woensdag 26 december 2012

Afgebrand

Op Facebook staat een foto van 21 december 1938. In vogelvlucht zie je hoe aan de Bossche Pensmarkt de 'oude V&D' in de hens staat. Op de dag af negen jaar voor mijn geboorte. Ik lees het commentaar van Yvonne bij de afbeelding. Beide hebben we van huis uit 'weet' van de fik. Niet dat zij en ik erbij stonden; dat deden onze vaders. Collega's bij hetzelfde bedrijf en wij kennen het verhaal via hen.

Mijn pa was in die tijd hoofd technische dienst. Hij zal dus beslist de oorzaak van deze rampzalige vuurzee onderzocht hebben. Het gekke is dat ik wel weet van de verschroeide haren die hij opliep tijdens het bluswerk. En van het bevroren water dat de volgende dag als een gestolde waterval aan de resten van het gebouw hing. Ongetwijfeld heeft hij verteld wat de mogelijk of zeker tot die brand geleid heeft. Onthouden heb ik dat beslist niet. Opmerkelijk. Op het internet staat een ooggetuigenverslag in het Handelsblad van 22 december 1938: vermoedelijk kortsluiting.

Ik heb foto's van die 21ste; ze zitten in een map van Fotobureau Het Zuiden Maastricht 's Hertogenbosch (zonder streepje) bij de spullen van ons vader die ik bewaar. In een van de torentjes zou de brand ontstaan moeten zijn. Harrie senior staat links op de grootste zwart-witopname. Het lijkt of hij daar balanceert op de sneeuw. Veel hoeden en petten. Gekleed naar de mode van die tijd ziet hij er ouder uit dan de 35 die hij op dat moment telt. Pa heeft dan 23 arbeidsjaren achter de rug en er nog 25 voor de boeg. Dat laatste weet hij op dat moment natuurlijk niet. Net of ik in een boek kijk dat nog geschreven moet worden. Een verhaal waarvan ik de hoofdstukken ken, soms zeer gedetailleerd. Behalve dat dan van die kortsluiting.

Pas in 1964 werd begonnen aan de herbouw. Op de plek van de 'oude V&D' kwam de 'nieuwe'. De voormalige 'nieuwe' aan de Schapenmarkt heette toen ineens de 'oude V&D'. Voor mensen van mijn generatie is het sindsdien oppassen geblazen. 'Ik zie je voor de 'oude V&D' kan ook betekenen dat je afspraak aan de overkant staat. In elk geval binnen oogbereik, dat scheelt.

maandag 24 december 2012

Uitgeteld


Vrijdag jl. kreeg mijn leven een andere dimensie. Mocht ik het licht zien, een damascusbekering ondergaan of andere glazen in mijn bril laten zetten? Het is simpeler: ik werd op die 21ste december bejaard. En is geen enkele reden me daartegen te verzetten.

Waarom zou ik ook? Het is heerlijk om alle dingen die ik vanaf dat moment onderneem van een speciaal labeltje te kunnen voorzien. Zo liep ik - toen ik mij tegen 10.00 uur even kon losmaken van de telefoon - mijn vrijdagse rondje hard. 'Mijn eerste rondje als bejaarde', zei ik thuis bij vertrek. Daarna roosterde ik - nota bene met gebruikmaking van een zojuist gekregen geavanceerd apparaat - mijn eerste sneetjes brood als 65+'er, om die krokante toast daarna met olijfolie, kaas en smaak op te eten. Dat van die olie is een tic die ik vandezomer opdeed. Lijkt me niet leeftijdsgebonden.

De lijst voorbeelden is inmiddels lang en de nieuwigheid is er nog steeds niet vanaf. Voor de deur staan bijvoorbeeld mijn eerste kerst als senior, de jaarwisseling, de carnaval. Ik zie er verlangend naar uit.

