zondag 30 januari 2011

Betoogdag

Nog niet eerder troffen we zo'n stralend weer op onze jaarlijkse Toogdag (zie blog Toogdag). Niet alleen de zon zorgt op 29 januari voor een opgewekte stemming wanneer we elkaar om 14.00 uur begroeten. De wetenschap dat we de ons de komende uren op laag niveau door de binnenstad zullen bewegen, vormt ongetwijfeld een flinke stimulerende factor. Na wat inleidende administratieve strapatsen, begeeft het Bosch' Keldergenootschap zich opgewekt naar het eerste adres aan de Vughterstraat.

Via de binnentuin betreden wij een eenvoudig tongewelf dat door de huidige eigenaar puinvrij is gemaakt. Op een kleine stenen verhoging staat een kleine uitstalling van aangetroffen archeologisch materiaal. Een aantal panden verder komen we in een stadsgedeelte waar de rooilijn naar achteren werd verplaatst om ruimte te maken voor het gemotoriseerde verkeer. In een bedrijfspand gaan we de trap af. Aan de voorzijde van die kelder bevindt zich nog een veel dieper exemplaar dat zich tot onder de straat uitstrekt. Deze ruimte kwam bij toeval aan het licht toen op een dag de eigenaar bij wijze van spreken met zijn hand door de muur sloeg. Toegang is nog onmogelijk, maar onder de toog wacht een schimmige wereld op verdere exploratie.

Na een kleine betonnen onderaardse opslag in de Hinthamerstraat bezichtigen we bij de ‘overburen’ een zeer ruime kelder waar een cellebroeder ons een likeurtje aanbiedt dat Hansje-in-de-kelder heet. Deze uitdrukking verwijst naar zwangerschap en het drankje werd/wordt geschonken bij de aankondiging dat iemand ‘in den blijde’ is. (In dit geval gaat het om een volgend opaschap). Naar het schijnt is er een passende bokaal in de handel waarin bij het inschenken automatisch een poppetje komt bovendrijven.

Overigens staat het tuingereedschap dat door de hoge waterstand onlangs nog in deze onderaardse ruimte dreef, boven in de winterzon te drogen. Het pand is niet alleen diep, maar ook breed waardoor we onder hetzelfde dak nog een kelder kunnen bezichtigen. Door de aanwezigheid van de Binnendieze heeft ook hier tot voor kort water gestaan. De toog is van smalle steentjes en ziet er prima uit.

De finale vindt dit jaar plaats in de Schilderstraat, in het rijtje dat onlangs gerestaureerd werd door de gemeente. In drie panden bezoeken we twee kleine en een middelgrote kelder; hun historie gaat terug tot de 15e/16e eeuw. Bukken en genieten van deze pareltjes. Het eerste exemplaar bezit een put met helder water. De toegang tot de derde loopt via een houten kelderluik aan de tuinkant. Op een blinde dwarsmuur staat levensgroot een betoog, ‘vrij’ naar een gedicht van de Bossche Coby Coort uit de bundel ’s-Hertogenbosch Anders dan anders’ (1980). Het verhaal houdt de herinnering vast aan de voormalige bedrijfsactiviteiten hier ter plekke:

Hier zag je in grote lijsjes
Vaak hele mooie meisjes
Kwam er een heer doorhene
Dan showden zij hun ranke benen.
Zij gaven met hun ogen een knipje,
Dat zij vrij waren voor een wipje.
Het waren de meisjes van plezier
Je vindt ze overal, maar niet meer hier.

De meeste genootschapsleden gaan nu aan de borrel, voorafgaande aan de gebruikelijke teermaaltijd. Ik begeef me na de laatste kelder snel naar het station om in Eindhoven met oud-collega’s gepamperd in een skybox de wedstrijd PSV-Willem II te volgen. 'Les extrêmes se touchent' vandaag: vanuit de diepte naar een ‘verheven’ uitkijkpost.

zaterdag 29 januari 2011

Strijp-S

Eindhoven is een conglomeraat van dorpen. Er zijn nog steeds inwoners die vinden dat het Gestels, Woensels of Strijps verschillend klinken. Het is uiteraard vooral de ontwikkeling van Philips geweest die voor de samenklontering zorgde plus en passant zijn stempel drukte op de stad. Ook in bouwkundig opzicht.

Op 25 januari bezoek ik Strijp-S, onderdeel van Strijp waar Philips zich in 1918 vestigde. De mensen volgden het werk: het Drents Dorp en het Philipsdorp ontstonden. Volgens planning zal dit stadsdeel tussen spoor, Beukenlaan, Kastanjelaan en Glaslaan in 2020 een nieuw aanzien hebben, met behoud van markante kenmerken. Niet in zijn omvang, maar wel in de ambitie doet het project me denken aan de ‘herwaardering’ van ’t Eilandje, aan de rand van Antwerps centrum.

Inmiddels is de mensheid erachter gekomen dat een samenleving niet ‘maakbaar’ is. Mogelijk kun je wel condities creëren waaruit iets ‘vermakelijks’ ontstaat. Dat bedenk ik me althans wanneer ik in een gedeelte van de zogenoemde ‘Hoge Rug’ door de ruimte loop waar een zalenverhuurbedrijf zit. Dit woord raakt wel de kernactiviteit, maar niet de kwaliteit en uitstraling van die onderneming. Ik ben onder de indruk en dat wil wat zeggen: in de loop van de jaren heb ik in heel wat grauwe vergaderruimtes mogen dan wel moeten verblijven. Hier is lichtheid troef, wat niet zo vreemd lijkt in een voormalige werkplaats van een lampenfabrikant. Een aantal overlegruimtes is ingericht door kunstenaars en dat maakt het bestaan als vergadertijger ineens benijdenswaardig.

