerp 'opmerkelijk en geheim Madrid'. Het staat vol met voor het publiek toegankelijke bijzondere plekken. Deze uitgave 'El Madrid insólito y secreto' is geschreven door Verónica Ramírez Muro. Ook deze uitgave vermeldt het eerdergenoemde schilderij van Rubens. De bijdrage bevat een ander jaartal rond de stichting van de Stichting.

Over de stichting: http://www.fcamberes.org/


Over het boek: http://buscandoladolaverdad.blogspot.com/2011/08/el-madrid-insolito-y-secreto.html


















































maandag 19 september 2011

Bossche taal (9); 'n bietje schèlle

Voet bij stuk houden, het 'niet afgeven'. In het Bosch sta je dan 'op oew ponteneur', op je 'point d'honneur'. Iemand die dat doet, wil zijn of haar mening, inzicht, kwaliteiten gerespecteerd zien. Op dat moment heeft een andere partij daar kennelijk lak aan. De situatie raakt gespannen en het is geen 'klaor goeie botter' meer. De getergde stadsgeno(o)t(e) 'Lot nie mee z'neige of d'reige speule'. Tuurlijk niet. 'Koeienere' is er niet bij. En als ze niet ophouden te 'steuke', dan wordt het 'bènze', vechten, of misschien wel 'bonje in 't strùtje', herrie in de straat. Als die smiechte over jou liggen te 'kwaoitonge' dan zul jij ervoor zorgen dat die roddelaars 't moeten 'besniete', bezuren. 'Peur' heb je niet voor dat stelletje 'spèknèkke'. 'Blauwvèrvers' zijn het, kaaljakkers die het hoog in hun bol hebben. 'Grôôtbèkke'; daar ben je niet bang voor. En dan ook nog eens 'din hillen dag' over een ander staan te 'mauwe', ook nog ook nog: 'sjeloers' zijn ze. Dat is het. Ze 'hebbe 'nne grôten bèk, mar eiges gin flikker in de kiet'. En maar 'strije' en maar 'stèggele', steeds weer in de 'contramien', stelletje azijnpissers. Dat ze toch 'as de verrèkenis oplazere', die 'dondervèrrekes', 'verrèkelingen', 'pokkejong'. Dat ze doodvallen. Ze zijn lucht voor je, sterker nog: 'ze kunne-n-oe d'n bout hachele'! Vooral die ene brutale donder: een aterling is het. Hij ligt de hele groep 'op te nèèie', die verdomde 'kutjanus'. Een loeter, doerak en klootjevan die ze met 'z'nnen astrante kop' tussen de bankschroef moesten zetten. En dan aandraaien. Met dat smoel van z'n moeder d'rbij, die 'hemelhoer', dat 'femelwijf'. Mooi doen in je gezicht, 'mar meepesant'. Zo is ze. 'Dè heet ze van gin vrimde', want ook zij kwam uit een nest dat niet deugde. 'Een rauw-schouw huishouwe', dat was 'hare thuis'. Vader dronk en moeder stonk. Vooral zij, dat ouwe wijf, 'de opoe van 'dè minne mènneke dus', die 'hèrreketèk', nou die 'deugde van gin kante'. Ze was een vuile 'vètkaoi'. En 'dieje vent van d'r' was een verlopen 'vètkees'. Een 'sjap'. Hij deed zich voor als een 'Jan-stap-netjes', als 'nnen hille meneer', maar het enige waar hij echt meester in bleek, was 'jèppe'. Hij zoop 'as 'nne ketelbuter'. Geen wonder dat er van hun kinderen niks terecht kwam: naar die 'bloeikes van jong' keken ze nooit om. Die werden niet 'opgevoeierd'. Ach, weet je, door zo'n familie loopt gewoonweg 'n striepke'. Maar dan toch, ze moeten zich 'fesoendelijk' gedragen. Zo niet, dan komt de 'plisie', en met de 'woute veur d'n deur' van hun huis, staan ze wel mooi 'verschut' voor de buurt. En gelijk 'schèlle' tegen die platte petten. Dus huppekee, konden ze mooi mee naar de 'woutekiet'. Nou ja, ze doen maar, jij houdt voet bij stuk, ze maken 'jouwe zeik nie lauw'. Blijf maar op je ponteneur staan.

vrijdag 16 september 2011

Madrileens curiosum (2); 'Descalzas Reales'