Nog even over die broodrooster trouwens. Toen ik dus in augustus vanuit Spanje weer terug in Nederland was en vervolgens ons huis overhoop haalde op zoek naar zo'n ding, bleek het vermoede exemplaar onvindbaar. Om nou twee keer per dag de gril in de oven aan te zetten, werd wel wat bewerkelijk op den duur. 'Leuk voor mijn verjaardag', opperde ik ongevraagd in de nabijheid van mijn echtgenote. En al een paar dagen voor de bewuste datum stond het keukenapparaat in cadeauverpakking vermomd in de serre te wachten.

Ik had het 's morgens net met blijdschap uitgepakt voor mij staan toen de jongedame belde. 'Gefeliciteerd en wat heb je gehad?' ... 'Een broodrooster?' En ineens overviel mij de gedachte dat zo'n hulpmiddel eigenlijk best wel een typisch bejaardenstatusding is. Net zoals kunstgebit, gehoorapparaat en druppelvanger. Ik weet zeker dat mijn uitleg plausibel overkwam.

'De derde leeftijd' heet dit stadium in Vlaanderen, naar goed latijns taalgebruik. En na drie stoppen ze met tellen. Uitgeteld.

donderdag 20 december 2012

Kris


We gaan op visite in de buurt van Surabaya. Onze reisleidster kent het te bezoeken gezin van vroeger. Misschien oud-klasgenoten uit de tijd dat ze op Java woonde. Het huis in koloniale stijl herbergt ook de nodige personeelsleden, merken we al snel. De tuinman-bewaker en de chauffeur- klusjesman ontmoeten we al bij het grote metalen hek. Later volgen de dames die voor het huishouden zorgen. De kokkie laat lekkere dingen op de salontafel zetten.

De familie is in goeden doen. Ze behoort tot de klasse die zo te zien naadloos de plek innam van hun Nederlandse voorgangers. De term 'djongo' is verbannen; tegelijkertijd lijkt voor elke inspanning vragende handeling een ‘huisbediende’ op de loonlijst te staan.

We spreken Nederlands. Iedereen heeft in ons land gestudeerd: de rechter en zijn vrouw, hun twee dochters, de ambtenaar, de piloot. Die laatste twee zijn schoonzoons; beide heren zijn door hun huwelijk ook eigenaar geworden van de 'familieverzameling krissen'. We gaan mee naar de verblijven van de ambtenaar en zijn echtgenote. De dolken liggen in verschillende schoenendozen en ze worden vandaaruit op een logeerbed tentoongesteld. Prachtexemplaren, in onze ogen.

De andere helft van de collectie bevindt zich wat verderop. In de omgang met deze objecten blijkt de piloot het tegenovergestelde van zijn schoonbroer. Niks schoenendozen: de krissen hangen in wandkastjes met louvredeurtjes. Al snel horen we dat door de nauwe spleten daarvan de geest van elk siermes naar believen in en uit kan vliegen.

De man weet boeiend te vertellen. Over hoe de ambachtslieden met heel hun hart gewerkt hebben aan het smeden van deze krissen. Ze hebben elk exemplaar letterlijk een deel van hun ziel gegeven. En daarmee het leven. Uit diep respect praat hij met iedere afzonderlijke rijk bewerkte dolk voordat hij het mes uit de schede haalt. Tenslotte verstoort hij de rust. Al snel staat het zweet op zijn armen en gezicht. Hij vertelt ondertussen hoe een incorrecte omgang met deze maaksels iemand duur kan komen te staan. ‘Geestdodend’ krijgt er een betekenis bij. Zijn vrouw kijkt net zo onverstoorbaar toe als haar zus eerder bij haar man. Kennelijk wonen ook in het land van de guna-guna, de stille kracht, gelovigen en ongelovigen onder één dak.