In een lange open hal zitten mensen achter computers, maar dan wel op de manier alsof ze er even hun pauze houden: het nieuwe werken. Werken op Strijp-S wordt opnieuw een belangrijke activiteit. Zo zullen zich in het voormalige NatLab de wizzkids vestigen, de toppers op het gebied van ‘media’. Verder is er ruimte voor wonen&werken en natuurlijk wonen. Statige allees vormen de verbindende zones. Nu al rijdt er een bus, waarvoor bij nadering alle lichten op rood gaan. Werk-in-uitvoering. Ambitie per vierkante meter.

Strijp-S, een voorbeeld voor herinrichting. Vlissingen krijgt het Scheldekwartier op het terrein van de voormalige Scheepswerf De Schelde. Ook daar blijven oude industriële gebouwen en constructies voor beeldbepalende elementen zorgen. Het verhaal is er al, nu de mensen nog. In Nijverdal zijn plannen voor het gebied dat de Koninklijke Textielfabriek Ten Cate verruilt voor een nieuwe vestiging. Herbestemming, een tweede leven voor wat eerdere generaties bouwden. Met wat humor doet het denken aan de reclame die adviseert om je oude schoenen gewoon naar de schoenmaker te brengen, want ze kunnen nog lang mee.

Strijp-S: ‘Geschiedenis schrijft geschiedenis voor de toekomst’.

woensdag 26 januari 2011

Kuitbier

Bier drinken is leerzaam. Vaak hoor je dat alcohol gaten slaat in je hersenmassa, maar het bier dat ik vandaag geniet, voegt nieuwe kennis toe aan mijn brein. Hiertoe aangezet door de eerdere consumptie van het vrolijk klinkende Jubeljoop III (zie de twee voorgaande blogs), zit ik nu aan Jopen Koyt (8,5%), uit de stal van dezelfde Haarlemse brouwerij.

Jopen Koyt wordt geafficheerd als een roodbruin bier van hoge gisting, gebrouwen volgens een Haarlems stadsrecept van 1407. Nou hoeft die oude traditie niet per se garant te staan voor een lekkere smaak, maar deze drank krijgt al snel mijn sympathie. Aanvankelijk vind ik de hoeveelheid ingrediënten wat erg uitgebreid (gerste- en tarwemouten, plus haver), met bovendien de toevoeging van ‘gruit’.

Dan volgt het leerzame gedeelte, dankzij google. Gruit en hop waren eeuwen geleden concurrerend als natuurlijk conserveringsmiddel in bier. Uiteindelijk won hop, maar het oude kruidenmengsel blijkt dankzij brouwactiviteiten in bijvoorbeeld Haarlem en Gent te werken aan een bescheiden come-back. De samenstelling van gruit is streekafhankelijk, waarbij rozemarijn, gagel, salie, duizendblad en laurierbessen volgens Wikipedia de standaardingrediënten zouden zijn. Gagel of mirtedoorn ken ik wel als struik waaraan je onder het wandelen kuiten en scheenbeen openhaalt, maar (dus tot vandaag) niet als leverancier van een smaakmakend element voor bier. Een aangename verrassing.

Gruit en gagel, wat een namen. Ze doen me denken aan een verleden taalstadium. Aan de tijd waarin Karel ende Elegast ‘manlic ten swaerde vinghen’ (‘gingen benzen’, op zijn Bosch gezegd). In datzelfde Middelnederlands verwijst ‘coyte’ (kueyte, keute etc.) naar ‘kuit’, een biersoort dat de ‘coytebrouwer’ vervaardigde met gebruikmaking van tarwe, gerst en haver. ‘Grute’ (gruut of gruyt) werd betrokken van de ‘gruter’ (gruyter) of ‘gruutmeester’, die vaak ook bij assisteerde bij de menging van de gruit in het brouwsel. Er bestond ook zoiets als ‘gruutcijns’.

Ik ben na twee flesjes Jopen Koyt zo vrij om ‘gruit’ (en binnenskamers spreek ik dat uit als ‘gruut’) bij te zetten in de eregalerij van Klein Vaderlands Culinair Cultureel Erfgoed. Een mondvol, en dat is ook precies wat die klassering nastreeft. Op het vignet lees ik dat Jopen Koyt in 2009 een prestigieuze prijs won in de categorie ‘Herb and Spice Beer’.

Na het drinken van een Jubeljoop III bier, een week geleden, had ik een opmerkelijke droom (zie blog Klotofonie). Met de inhoud van 66 cl Jopen Koyt achter de kiezen leg ik mij om 23.00 uur te ruste. Als ik op dinsdag 25 januari ontwaak, heb ik een rustige nacht gehad. Mmm, dan toch maar weer eens met een Jubeljoop III de proef op de som nemen? Zo krijg ook ik mijn droomproject!

maandag 24 januari 2011

Klotofonie

In de vroege ochtend van 21 januari bevind ik mij op een oorlogsschip. Ik droom dat ik daar op het achterdek word voorgesteld aan een man die ‘citatenmaker’ van beroep is. Het gedeelte ‘maker’ blijkt wat misleidend. Wel verstaat hij de kunst om ietwat lange verhalen van anderen terug te snoeien tot één boeiende zin. En die maakt daarna geschiedenis als geniale uitspraak van de oorspronkelijke stamelaar. ‘Citatenmaker’, ‘What’s in a name’, zoiets dus.