Een warme dag in Madrid en we gaan vroeg op pad. Te voet. Om de een of andere reden blijkt het Koninklijk Paleis gesloten. We bezoeken de nabijgelegen Catedral de Santa María la Real de la Almudena de Madrid. Het godshuis is even omvangrijk als zijn naam. Dan lunchen we in de schaduw van een terras met een fantastisch uitzicht op de Campo de Moro. Deze paleistuin annex park meet twintig hectaren. De naam is later 'bedacht'. Ze moet de herinnering vasthouden aan de verovering van Madrid door de 'Moren'. In die tijd stelde Madrid nog nauwelijks iets voor. Omdat de stad geen Romeinse geschiedenis kent, is elke verwijzing naar een belangwekkend verleden natuurlijk de moeite waard in het kader van de stadspromotie.

We slenteren terug richting het Koninklijk Theater en de Opera. We komen door de 'Tuinen van Lepanto' en de straat die naar die beroemde zeeslag in 1571 verwijst. Eigenlijk willen we siësta gaan houden in het hostal. Als we een pleintje passeren, zien we op een bord dat we voor een museum staan. Dat moet zich achter de ogenschijnlijk grauwe façade bevinden. Een klooster eigenlijk: el Monasterio de las Descalzas Reales., ongeschoeide nonnen uit adellijke kringen. Er staan al wat mensen voor de deur te wachten. De toegang blijkt gelimiteerd en wij gaan ook netjes in de rij staan. De zon brandt in mijn nek en ons water is bijna op. Voorwaar geen sinecure. In ons handboek blijkt deze bezienswaardigheid niet vermeld te staan.

We prijzen ons gelukkig als we na lange tijd eindelijk de poort zien open gaan en ook wij naar binnen mogen. Koel, is het er. Lekker koel. De vrouwelijke gids heeft ons buiten al te verstaan te geven dat de rondleiding alleen in het Spaans gegeven wordt en dat wij absoluut niks mogen zeggen. Dat laatste is gemakkelijk want het interieur is adembenemend. Alsof ik een Antwerps patriciërshuis binnenstap met een overdaad van Vlaamse meesters aan de muur.

Ooit woonden hier keizer Karel V en zijn vrouw Isabella van Portugal die er in 1535 beviel van hun dochter Johanna. Deze jongere zus van Filips II veranderde in 1557 dit stadspaleis in een klooster voor ongeschoeide franciscanessen. De culturele bagage van deze religieuze woning is voor een groot deel te danken aan de voormalige koninklijke familie en aan de 'bruidsschat' van de ingetreden - vaak rijke - nonnen. Een voorschrift voorkwam dat zij in mindere tijden wandtapijten, schilderijen en andere kunstvoorwerpen verkochten.

Dit klooster is het best bewaarde geheim van Madrid. Nou ja, nu dan niet meer dus.

woensdag 14 september 2011

Madrileens curiosum (1); Templo de Debod

Madrid is een massale stad. Tijdens een verblijf van jaren zul je nog niet alles kunnen zien en ontdekken. Gekke plekken zat. Stel je voor: net gearriveerd bij ons hostal in de Calle de la Cruz komen we tijdens een 'ommetje' bij de Plaza de España.

Ik vind het een 'bijeengesprokkeld zootje'. Het standbeeld met de helden van Cervantes staat verweesd voor een kolossaal gebouw dat is opgetrokken in de beste traditie van de communistische suikertaartarchitectuur. Ik vergis me, zie ik later: de stijl van dit Edificio España heet neo-barok. Dezelfde gebroeders Otamendi die hiervoor tekenden, mochten later nog een keer de keuken in en dat werd dan de aanpalende Torre de Madrid. Alles bijeen een mislukte imitatie van de New Yorkse Upper West Side.

'Voor die waanzin kom ik niet uit Nederland gevlogen', vervolg ik mopperend mijn weg. We lopen de 'Tuinen' door en steken over naar de volgende groene oase, het Parque de la Montaña. Het is uitkijken geblazen op de drukke weg. Terwijl we ons naar de overzijde haasten, zie ik vanuit mijn ooghoek een opmerkelijk ensemble gebouwtjes. Pas onder de bomen heb ik echt tijd om te kijken.

Op de afgeronde heuvel staan optrekjes die me heel even doen denken aan Maya's en Inca's. Da's hier geen bizar idee. Dan valt mijn mond open van verbazing: een Egyptische tempel in het hart van Spanjes hoofdstad. Ook geroofd zoals de obelisk van Parijs?