Als ik op 19 december 2012 sta te koken, komt deze visite uit 1985 weer terug in mijn herinnering. Wat dagen geleden vond ik tussen de aardappels een groot hartvormig exemplaar. Terwijl ik dat curieuze ding aan de kook breng, ontstaat er langs de randen een opmerkelijk patroon van luchtbelletjes. 'Met liefde gekookt', denk ik. 'Met ziel en zaligheid'. Waarna de pieper nog lekkerder smaakt bij de snijbonen met runderschnitzel. ‘Snijbonen’, opmerkelijk in dit verband.

maandag 17 december 2012

Karel en de bultrug



Wat hebben Den Bosch, Gent en Toledo gemeen: Karels Kop. In de eerste stad is dat letterlijk. Daar staat het hoofd van Karel V, hertog van Brabant, koning van Spanje, keizer van Duitsland op de koer van Het hof van Zevenbergen. Dat stadspaleis aan de Keizerstraat was zo'n vijf eeuwen geleden het logeeradres van de vorst binnen onze muren.

Met name dankzij de inspanningen van de Kring Vrienden van 's-Hertogenbosch is dat konterfeitsel daar gekomen. Het loopt niet erg in het oog. 

In Gent zit nog een heel lijf aan die kop. Misschien niet zo verwonderlijk: Karel V werd in deze Vlaamse stad geboren. Ook daar bevindt de vorst zich niet echt 'in de loop'. Je moet de keizer zoeken in de toeristische luwte aan het Prinsenhof.


Wie het eenmaal heeft gevonden, kan in de directe omgeving de nodige herinneringen aan de landsheer vinden



Deze vertoont in zijn moederstad twee gezichten: dat van de geëerde én van de gevreesde heer. In die tijd was er weinig discussie. Een aangespoelde bultrug werd ongetwijfeld met gejuich onthaald en vervolgens opgegeten door de strandjutters en hun familie. Hoezo een stille tocht voor zo'n gedesoriënteerde berg vlees? Karel liet lieden die hun routeplanner richting Luther hadden gezet, zonder vorm van pardon naar een andere wereld helpen. Hun namen hangen in het 'Donkere Poortje' als een teken aan de wand.

En dan Toledo: ook een compleet beeld. Bijna een tweelinghelft van wat in Gent staat. Ook dit hoeft niet zo verwonderlijk te zijn, want het Gentse exemplaar is een geschenk van deze Spaanse zusterstad. 


In de voormalige Spaanse hoofdstad zie je Karels Kop niet echt over het hoofd. Volg de wandelroute langs de oude stadsmuur en in een draai naar buiten van zo'n prachtige Arabische poort - en die zijn er daar méér dan een - tref je de granieten keizer aan.


Karel staat daar als een wachter. Zijn grootouders van moeder kant, hadden in 1492 een eind gemaakt aan de Moorse overheersing. En wie van de overwonnenen uiteindelijk niet van zins was om katholiek te worden, kon vertrekken. Al sneed het land zich daarmee flink in de vingers - veel arbeiders en boeren konden niet opgevolgd worden - geen gemeut. Zo was dat toen.


Toledo is als een openluchtmuseum aan de Taag. 3000 jaar Spaanse geschiedenis, in steen gedocumenteerd op een heuvelrug.

Had ik me toch bijna 'bultrug' geschreven. 

woensdag 12 december 2012

Kapel aan de Maas


Den Bosch staat dezer dagen bol van wat er nog meer op de Markt moet komen. De aanwezigheid daar van een stenen Jeroen Bosch en drie blikken viskramen laat zo’n zee aan ruimte over, dat zelfs een blind paard er nauwelijks kwaad kan. Plek zat dus voor nog het een en ander. ‘Het puthuis moet terug’, roept de ene club. ‘En het Mariakapelleke’, vindt de andere partij. ‘Want’, zeggen ze allebei, ‘Die stonden er in het verleden ook en ze passen bij de identiteit van de stad. Bovendien vormen ze voor de toeristen een leuk fotodecor’. Volop discussie in de gemeenteraad, alarmfase rood bij de afdeling ‘ingezonden brieven’ van de lokale krant. Een curieus verschijnsel, deze commotie. Misschien ook een teken aan de wand. ‘Gezeik op ‘nne riek’, als je het mij vraagt.