Hij heeft een citaat laten aanbrengen op het achterste gedeelte van het schip. Ik kijk ernaar en vraag waarom de woorden juist daar staan. Welnu, (citaat): ‘Het voorstuk van de boot krijgt altijd als eerste een voltreffer’. Dat argument snijdt hout en ik schakel over naar de volgende slaapfase, zonder beelden. Eenmaal wakker laat ik het verhaal nog eens de revue passeren om met genoegen te kauwen op de schijnbare logica achter de treffende redenering.

Van droomduiding heb ik geen kaas gegeten. Maar wat is de aanleiding om uit te komen bij een zot beroep als ‘citatenmaker’? Nou moet ik zeggen dat ik voorafgaand aan die droom een voor mij nieuw bier dronk: Jubeljoop III, een Haarlemse tripel (zie blog Mooie stad (5)). Er moet heel wat gebeuren voordat ik iets merk van alcoholinname. Trots ben ik daar niet echt op; ik constateer gewoon een feit. Zou de drank desondanks geleid hebben tot die vreemde hersenspinsels?

Hoeveel bizarre beroepen kun je bedenken? ‘Klotofonist’ stond jaren als nummer 1 op mijn privé-ranking van onnutte professionele activiteiten. Wie bekend is met de muziek van Malando, weet waarover ik spreek. Bij bepaalde Zuid-Amerikaans deuntjes hoor je op een gegeven moment - na een korte pauze - ‘oe’ roepen. Iedereen denkt dan dat die persoon deze kreet opzettelijk slaakt, dus dat die ‘oe’ gewoon in de partituur staat. Misschien is dit zo, maar daarmee komt die ‘oe’ nog niet spontaan uit mond. Dat gebeurt slechts wanneer de muzikant die in het orkest achter de roeper staat, zijn rechter (spitse) schoenpunt op het juiste moment hard en loepzuiver laag plaatst in het vrij hangende kruis van de collega voor hem. ‘Oe’ dus. In tegenstelling tot de oe-roeper hoeft de klotofonist niet per se een man te zijn.

Via Facebook vernam ik van een andere notoire bierproever dat Jubeljoop III ook verkrijgbaar is in een drankzaak binnen mijn eigen stadsgrenzen. Daarvoor hoef ik dus niet Haarlem of Den Haag. Ik kan deze week de proef op de som nemen. Volgt na zo’n biertje opnieuw een opmerkelijk droom, dan weet ik wel waarvan ik een paar kratten in de garage zet.

zaterdag 22 januari 2011

Mooie stad (5); De Regentes

Op donderdagavond zitten we in een voormalig zwembad: De Regentes. Misschien kun je van elk oud gebouw wel een theater maken. Alleen al de naam geeft aan dat deze cultuurtempel in de hofstad moet staan. Daar lanceerde in 1919 wat heren van stand het idee om hun soort mensen op niveau te laten badderen. Zulks geschiedde en wat jaren later konden in Den Haag de deuren open van wat toen de grootste bad- en zweminrichting moet zijn geweest van Europa. Uiteindelijk voldeed de tent niet meer aan de eisen van hygiëne en dreigde sluiting. Op aandringen van de buurt volgende in 1995 plannen voor een verbouwing. Zo kwam er een extra vloer boven het bassin en in de zaal die daarmee ontstond, zitten wij op 20 januari in afwachting van de voorstelling. Beneden ons is een kleinere zaal, die schuin afloopt naar wat vroeger ‘het diepe’ was. Smalle donkere markeringen over de gehele lengte geven de verdeling in banen aan. In het gehele gebouw is een overdaad aan schelle, witte tegels.

We kijken hoe de moderne dansvoorstelling ‘Home Again’ van Danshuis Station Zuid greep krijgt op het publiek. Producties van deze organisatie zagen we al op de gekste locaties, zoals een voormalige kerk, veemarkt, kasteelboerderij en fort. Nu dus moderne dans in een oud-zwembad. Choreograaf Itamar Serussi Sahar heeft er opnieuw een boeiend geheel van gemaakt. Genevieve Osborne-Horvath en collega’s houden elke minuut mijn aandacht vast.

Na afloop nog even napraten en een borrel. De architect die de inrichting herinrichtte heeft ook in de kelder zo veel mogelijk gebruik gemaakt van wat daar al was. Het enige wat er moest gebeuren, was iets toevoegen aan de reeds aanwezige sfeer. En zoals dat gebruikelijk is binnen een omgeving die een herbestemming krijgt, is er veel metaal aangebracht, onder andere voor buizen en leidingen. Ik word gewezen op de lampen boven de bar: dit soort begaasde gevallen tref je vooral aan in kippenlegbatterijen.

Ik ben enthousiast en wil een dubbele Westmalle (zie blog Tripel), maar helaas. Er is wel iets uit die hoek, geeft de barkeeper aan, van Jopen Bier. Nooit van gehoord en na overleg besluit ik tot een Jubeljoop III, een tripel (9%). Jopenbier blijkt ook een product van herinrichting te zijn. Lang na de sluiting van de laatste plaatselijke brouwerij, besloten goedwillende amateurs de naam die Haarlem als bierstad had, weer nieuw leven in te blazen. Binnenkort mondt dit initiatief uit in een echt bedrijf dat onderdak vindt in een oude kerk. ‘Jopen’ was de benaming voor grote houten biertonnen. Jubeljoop III blijkt bijzonder smakelijk te zijn. Desondanks houd ik het op één bokaal: soms weet ik mezelf te verrassen.

woensdag 19 januari 2011

Waalbrug

Wie zichzelf nu een groot plezier wil doen, gaat sito presto naar Zaltbommel. Inderdaad: om de brug te zien. Of liever: om vanaf de brug te zien hoe de Waal op dit moment als een brede rivier traag door een oneindig laagland gaat. Van winterdijk tot winterdijk, zoals in het Aardrijkskundeboek. Nou heb ik makkelijk kletsen, want voor mij is het een boogscheut weg. Maar dan toch, gun je de inspanning en je zult merken dat dit zicht een gedicht waard is. Rij niet gedachteloos met de auto van de ene naar de andere kant, maar loop, fiets, skate, skike, pak de trein of ga desnoods met de step.