Het blijkt om een geschenk uit 1968 te gaan. Een bedankje van Egypte voor de Spaanse 'kunstbeschermende' inspanning tijdens de bouw van de Aswan Dam. Die waterkering zou een deel van de aanwezige heiligdommen en ander cultureel erfgoed onder water zetten. Er werd toen met de hulp van de Spanjolen een en ander verplaatst. 'In het veen kijkt men niet op een turfje', mompel ik. In elk geval is het tempeltje van Debod dat hier tussen 1970 en 1972 werd herbouwd, wel erg ver afgezwaaid. Op het bord lees ik dat op deze plek eerder een kazerne stond die tijdens een volksfurie werd neergehaald.

De aanwezigheid van dit 'corpus alienum' in de Spaanse metropool slaat als een tang op een varken. Ik laat me op de foto zetten en denk 'Als Mozes niet naar de berg gaat, komt de berg wel naar Mozes'. Egypte loopt echt niet weg. Na een tweede rondje langs dit rariteitenkabinet prijs is de Madrileense volkswoede. Dit punt is grandioos: wat een uitzicht. En bij nader inzien 'doet dit heiligdom het hier wel prima'. Mijn dag is weer helemaal goed. Zeker bij de gedachte dat het smaakvol ingerichte 'Museo del Jamón' aan de Gran Vía zich op onze weg naar 'huis' bevindt.

maandag 12 september 2011

Lou Reed in Blijdorp

Op vrijdag 9 september mag ik met drie dames naar Diergaarde Blijdorp. Uiteraard draait het allemaal om de jongste twee: achternichtjes van respectievelijk drie jaar en 21 maanden. Ze kunnen prima zelf lopen en het is ook fijn om in de buggy te zitten. Voor mij als bko (bewust kinderloze oom) is dit natuurlijk een uitstapje van de eerste orde. In mijn hoofd nestelt zich 'A perfect day' van Lou Reed.

Kennelijk moet ik toch meer naar dit soort gelegenheden, want ik schrik me kapot van de entreeprijs. Gelukkig loopt er een actie met airmiles, waardoor de initiatiefneemster er financieel nog genadig vanaf komt.

Blijdorp dateert van 1855 en is daarmee een van de oudste dierentuinen van Nederland. Tijdens het bombardement van Rotterdam op 14 mei 1940 is de gaarde net aan het verhuizen naar de huidige locatie. Met name in de oude tuin sterven veel dieren. Gebouwen die we nu zien, ademen de sfeer uit van lang geleden. Er zijn ook nieuwe 'onderkomens', zoals het Oceanium en de 'ui' van de giraffen.

'Feed animals in the zoo': de kleintjes vinden het allemaal prima. De een vermaakt zich met een Blijdorp Stickerboekje en de ander is enthousiast bij elke mus of duif. Ik heb er geen idee van wat ze zien. Uiteindelijk blijken vooral de giraffen, gorilla's en overzwemmende vissen favoriet. Van die eerste soort geef ik met mijn kleinste achternichtje een imitatie ten beste: 'It's such fun'.

Na elk bezocht werelddeel pauzeren we even bij de speeltuin, al is het maar om de luiers te verschonen. Voor de geur hoeft dat niet te gebeuren: de luchtjes in de besloten dierenverblijven overheersen alles. Bij de huisvesting van de grootvleugeligen wordt de gierensimulator een doorslaand succes. Een bordje geeft aan dat dit beest hernia heeft en dat we het niet moeten overbelasten. Die twee lichtgewichten leveren geen moeilijkheden: 'Problems all left alone'.

De wijk Blijdorp is genoemd naar de voormalige Blijdorpse Polder. De diergaarde is een plek voor recreatie, natuurbeleving en onderzoek. Als ik de teksten die ik onderweg lees allemaal op een rij zet, staat de fauna er mondiaal slecht voor. Heel wat soorten zouden binnenkort uitsterven. Tegelijkertijd kun je merken dat de gemeente Rotterdam op de subsidie radicaal wil bezuinigen. De verzoeken om donaties doen het ergste vrezen voor de toekomst van dit monument. Om me deze flauwe woordspeling toch maar te veroorloven: ondanks deze geweldige dag word ik van die mededelingen niet echt 'blij' in dit dierendorp.