Terwijl de opgewonden palavers dag na dag een vervolg krijgen, ontwikkelt zich binnen onze gemeente één monumentje tot een  plek van betekenis. Het daar aanwezige gebouwtje stond er, weliswaar in een ander formaat, vroeger ook. Het sluit volkomen aan bij de identiteit van Den Bosch en ach, het valt beslist fotogeniek te noemen. Zeker in de winter, terwijl de bomen geen blad dragen. De Mariakapel van Empel. Inderdaad, ongeveer tegenover die lachende uitspanning. Hoezo?

Ik heb hier al eerder een blog aan gewijd. Het gebedshuisje verwijst naar een slag die er ter plekke in 1585 plaats vond tussen de Spaanse troepen en de Staatse opstandelingen. Uiteindelijk behaalden de soldaten van de landsheer een nipte overwinning. Dankzij de hulp van Maria, zegt het verhaal. En dankzij dit wonder is Maria Onbevlekte Ontvangenis de patrones geworden van zowel de Spaanse Infanterie als van geheel Spanje. De viering daarvan mocht ik eerder deze maand meemaken op het thuishonk van de landmacht: de Academia Infantería de Toledo. Een indrukwekkende gebeurtenis.

In 2007 hebben Spaanse militairen de weg die hun voorgangers in 1585 tussen Genua en Empel te voet aflegden, herhaald. Nou ja, vooral per bus dan. Sindsdien groeit het aantal bezoekers uit ons voormalige moederland naar die lieu de mémoire. Afgelopen 8 december 2012 betrof het een groep van 40 personen.

Religieuze en historische motieven vormen de basis voor de komst van die zuiderlingen naar dit monumentje aan de Maas. Soms ben ik zelf bij dit soort bezoeken aanwezig, zoals op 8 juli van dit jaar. Steeds weer raak ik bewogen door de betrokkenheid die ik ontmoet. Ik respecteer de uitingen van geloof en deel de geschiedkundige band. Het staat me niet bij dat aan de bouw van die kapel ook maar enige discussie in gemeenteraad of krant is voorafgegaan. De waarde van dit monument heeft zich in de tijd bewezen. In alle rust.

maandag 10 december 2012

La cocina (16); salmón con manzana

Na een drukke 7de december 2012 gaan we ’s avonds met een aantal ‘Amigos del Camino Español de Los Tercios' aan tafel. Het centrum van Toledo is prachtig aangelicht als we rond 21.00 uur richting ‘Museo de Productos de Castilla la Mancha’ wandelen. Dat is net zomin als het Madrileense ‘Museo del Jamón’ een museum: je kunt er eten. In ons geval ‘raciones’, hebben we van tevoren te horen gekregen. Fors uitgevallen tapas, zeg maar.

En passant zullen journalist-auteur Fernando Martínez Laínez, vice-voorzitter Juan Vicente Elices Mateos en ik de opzet voor en de haalbaarheid van een Spaans-Nederlandse studiedag bespreken. Die zou in de lente van 2013 in Den Bosch plaats moeten vinden.

Met ons gezelschap van 15 personen vullen we maar een klein gedeelte van de eetgelegenheid. Naar Spaanse begrippen zijn we wat aan de vroege kant. Als we iets na middernacht het etablissement verlaten, zit de tent aardig vol. En wij ook. Een keur aan heerlijke gerechten is door ons met smaak soldaat gemaakt. Curieus woordgebruik overigens in dit gezelschap houwdegens van de Spaanse Infanterie. Tevreden zijn Alfonso, Juan Vicente en ik over het gekozen thema: ‘De Tachtigjarige Oorlog en propaganda’.

Die ochtend heb ik binnen de muren van de Academia Infantería de Toledo voor een zaal van 450 toehoorders een voordracht gehouden waarin dit onderwerp ‘meeliep’. Bijvoorbeeld bij de weging van Willem van Oranje en de hertog van Alva. In beide landen wordt dit tweetal totaal anders gewaardeerd. In ons land excelleert Willem in het volkslied als de vader des vaderland, die het als gewetensbezwaarde moet opnemen tegen de ko-ho-honing van Hispanje. Inmiddels blijkt ook bij de Academie de studie van de onlangs overleden Leo Adriaenssen bekend waarin diezelfde Pater Patriae genocide aangewreven wordt. Beeldvorming. Propaganda. Eerder heb ik daaraan rond wat gebeurtenissen in 1629 - de val van Den Bosch - een artikel gewijd.