Een brug passeren is in Nederland een dagelijkse bezigheid. Zo’n verbindend element leidt nauwelijks tot een rimpeling in mijn bestaan. Althans in óns land (op de Bommelse brug na). ‘Bruggevoelig’ als ik ben, beschik ik vanzelfsprekend over een Bruggen Top-10. Mijn meest overweldigende brugervaring deed ik op in Portugal. Die ene overspanning bij Lissabon, potjandorie! 17 kilometer lang genieten van de Vasco da Gamabrug, terwijl je schijnbaar een zee oversteekt die voortklotst in eindeloze deining. Voor iemand met brugangst moet zoiets de hel zijn. Maar zonder deze aandoening kun je je als pontofiel bijna niks mooiers wensen.

Maar goed, de brug bij Zaltbommel, de Martinus Nijhoffbrug. Slechts 990 meter, maar in dit tijdsgewricht die 90 miljoen guldens van toen (18 januari 1996!) meer dan waard. Wie een blik werpt op het water, ondergaat sensaties die er toe doen. Ga bij de oostelijke railing staan, kijk richting Duitsland, fixeer je ogen op één punt in de verte en heb even geduld. Al na een paar minuten lijkt het alsof je achterwaarts met de stroom meegaat, richting Noordzee. Voor wie niet graag achteruit reist, lijkt me dat het vagevuur, maar zonder die handicap is het een geweldige reis door de ruimte. Jules Verne in Bommel.

Misschien is de belangrijkste reden om naar de Waalbrug af te reizen de volgende: in het huidige debat over het hoge water win je aan gezag. Want wie kan namelijk zeggen dat hij of zij een watermassa van die omvang mocht ontwaren in eigen land. Sterker nog: je ervaart dan nog steeds in je lijf wat het betekent ‘to go with the flow’. Deze gewaarwording maakte je vrij en liet je achter, zonder een gevoel, zonder een gedachte.

Leg de waarneming digitaal vast voor het nageslacht. Stuur mijn part de foto naar het Achtuurjournaal, afdeling Weerbericht. Die prent komt beslist op het scherm. Zet er als het kan ook de moeder de vrouw of je vent op, en wellicht de koters. Maar wat ik eigenlijk wil zeggen is: onderga de grootsheid van de natuur en wees één moment bescheiden. Daar groei je van. ‘God behoede de mens en geve hem een zoen’.

Ter zijde: wie in deze tekst de allusies op vijf vaderlandse dichters mocht herkennen, heeft op school ook buiten Aardrijkskunde goed op zitten letten.

zondag 16 januari 2011

Zeezeilschool

Vrijdag 14 januari is een dag met wind en regen. Zo-eentje die naar oliejas en zuidwester doet verlangen. Voldoende reden om met de jongedame af te spreken in Scheveningen, na de nodige uren fanatiek schuren, schoonmaken en schilderen in haar nieuwe appartement met uitzicht op zee. Opnieuw blijkt het Brouwcafé aan de Tweede Haven een terechte keuze. De menukaart is vol fantasie en wat belangrijk is: ze brouwen ter plekke hun eigen bier. Uit het assortiment kies ik ‘Frisse Wind’ (5,3%), een zoetig bier. Heeft de brouwmeester - die elke dag vanuit Brabant zou pendelen - ketumbar gebruikt? Hoe dan ook: erg lekker.

Als voorgerecht kiezen we beiden het Torentje van Rode Alaskazalm. Even zo vrolijk had de kok dit smakelijke bouwsel ook lasagna met wontons kunnen noemen. Daarna kiest mevrouw als hoofdgerecht opnieuw een constructie met zalm, dit keer omgeven door chimmichurrisalsa (bedenk het maar). Mijn middenstuk heeft heilbot als uitgangspunt. We delen een bak friet waar zelfs een heel weeshuis nog moeite voor zou moeten doen om die op te krijgen, maar het meisje heeft kennelijk honger. De vis is verrukkelijk en om die zó vers te mogen genieten moet je aan zee zitten. En dat doen we dus. De keukenploeg verdient een sterretje: wat een kwaliteit. De ambiance is helemaal uit de kunst en mijn voorraad ‘Frisse Wind’ wordt met enige regelmaat op peil gehouden.

Toetje: crème brûlée voor madam en een simpel glaasje Pedro Ximénez voor monsieur. Na de bestelling aan ober A verschijnt zijn vrouwelijke collega B aan onze tafel: die crème was duidelijk, maar ober A is vandaag pas in dienst, dus wat had meneer? Na deze interventie belandt het nagerecht probleemloos op onze tafel. Geweldig allemaal en dat voor die prijs ook nog ook nog. Als je wil weten hoe schandalig duur culinair Den Bosch is, moet je bijvoorbeeld hier gaan eten! ‘Aan democratische prijzen’ heet dat in Latijns Europa.

Gebogen tegen de wind gaan we na afloop weer naar de auto. Mijn tafeldame is traditiegetrouw de BOB. Ze wijst me bij de parkeerplaats subtiel op een bordje aan de haven, precies tegenover haar auto. 'Een mooie zin voor al die buitenlandse genieën waarmee je werkt: 'Zeezeilschool Scheveningen'.