In alle onwetendheid van de perikelen die horen bij de grotemensenwereld hebben de kinderen een fijne dag. Op weg naar Den Haag nog een happy meal bij McD. en het uitje kan niet meer stuk. 'And than home': wassen, verhaaltje en voor we het weten, slapen ze de komende 100 jaar. 'Oh such a perfect day...'.

zondag 11 september 2011

Stinkieworst

Deze week heb ik een nieuw woord geleerd: 'stinkieworst'. Het betekent salami. Mijn achternichtje van drie gebruikt het terwijl mijn rugzak volgestopt wordt met broodjes, krentenbollen, koekjes en chips. Een familiedagje Diergaarde Blijdorp. 'Opa lust geen stinkieworst', gaat ze ondertussen verder. Dat weet ik dan ook weer en het verbaast me niet: mijn generatie at snijworst. Salami was behalve vies vooral iets uit verre oorden waar ook olijfolie populair was. Je raakte ervan aan de flodder en het verpeste je adem.

Wij Nederlanders aten dus nooit knoflook. Het gebruik daarvan is recent en loopt parallel met de komst van gastarbeiders uit Griekenland, Italië en Spanje. 'Onzin', zeggen de eethistorici. Om meteen met de beschuldigende vinger richting huishoudscholen te wijzen. Die instituten zouden ervoor gezorgd hebben dat de knof meer dan een eeuw geleden uit de Hollandsche Pot verdween. Conclusie: dit goedje was niet uitheems, 'wij' maakten het uitheems. En daarmee tot een 'te wantrouwen' ingrediënt.

Mijn moeder (1903) ging na de lagere school werken. Geen huishoudschool dus, want arbeidersmeisjes hadden daar geen tijd voor. Treurig, want ze kon goed leren. In elk geval is ze daarmee wel ontsnapt aan de terreur van de kookboeken die op deze leerinstellingen gepropageerd en geproduceerd werden. Volgens dezelfde geschiedkundigen zorgden die werken er namelijk voor dat binnen onze landsgrenzen een smakeloze keuken ontstond.

Moeder leerde lekker koken toen ze bij mevrouw Biesaart in dienst was. 'De Franse keuken', zei ze altijd en dus gebruikte ze thuis knoflook. Niet uitbundig en vooral stiekem, want mijn pa meende dat hij er een hekel aan moest hebben. Vóór het bakken van het vlees haalde ze even een teentje door de bruinende boter. Dit feit heeft ze jaren voor ons verborgen weten te houden. Uiteindelijk niet voor mij en toch heb ik mij vroeger in landen aan de Middellandse Zee verzet tegen het eten van dit spul.

Zoals velen geloofde ik dat knoflook als niet-inheems product niet te consumeren was. Kletskoek en die tijd ligt gelukig al meer dan vier de decennia achter me. In de echo van het fantasieloze huishoudschooldenken blijkt het eten van knoflook voor mensen nog steeds een gruwel. En ontstaan dus woorden zoals 'stinkieworst'.

woensdag 7 september 2011

Bossche taal (8); Wè kèkte gij?

'Kijken' kent in de Bossche taal nuances. Standaard en daarmee neutraal is 'kijke'. Uiteraard met Brabantse klankverkorting, zoals in: 'gij kèkt', jij kijkt. De vraag 'Wè kèkte gij?' zal vaak op dat gewone kijken gericht zijn. Niks aan de hand, waarbij een mogelijk antwoord luidt 'Nouwe, nerreges naor; eigelijk zit ik mar zon bietje te kijke'. Dit verschijnsel van 'zinloos kijken' is niet uitzonderlijk in een stad met een hoge terrasdichtheid.

'Wè kèkte gij?' opnieuw, maar dan op een wat agressievere toon gesteld, vraagt naar wat anders. De aangesproken persoon kan in de ogen van de ander op een verdachte wijze aan het kijken zijn. 'Verdacht kijken' heet in het Bosch 'blieke'. De vragensteller kan het geobserveerde gedrag invullen en laat dit horen met de formulering 'Wè zitte gij te blieke?' Hij of zij verslaat dus een feit en geeft meepesant een waardeoordeel. Heel menselijk en misschien is die kijker wel 'nne vuilen bliekerd'.