Tevreden dus na  afloop op weg naar ons onderkomen bij de Academie.

Als ik een paar dagen daarna thuis in de keuken sta, probeer ik een van de gerechten ‘na te maken’: gerookte zalm met appel. Als bodem dienen sneetjes korstloos wittebrood. Die bedek ik met flinterdunne schijfjes zure appel. In dit geval Granny Smith. Vervolgens breng ik een laagje zachte smeerkaas aan, die opgepept is met een mespunt mierikswortelpasta en wat zout. Dan volgens gerookte zalm, weer wat zachte kaas en appelschijfjes. Het geheel wordt afgemaakt met aangelengde Limburgse rinse appelstroop. Het komt aardig in de buurt van wat wij bij voorgeschoteld kregen. In elk geval zit ik nog na te genieten terwijl ik dit schrijf. Groente? Gemengde sla met wat mosterd-honingdressing. Que aproveche.

zondag 9 december 2012

Toledo: wonder

Om een lang verhaal kort te maken: dezer dagen valt de naam van het Brabantse Empel vaak in het Spaanse Toledo. Daar staat de Academia de Infantería; de voorgangers van de huidige grondtroepen vochten in 1585 bij het Maasdorp tegen de opstandige Hollandse troepen. De koninklijke infanteristen hadden het zwaar te halen. Dankzij de hulp van Maria kregen ze op 8 december de wind mee, in elk geval lang genoeg om behouden naar Den Bosch terug te keren. Hun aanvoerder maakte Maria tot de patrones van zijn troepen en in de loop van de jaren werd zij als Maria Onbevlekte Ontvangenis de beschermvrouw van zowel de Infanterie als geheel Spanje.

De nationale feestdag ‘Maria Inmaculada’ wordt uitgebreid gevierd op de Toledaanse Academie. Net zoals vorig jaar mag ik die viering bijwonen in het gezelschap van een Empelse vertegenwoordiging. In het kader daarvan sta ik op vrijdag 7 december 2012 voor een volle zaal met 450 cadetten en hun officieren. Mijn lezing heb ik genoemd 'El milagro de Empel. Españoles, Flamencos, holandeses'. Het verhaal over het Empelse wonder van 1585 is ook aanleiding tot een kort relaas over mijn onderzoek naar de Spaanse periode van Den Bosch. En over hoe de Spanjaarden in de loop van de Tachtigjarige Oorlog een onderscheid gingen maken tussen Flamencos en holandeses. Met Flamencos  - Vlamingen dus - duidden zij aanvankelijk zowat alle bewoners van de Lage Landen aan. Om begrijpelijke redenen gingen de opstandelingen holandeses heten. Ik heb me goed voorbereid en mijn vrouw laat onder mijn verhaal de plaatjes op het scherm verschijnen.

Een paar uur later lopen we door het centrum van Toledo. Onderweg komen we drie cadetten tegen en we begroeten elkaar in het voorbijgaan. Een minuut later staan ze weer bij ons. Ze zijn op weg naar de kathedraal en de studenten vertellen dat ze daar een banier aan de toren gaan hangen met daarop een afbeelding van María Inmaculada. Ik dank ze voor de informatie en ga een uur later kijken bij de kerk. Ze zijn bijna klaar met hun werk en we groeten elkaar nogmaals. Het zit er kleurrijk uit. Ik bedenk me dat dit land een scheiding kent van kerk en staat. Inmiddels verwonder ik me niet meer over de praktijk daarvan.

's Avonds op weg naar een concert van de 'Unidad de Musica' van de Academie, is het zicht op de verlichte stad van een grote schoonheid. Morgen vindt de grote parade plaats; ongetwijfeld weer een indrukwekkende gebeurtenis.