Een sjibbolet in duplo dus. Ik ga proberen die beheerst en kwansuis onverstoorbaar uit mijn mond te krijgen. Maar vooraf lijkt het me raadzaam om, gelet op de genoten hoeveelheid ‘Frisse Wind’, eerst maar aan de slag te gaan met de uitspraak van de doorgaans lastige 'flanellen lap'. Da’s geen probleem. ‘Zeezeilschool Scheveningen’ vormt daarna wel degelijk een niet te overwinnen hindernis. Sterker nog, zelfs zoveel uren later op zaterdagmorgen, in volkomen broodnuchtere conditie bovendien, blijkt ‘Zeezeilschool Scheveningen’ nog steeds niet eenvoudig. Op dat moment word ik wel erg benieuwd naar wat mijn zogenaamde ‘genieën’ er later van zullen gaan ‘brouwen’. Hoor ik mijzelf al bij voorbaat gniffelen?

vrijdag 14 januari 2011

Tanden

Tante J. knapte steevast af op vuile nagels. Zo erg zelfs, dat ze een keer bijna weigerde om de communie te ontvangen uit de handen van een priester met weinig propere vingers: hij had rouwrandjes. Netjes verpakte ze haar weerzin in de formulering ‘Jongen, en ik kreeg me ineens een degout!’. Zelf heb ik dat met tanden. Vorige week nog liep het me koud over de rug toen een burgemeester op de tv vertelde hoe zijn dorp aan een ramp ontsnapt was. Keurig geknipt en net in het pak, maar met een gebit om van te walgen. Zo’n vent geloof je niet. Overigens bracht ik de dames in mijn gezelschap bijna over de emmer met de argeloze opmerking dat je die kerel toch maar eens haaks op de bek zou moeten kussen.

Het komt nauw, met die tanden. Linda de Mol had ooit zo’n wegvallend stukje ivoor, las ik jaren terug in Die Bunte Illustrierte. Dat tandje stond wat naar achteren en dit was voor haar voldoende reden om het onopvallend weer ordentelijk op de rooilijn te laten plaatsen. Meer in het oog lopend is de gebitsmetamorfose die Marco Borsato in zijn carrière heeft ondergaan. Google er maar eens oude foto’s op na. Hebt u die verandering toentertijd opgemerkt?

Minder subtiel is de aanpak van leeftijdsgenoten die zomaar ineens met een puntgave bek op de proppen komen. Jarenlang de weg naar de tandarts gemeden, en dan ineens zit je tegenover zo’n dwingendwitte dubbele rij. Die glanzende stukken marmer dragen niet echt bij aan de geloofwaardigheid van de eigenaar. En dat vind ik wel hun taak: tanden hoeven niet echt te zijn, zo mogen gebruikssporen dragen of zelfs verkleurd zijn, als ze maar vertrouwen geven. Bovendien - maar dit terzijde - breng zo’n kloeke verzameling ongeschonden ivoren wachters het verval in de rest van het smoelwerk wel erg prominent in beeld.

Als ik kennis maak met iemand, kijk ik bij een eerste inschattende blik meteen naar de tanden. Die zeggen veel. Ik moet altijd onbedaarlijk lachen als ik bij een dertigplusser een beugel ontwaar. Of een minuscuul diamantje. Een nog grotere afknapper dan deze dingen of zelfs dat geïmplanteerde prodentbekkie vind ik een lachende mond met aan de zijkant, net iets achter de hoektand(en) een gat. Ik weet uit eigen ervaring wat het dichten daarvan kost, maar stel dan de aanschaf van de nieuwe auto even uit. Sinds enige tijd ‘deel’ ik mijn waarneming met de geobserveerde gatendrager en er blijkt altijd wel een verhaal achter te zitten. Zelden heeft dat te maken met financiële overwegingen. Wel blijkt er sprake te zijn van gemakzucht, angst, een negatief toekomstbeeld en moedwillige verwaarlozing. Ook zelfhaat is meer verbreid dan u denkt.

Misschien kan een Nationale Gebitsbon als verjaardagscadeau een betekenisvolle bijdrage leveren aan het levensgeluk van onze naasten.

dinsdag 11 januari 2011

Toogdag

Eind deze maand vindt onze jaarlijks ‘toogdag’ plaats. Die is geheel en al voorbehouden aan een select gezelschap fijnproevers. Anders dan u misschien vermoedt, hangen de fortuinlijke leden niet urenlang aan de toog van het stamcafé om daar bijzondere bieren of wijnen te degusteren. Wat ons écht interesseert, zijn bouwkundige togen en meer in het bijzonder keldergewelven. Over een aantal weken bezoeken wij daarom opmerkelijke diepliggende ruimtes waar het daglicht niet of nauwelijks doordringt. Onze naam? Bosch’ Kelder Genootschap. Volgens de huidige spelling is die apostrof volkomen overbodig, maar het staat wel sierlijk.

‘Sierlijk’ slaat zeker ook op de manier waarmee onze groepering haar rol gestalte geeft in de stad. Haar gevoerde strategie valt op door de elegantie waarmee de club met enige regelmaat de aandacht vraagt voor de honderden historische kelders in de binnenstad. Hoewel deze onzichtbare spelonken de basis vormen voor de bovengrondse bouwwerken waarmee inwoners en stadsbestuur zo graag pronken, verdient hun weggestopte bestaan meer aandacht van de Bosschenaren en de talloze bezoekers.