Als dat inderdaad zo is, hebben we met een glupo te doen. Met iemand dus die al kijkend de privacy van een ander schendt, een 'hot' onderwerp. Op de lijst met 'besmette' handelingen staan bijvoorbeeld zaken als slinks in een decolleté blieken, door opengelaten gordijnen, op het examenblad van een medestudent. Hoewel dit werkwoord meestal een negatieve lading heeft, bestaat er ook een vorm van 'geperremeteerd blieke'. In een gezelschap waar een fotoalbum rondgaat, kan iemand zeggen: 'Hé, laot mijn ok 's meeblieke'.

'Wè kèkte gij?', nu dan met een glimlach gezegd, kan gericht zijn tot iemand die zit te 'spinze'. Zo'n 'spinzerd' beweegt zich - (al dan niet nauwelijks) zichtbaar - in gespannen afwachting. De vragensteller meent dat op te merken en wil weten waar die ander naar uitkijkt of zelfs naar zit te loeren. Ingevuld geformuleerd ziet dat eruit als 'Wè zitte gij te spinze?' Dus op welk moment ben je aan het wachten om op de juiste tel de juiste handeling te verrichten om de buit binnen te halen? Bijvoorbeeld uren in de rij staan tot die BN'er uit die soap langskomt en dan een handtekening scoren.

'Spinze' blijkt overigens afgeleid van het oudfranse 'espenser' (zich voorstellen) dat weer teruggaat op het latijnse 'expendere' (overwegen, schatten, oordelen).

En dan hebben we nog 'zitte te tisse'. 'Wè kèkte gij?' gesteld aan een 'tisserd' betekent eigenlijk 'Moete weg soms?'. Iemand dit 'zit te tisse', zendt overduidelijk de boodschap uit om bij de eerste de beste mogelijkheid weg te schieten. Naar het toilet, een volgende afspraak, of naar maakt niet uit wat. Degene die al dan niet letterlijk op het puntje van de stoel zit, wil niet echt onbeleefd zijn, maar echt lang moet het niet meer duren.

Ook 'zitte te tisse' bij het kijken naar dit stukje over de Bossche taal?

dinsdag 6 september 2011

Bossche taal (7); magie

Twee woorden uit onze Bossche stadstaal bewegen zich binnen mijn koesterzone: 'beslag' en 'de klèts vatte'. Deze warme bejegening berust louter op taalkundige en historische gronden. 'Beslag' betekent immers 'beroerte'. In vergelijking daarmee is de 'klèts' of de 'kou' die je oploopt, veel minder bedreigend. Maar aan beide ziektes kun je doodgaan en van 'al dat kwaads' moeten we niks hebben.

Kern van de koestering is de verbondenheid die beide woorden uitdrukken met het oude geloof in goed en kwaad. Er was namelijk een tijd dat de mensheid het bestaan van de (on)deugden buiten zichzelf projecteerde. Bedreigend was uiteraard vooral de boze macht die in allerlei gedaantes op ons loerde. Als je even niet oplette, kon die lelijkerd zomaar vanachter een bosje te voorschijn springen om je te pakken. Waakzaamheid was dus geboden.

In die periode van ons bestaan waren er ook toneelstukken waarin 'de Deugd' als personage op kon komen. Dat was dan iemand met een bordje om de nek waarop 'de Deugd' geschreven stond. Van belang was het om dat personage aan jouw zijde te krijgen, want hoe meer deugd, hoe meer vreugd. Vooral in het hiernamaals dus, de uitgestelde beloning voor een deugdzaam leven. Toen deze middeleeuwse magische manier van kijken verlaten werd, groeide het besef dat we zelf de goed- en slechtheid in ons hebben.

Iemand die 'de klèts vat', loopt - vaak door eigen schuld - een kou op. Eerst in de warme kroeg staan ouwehoeren en dan naar buiten gaan om te paffen. Van de hitte ineens naar de min twee en jawel hoor, even niet opgelet en het kwaad 'slaat je met een ziekte'. Letterlijk dus: de minne geest die zich listig opgesteld heeft achter het straatmeubulair, slaat zijn hand naar je uit, raakt je voluit en de volgende dag loop je met een rode neus en siepogen. De zakdoeken zijn niet aan te slepen. Eigen schuld, dikke bult.