Ofschoon het genootschap niet met een geestelijke stroming verbonden is, heeft hij wel een beschermheilige: Filippus Neri. De connectie met deze heilige uit de 16de eeuw mag zeker een (opnieuw) sierlijk eerbetoon heten aan het zuidelijke culturele erfgoed. In deze sfeer past ook de volgende zin die de genootschapsleden op de toogdag ten gehore brengen: ‘Uit de diepte roep ik tot U, o Heer’, de vertaling van ‘De profundis clamavi ad te Domine’, uit Psalm 130. Geen smeekbede brengt mooier in beeld hoe vergankelijk ons bestaan is. En dat laatste wordt met name in de onderaardse krochten gemakkelijk door ons ervaren.

De keuze van Filippus Neri is niet zonder reden. Ook hij bewoog zich sierlijk, terwijl hij tegelijkertijd betrokken was bij zijn omgeving. Hij is de stichter der Oratorianen, een orde van seculiere priesters die géén bindende geloftes afleggen. Nuancering kan een weldaad zijn. Hun werk ligt op het terrein van volksonderricht en jeugdopvoeding. De relatie tussen Neri's volgelingen en ons cellebroeders en -zusters spreekt voor zich: op de historische betekenis van de eeuwenoude kelders kun je niet vroeg genoeg attent gemaakt worden.

Ook de leden van het keldergenootschap volgen een niet bindende gelofte. Wij houden elkaar op de hoogte van de eerbewijzen aan Filippus Neri die we waar ook ter wereld zien dan wel ontdekken. Zo brengt de foto bij deze tekst de aanwezigheid in beeld van Neri's orde in het Spaanse Cádiz.

Op dit moment staat het water hoog in en rond onze stad (zie blog 'Waterwacht'). De kans is groot dat de komende tijd de kelders in de binnenstad vollopen. Dat gebeurde een aantal jaren ook op een adres dat wij daarna bezochten. Alle etiketten waren van de opgeslagen wijnflessen losgeweekt en de eigenaar restte nog maar één oplossing: blindproeven. Een aantrekkelijk alternatief, mocht eind deze maand onze toogdag - door de weersomstandigheden gedwongen - er een aan de bar worden.

maandag 10 januari 2011

Waterwacht

Ook ik sta in deze barre tijden paraat. Als echte jongen van Jan de Wit ken ik mijn burgerplicht en dus heb ik alles opzij gezet voor de toekomst van mijn vaderland. Eén ding is zeker: ook deze keer zullen wij overleven. Zoals mijn metingen aangeven, zal morgenmiddag het water onder de Vughterbrug 18,3 cm hoger staan dan nu, waarna het peil langzaam maar zeker naar zijn oude niveau zal terugkeren. Pas dan zal ik met een gerust hart mijn bed kunnen opzoeken.

Zoals vorig jaar in januari heb ik ook nu een beperkte waterbewaking ingesteld. De Dommel die onze wijk scheidt van de eigenlijke stad, treedt rond deze tijd traditioneel buiten zijn oevers. Dit levert bijzondere lastige situaties op. Voor mij voldoende reden om elke drie uur op vaste punten de situatie nauwgezet in kaart te brengen. Daarvoor heb ik een zogenaamd digitaal watervolgprogramma ontwikkeld dat ik ter plekke op mijn laptop van de laatste gegevens voorzie.

Om duidelijk zicht te krijgen op de situatie hier, adviseer ik u om er maar even de kaart bij te halen; Google Maps bijvoorbeeld. In ons kwartier hebben de hondenbezitters namelijk een alternatieve uitlaatroute ontwikkeld, aangezien het jaagpad tussen de Vughter- en de Willemsbrug grotendeels door het water overstroomd is. Ook de houten vlonder met leuning die 'lopend' onder Willemsbrug de verbinding maakt met de Westwal, is uit de vaart genomen, om die woordspeling maar eens te gebruiken. Het zeventiende-eeuwse hoornwerk tussen beide oeververbindingen staat nauwelijks nog droog, maar dankzij de aanwezigheid van verhoogde houten paden, is voetverkeer nog mogelijk.

Mij grootste zorg gaat uit naar het voetvéér. Dat maakt de oversteek mogelijk van de Vughterweg naar het Bossche Broek. Van deze verbindende factor die naar de naam ‘Moerasdraak’ luistert, wordt druk gebruik gemaakt door wandelaars en joggers. Heel wat van deze sportievelingen zouden werkelijk kilometers om moeten lopen wanneer het pontje aan de ketting gaat. Bijgaande foto laat zien hoe twee joggers vanmiddag tijdens mijn inspectieronde van 16.00 uur de oversteek nog konden maken.

Om 19.00 uur ga ik weer op pad. Eigenlijk heb ik nu al geen rust meer in mijn kont, maar ik weet dat er op dit moment nog weinig veranderd is met 80 minuten geleden. Tegelijkertijd gaap ik mijn slaap weg, want al drie dagen kom ik eigenlijk niet meer aan een echt moment van rust toe. Maar ik versaag niet en u kunt op mij - uw waterwacht - blijven rekenen.

zaterdag 8 januari 2011

Trappist

Voor elke tijd, stemming of gelegenheid kun je een passende biersoort te vinden. Het vergt wat oefening, maar de opbrengst is navenant. Als ik op vrijdagavond 7 januari op de boulevard van Kijkduin loop, lijkt me ‘een dubbele trappist’ van Westmalle een goede keuze. Die lekkernij dronk ik zo’n dertig jaar geleden voor het eerst op een terras in Eersel en sindsdien is mijn voorliefde voor deze bitterzoete drank ongebroken aanwezig. In die tijd was die biersoort nog moeilijk te verkrijgen in Den Bosch en daarom reed ik geregeld naar Antwerpen om de auto vol te laden. Na een opmars vanuit de Kempen viel gelukkig ook mijn stad. De verovering van de rest van Nederland lijkt me inmiddels wel gelukt. Zes jaar geleden kreeg ik in Zeist weliswaar na mijn bestelling nog een dubbele espresso voorgezet, maar dat was een incident. Eenmaal met mijn date aan een tafel-met-uizicht-op-zee reageert de ober prompt op mijn besteling met vraag of een Grimbergen er ook mee door kan. Niet elk abdijbier is natuurlijk een trappist.

De echte trappist is afkomstig uit een convent van de Cisterciënzers. De monniken halen in zes Belgische en één Nederlandse kloosters deel van hun inkomsten uit het brouwen van dit fameuze bier. Zes van de zeven soorten zijn redelijk makkelijk te verkrijgen, kijk maar eens bij je supermarkt, maar zelden of nooit vind je de trappist uit Westvleteren ergens in de winkel. Daarvoor moet je echt naar de Sint-Sixtusabdij toe, een reis die de moeite waard is, maar neem dan wel een Bob mee.

Toen we geruime tijd geleden vanuit De Panne in Westvleteren belandden, deden we ons op een herfstige namiddag tegoed aan de verschillende producten van de daar brouwende religieuzen. De aangewezen degustatieplek is (nog steeds) café ‘In de Vrede’, dat naast het klooster ligt. Van ‘prior’ stapten we over op ‘abt’ en toen we eenmaal in de auto zaten, hadden we vier ogen en handen nodig om langs een kanaal veilig in wel in Veurne te belanden. Daar aten we in een zijkamer ‘paling in het groen’, terwijl we de gesprekken in het cafégedeelte konden volgen. Op enig moment zette een dame het lied in ‘Ge het zwarte kniekes, Melanie, Ge moet ze wasse da´k het zie.’ De vrouw ik kwestie was erg vrolijk en kwam dansend ook aan onze zijde van het gordijn waarachter wij van de lokale delicatesse zaten te peuzelen. Terwijl ze trippelpasjes maakte, hield ze de rand van haar rok iets voor haar (overigens schone) knieën uit. We vonden die plaatselijke folklore wel vermakelijk.

Graag loop ik op zondagmorgen door Antwerpen. Al vroeg zitten daar madammen op leeftijd achter een mooie bokaal Bels bier. Als het trappist betreft, zing ik als vanzelf over de kniekes van Melanie. Mijn moeder zei het vroeger al vanachter haar ‘oud bruin’: ‘Bier gaot in oew bene zitte’.

woensdag 5 januari 2011

Evolutie

Er kwam een moment - echt heel lang geleden - dat onze verre voorouders hun leven in de bomen verruilden voor een bestaan in de savannen. Ze moesten wel even wennen, want ineens bleek de menselijke soort een gewaardeerde prooi voor hyena’s, leeuwen en andere jagende carnivoren.

Maar aan het jonge en inventieve brein ontsproot meteen een idee dat volgens primatologen de basis werd voor ‘het gezin als de hoeksteen voor de samenleving’. In een notendop: ter bescherming zocht elk vrouwtje het gezelschap van een eigen fysiek sterk mannetje en deze laatste wist zich in ruil voor zijn protectie meteen verzekerd van een constant warm nest én nageslacht van eigen vlees en bloed. De mannetjes hadden er dus alle baat bij om huis en haard te gaan verdedigen. Die wederzijdse zorgzaamheid groeide vervolgens uit tot een wezenskenmerk voor de mens en zoveel duizenden jaren is die eigenschap nog dominant aanwezig. De moraal achter dit verhaal is de evolutie en niets anders.

De drang tot paarvorming en tot de creatie van een volgende generatie zit er inmiddels bij ons goed ingebakken. Tegelijkertijd lijken ook nog de trekjes uit het bomenstadium regelmatig de kop op te steken. Toen ‘we’ namelijk nog van tak tot tak zwierden, was het gebruikelijk dat vrouwtjes met hun jong een aparte groep vormden en wel op enige afstand van de meeste mannetjes. De werking van dat oeroude patroon kun je dagelijks om je heen waarnemen. Ik ben geen primatoloog, maar ik heb altijd al naar een verklaring gezocht voor zoiets als de neiging van moeders en dochters om vooral sámen te gaan winkelen. In mijn stad zie ik hoe ze er zaterdags op uit trekken in groepjes van een vrouw of vier à vijf, mogelijk aangevuld met (klein)kinderen. Geen flauw idee waar hun kerels op dat moment zijn, maar die zullen wel in typische mannenverbanden de tijd doorkomen. Ze voetballen, zitten bij de Rotary, de modelvliegtuigenvereniging of ze beunen wat bij. Naast het gezinsleven loopt dus (nog steeds) een seksegericht parallel bestaan.

Eigenlijk, denk ik wel eens, zijn we behoorlijk voorgeprogrammeerd en is die zogenaamde vrije wil van ons een beetje flauwekul. Dat beseffen we gelukkig niet, maar in wezen is bij de geboorte de hele blauwdruk al aanwezig. Leven is dus enkel een kwestie van ‘uitrollen’, om die mooie term maar eens te gebruiken. Wat je als individu mag doen, is wat frotten in de marge. Kennelijk vinden we dat boeiend genoeg want het vult onze dagen en we noemen dat ‘onderscheidend bezig zijn’. En mochten we tijdens die inspanning lieden ontmoeten die onze originele ideeën niet zo zien zitten, dan zijn we daar gauw klaar mee: die criticasters kunnen dan mooi de boom in.

maandag 3 januari 2011

Gesticht

Op zondag 21 november 2010 maak ik melding van het verschijnsel ‘loopdwang’ (Hortor Ambulans Vulg. Bers.). Die dag mag ik dit fenomeen bestuderen aan de boulevard van Los Cristianos op het Spaanse eiland Tenerife (zie blog ‘Loopdwang’). Bij 'loopdwang' beweegt zich een massa mensen van A naar B, waarbij van enige doelgerichtheid geen sprake lijkt te zijn. Op die 21e is me de reden achter dit bewegen nog volstrekt onduidelijk. In gestichten kom je dit neurotische gewandel ook tegen, denk ik dan. En als ik op zondag 2 januari 2011 vanuit de Haagse Vogelwijk het Zuiderstrand nader, constateer ik dat ‘loopdwang’ ook onze kust heeft weten te bereiken.