Een 'beslag' is het resultaat van 'beslaan'. De verwantschap met 'een klèts geven' is duidelijk. Een 'beslag' valt meer te vrezen dan een 'klèts' en beide woorden houden de herinnering vast aan een periode in de ontwikkeling van het menselijk denken. Het dialect als tijdscapsule: leuk hè, 'taalarcheologie'.

maandag 5 september 2011

Olijfolie uit de polder

Van Benthuizen fiets ik via een omweg naar Moerkapelle en passeer daarbij een boerderij aan de Hoogeveenseweg. In de snelheid lees ik 'Olijfolie uit Spaanse aarde'. Een opmerkelijke tekst in deze oer-Hollandsche polder. Als ik mijn weg langs een kilometerlange lage dijk vervolg, gaan allerlei associaties door mijn hoofd. Die zijn er net zoveel als de schapen aan mijn rechterhand. 'Kun je zeggen dat olijfolie uit de aarde komt?', 'Heeft die boer daar ver weg een zonovergoten stuk land?' Later suggereert iemand dat de producent onder het dak van zijn schuur olijfboompjes in Spaans zand heeft gepoot, bijgelicht door felle lampen welteverstaan zoals een ander wiet kweekt.

Dat raadsel los ik die dag niet op. Nogal geen waaigat bovendien, om olijfolie te verkopen. Er is maar één weg om het juiste antwoord aan de weet te komen: aanbellen.

En dat doe ik maandag 5 september, precies een week later. Op het erf staan drie uit de kluiten gewassen olijfbomen. Twee kleinere opgepotte exemplaren gaan door de wind net om als ik parkeer. Achter dit groen hangt een bord en meteen zie ik de extra letter die me eerder op de fiets ontging: 'Olijfolie uit Spaanse gaarde'.

Die gaarde blijkt te liggen in de buurt van Yátova in de provincie Valencia. De hof is onderdeel van de Finca Forata en die is eigendom van Ineke en Erik. Die laatste verwelkomt me als ik 'zonder bellen' binnenloop bij het pand aan de Hoogeveenseweg 4. Zijn verhaal is duidelijk. Het Spaanse onderkomen biedt plaats aan vakantiegangers die ook nog aan persoonlijke ontwikkeling kunnen doen. En dan is er natuurlijk nog de olijfolie. Volgens goed gebruik wordt er in november aan de bomen geschud. De oogst gaat samen met de opbrengst uit andere gaarden naar de 'Cooperativa Virgen de los Desamparados' of 'Onze Lieve Vrouw van de Hulpelozen', de patroonheilige van de regio Valencia.

Een perserij doet de rest van het werk. De uitkomst laat zich goed smaken. Ik koop een fles voor eigen gebruik en een kleiner exemplaar om cadeau te doen. Op de weg terug haal ik een stokbrood. Een uurtje later zit ik op een beschutte plek en doop stukjes brood in olie en zout. Peuzelen in de namiddagzon. 'Goei spul', zeggen ze bij ons thuis.

Meer weten: http://www.finca-forata.com/

zaterdag 3 september 2011

Zuivelbar

Nog steeds 'nazomertje'. Gisteren langs de zee, vandaag door het Hollandsche Landschap: turfvaarten, dijken, weiden, schapen, koeien, molens (al dan niet afgeknot), hoge luchten en wattige wolken. Het Groene Hart van Nederland, op de skates. 's Morgens in m'n eentje Bleiswijk, Zevenhuizen, Nesselande badplaats, Oud Verlaat, Bleiswijk. 's Middags met 'de vrouw' vanuit Zoetermeer richting Zoeterwoude-Dorp, Gelderswoude, Benthuizen en weer naar het startpunt. Een paradijs voor skaters.

Het is warm en we passeren bij Gelderswoude een 'zuivelbar'. Volgens de aankondiging staat de koffie klaar in de schuur. Zelfbediening. Wij gaan voor de zuivel: 'hausgemachte' drinkyoghurt' met vruchtenmoes in twee varianten. Lekker fris bij dit warme weer. We zijn 'gelijk' verkocht, hoewel niet aan dezelfde smaak. Vader Sjaak zet de parasol op bij het terras. Bij de boerderij zwaait een klein meisje naar ons: een Ot en Sien-moment.

Eind van de middag ga ik met de auto terug om tien flesjes van een halve liter in te slaan. Zoon Edwin geeft aan dat die drinkyoghurt het goed doet. 'Je probeert eens wat anders dan een kaasboerderij'. Kaas heeft de familie wel en die ligt al bij een grootgrutter in Zoetermeer. Hij hoopt dat de drinkyoghurt volgt. Voor mij mag dat. Ik vind het een lekker streekproduct van Het Groene Hart.

De zoon stapt op de fiets en gaat in de bekende blauwe bedrijfskleding op weg. Misschien nog even wat op het land doen. Of naar de beesten kijken. Geen idee. De familie Veldhuijzen maakt in hun Veldhoeve een smaakvol streekproduct. Je moet ervoor naar de Broekweg 2, Gelderswoude, gemeente Zoeterwoude. En voor de Bosschenaren: als je goed kijkt zie je richting Leiden een replica van de Heinekenbrouwerij zoals we die uit ons eigen stadsbeeld kennen. Uit en toch thuis?

Meer weten over de Veldhoeve: http://www.veldhoevezuivel.nl/










vrijdag 2 september 2011

Mooie stad (9); kinderbewaarplaats

'Nazomertje' is vandaag de titel van het weerbericht in onze krant. Zoiets als 'nakomertje': niet meer verwacht en dan toch nog gekomen. Deze eerste vrijdag van september wordt het 24 graden. Morgen 29 en dan weer regen. Hup dus, naar het water.

Ik wandel van Kijkduin richting Hoek van Holland. Het is eb; dit vorig jaar opgeknapte strand oogt extra breed. En rustig, op deze warme middag.

Dan staat er een afrastering van duin tot zee: doorgang verboden in vier talen. Achter deze tijdelijk barrière is De Zandmotor aan het ontstaan. Een soortement appendix van het Koninkrijk de Nederlanden. Mét binnenmeertje. Ik wijdde er al eerder een blog aan.

Dan maar de omleiding. Bij Monster van Strandslag Watertoren over het fietspad in 20 minuten naar Strandslag Schelpenpad. Als ik omhoog loop, krijg ik ruim zicht op het opgespoten nieuwe strandland. Bij het Schelpenpad is ook het binnenmeertje goed te zien. In oktober moet het werk af zijn. Daarna krijgt de natuur vrij spel en zal, volgens de bordtekst, De Zandmotor onderdeel worden van een nieuwe omgeving van strand met duinen die ons land beter beschermt. Een uniek staaltje 'nationaal waterbeheer'. Er staan nog geen drommen toeristen uit verre landen die zich vergapen aan deze wereldpremière.

Monster, een opvallende naam. Ze is mogelijk afgeleid van 'monasterium', het latijnse woord voor klooster. Het strand blijkt op deze zonnige namiddag zo goed als verlaten. Wat jonge moeders staan tot de knieën in de Noordzee en houden hun kroost in de smiezen. Eén dame heeft last van eczeem. Als ik langs haar loop, zie ik dat het om een tatoeage gaat. Een guirlande van bloemen loopt van de linkerheup over haar rug naar de rechterschouder. Of ze aan de voorzijde ook zo fleurig is, kan ik niet waarnemen. Dit is de gemeente Westland en haar partner 'zal wel in de bloemen zitten'. Wat een mop.

Op de terugweg heb ik de zon in de rug. Weer bij Monster Watertoren stapt op het textielloze strand een meneer in zijn blootje het water in. Hij houdt wel een petje op zijn hoofd. Om welke reden, vraag ik me af.

Dan kom ik bij de boulevard van Kijkduin voor een wel zeer bijzonder gebouwtje te staan. Een container van de brandweer met aan deze zijde een plaatsje met daaromheen een solide houten hekwerk. Het is een 'Kinderbewaarplaats'. Gevonden koters worden hier zolang 'bewaard' tot de rechtmatige ouder of voogd zich meldt. De keet oogt gesloten. Geen kind is brullend binnengebracht. Of zojuist is de laatste bewaarde vondeling opgehaald. 'Kinderbewaarplaats'. Deze vinding mag meedingen naar de titel 'Het Woord Van 2011'.

's Avonds eet ik aan dezelfde boulevard in het aangename gezelschap van een locala. Ze helpt me voor één ding uit de droom: het begrip 'kinderbewaarplaats' blijkt hier net zo alledaags als het woord 'beuling' in de stad waar ik vandaan kom. 'Verwondering heeft een geografische begrenzing', luidt mijn conclusie na deze mooi dag.

Over 'De Zandmotor': http://bolduque.blogspot.com/2011/06/mooie-stad-8-de-zandmotor.html

Beuling? http://bolduque.blogspot.com/2010/12/beuling.html