Ik begeef me direct in de mêlee, waarbij ogenblikkelijk constateer dat de aanwezigen zich niet op een weg of boulevard parallel aan het strand verplaatsen, maar dicht langs de vloedlijn. Daar bevindt zich bij opkomend tij nog een stevige strook zand die het lopen vergemakkelijkt. Het tweede dat opvalt, is de weinig gehaaste indruk die het volk maakt in vergelijking met het publiek in Los Cristianos. Het derde verschil is de aanwezigheid op het Zuiderstrand van een groot aantal honden. Ondanks dit onderscheid, valt vooral de overeenkomst op: de aanwezigheid van een kilometerslange stroom wandelaars langs het water.

Voor mij als bewoner van een stad in het binnenland, op de grens van klei en hei, ligt de zee heel ver weg. Ik weet ook wel dat ik vanuit mijn woonplaats even snel bij de duinen ben als in Maastricht, maar die zuidelijke stad bevindt zich op mijn mentale kaart van Nederland bij wijze van spreken in de achtertuin. Om die reden dringt het 2 januari 2011 ook pas na geruime tijd tot mij door dat de loopdwang grip heeft gekregen op mijn eigen landgenoten! Valt ook mijn aanwezigheid hier op dit uur te verklaren uit de aanwezigheid in mij van het ‘loopdwangvirus’?

Ik denk dat het zo met mij gesteld is: want als ‘het zonnetje’ zich ook maar even laat zien, blijf je toch niet thuis zitten duffen! Nee, dan gaan wij Nederlanders aan de kuier, maken we een ommetje, strekken we even de benen, halen we een frisse neus, lopen we een rondje, kortom: gaan we even naar buiten. En zeker op plekken waar we weten dat we niet alleen zullen zijn, willen we graag de ene voet voor de andere zetten. Hoewel we niemand aanspreken, hebben we het bij thuiskomst wel over ‘een gezellige drukte’.

Is de bevestiging dat we iets gezelligs aan het ondernemen zijn als we er met zovelen op uit trekken misschien de motor achter de loopdwang? Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat deze gedachte de enig juiste is. Wie desondanks in zijn eentje de heide opzoekt of zelfs naar Santiago de Compostela durft te wandelen, is rijp voor het gesticht.

zaterdag 1 januari 2011

Mooie stad (4); Vreugdevuur

Oudejaarsmorgen 2010 begint grauw. In loop van de dag zal de mist boven Den Haag bij vlagen nog dikker worden. Na 10.00 uur neemt de ondoorzichtigheid toe door de rook die het vroege vuurwerk achterlaat. De stapel pallets beneden in het parkje bij ons tijdelijke onderkomen vormt tegen de middag de basis voor een nachtelijk Vreugdevuur. Twee wouten zorgen er met hun aanwezigheid voor dat het hout niet eerder in de fik gaat.

Ontneemt de mist vannacht het zicht op het vuurwerk? Omroep West laat rond 18.00 uur weten dat voor de regio beter zicht op komst is. Aan het carré pallets zijn de afgelopen uren de nodige kerstbomen toegevoegd. Het eerste publiek meldt zich. De organiserende wijk leidt met vrijwilligers en overheidsdienaren de zaak in goede banen. In een lift hebben omwonenden het over een gezellig initiatief. Elders hangt in een van de omringende gebouwen het alarmnummer van de besturen die de bewoners en de eigenaren vertegenwoordigen. Niet voor ‘elk wissewasje’, zoals de tekst luidt, maar alleen in geval echt iets ‘NIET door de beugel kan’. Welke groep zou de naam ‘Vreugdevuur’ bedacht hebben?

We beginnen aan de laatste maaltijd van 2010. Een lange reeks kleine hapjes, geïnspireerd door onze recente aanwezigheid in Spanje en Italië. De finale zal liggen bij de bereiding van de wontons met chocolade (Zie blog ‘Kommervet’), maar zover zijn we nog lang niet. Onder het eten, kletsen en met ‘De Vrienden van Amstel’ zien we buiten steeds meer vuurwerk de lucht ingaan. Rond de stapel hout en kerstbomen neemt de belangstelling toe.

Na de geslaagde chocoladelekkernij zoeken we bij een appartementsgebouw om de hoek de hoogste verdieping op. Het uitzicht is daar grandioos en (nog) helder; we tellen af tot het middernachtelijke uur. Met champagne in aanslag kijken we vanaf boven neer op een flinke massa mensen. Talloze telefoonschermpjes lichten op. Dan is het 24.00 uur. De kurk gaat uit de fles, het vuurwerk is prachtig en na een aarzelende start waait de dikke rook van het Vreugdevuur de goede kant heen, weg van onze slaapkamerramen. We wensen elkaar het beste, proosten en kijken naar het vuurwerk voor zover het lezen en schrijven van sms’jes dat toelaat. Zelfs op de hoogte waar wij staan, is de gloed merkbaar. Op de begane grond blijkt het Vreugdevuur een succes.

Rond 02.00 uur begint een ploeg met opruimen. Ook vreugdevuur krijgt kennelijk op de gemeentelijke vergunning een eindtijd mee.