Ik kan me
niet herinneren dat ik ooit tegen mijn moeder of vader ‘Ik hou van jou’ gezegd
heb. Dat deed je niet. De aanwezigheid van wederzijdse liefdevolle gevoelens
was zo vanzelfsprekend, dat het uitspreken daarvan tot verbazing geleid zo
hebben. We wisten het gewoon van elkaar. Net zoals ieder ervan uitgaat dat een
spaarbank een kluis heeft om jouw geld veilig te bewaren. ‘Dat hoeft zo’n
financiële instelling niet als onderscheidende eigenschap te vermelden’, zei
prof. dr. Cees van Riel zo’n 20 jaar geleden tijdens een college over
‘branding’. Hij noemde het bezit ervan een generiek kenmerk. Vanzelfsprekend
aanwezig. Eigen aan de soort. Wij masterstudenten moesten er toen erg om grinniken.
Een decennium later bleek dat een aantal beroepsgenoten
kennelijk in andere collegebanken had gezeten. Tot mijn verbazing zag ik in
toenemende mate reclames waarin zogenoemde generieke kenmerken zonder gêne als
bijzonder aangeprezen werden. En dat gebeurt nog steeds. Beroepsgedeformeerd
geraakt als ik ben, vallen mij kreten op op als: 'XY doet wat ‘t belooft’, ‘Uw wens staat
centraal’, ‘Z, de bakker van ovenvers brood.’ Overbodige mededelingen, want dit
soort zaken wordt gewoon verwacht van een producent, leverancier, adviseur etc.
Ze zijn geen ‘plus’, zoals gesuggereerd. Dit soort gebakken lucht moet - zoals
elke vorm van promotie - een positieve stemming oproepen.
Wat roept
het generieke ‘Ik hou van je’ op? Misschien wil het benadrukken dat de spreker
of spreekster door de desbetreffende ouders niet getreiterd, geslagen of
mishandeld wordt. Helaas heeft niet iedereen een aanvaringsvrije jeugd, ‘maar
bij ons zit het goed’, is hier de boodschap. Zou het zo ingewikkeld zijn? Uiteraard
kan het ook een cliché zijn, via Amerikaanse films en docu’s overgewaaid uit
het continent waarin telefoongesprekken eindigen met ‘We should have lunch
together’ of ‘Love you mom/dad’.
Het blijft raden. Wellicht demonstreren de
vier woorden gewoonweg de manier waarop we anno nu het fenomeen ‘emotie’
benaderen. Typerend voor deze tijd is het om ‘ik hou van jou’ bij voorkeur in
het openbaar uit te spreken. En het liefst ook nog voor een groot publiek,
zoals in tv-programma’s. Deze week zag en hoorde ik hoe de vier kinderen hun tv-bijdrage
over het artiestenjubileum van hun pa afrondden met een gezamenlijk ‘Paps, we
houden van je’. Ja, dank je de koekoek.
Tegelijkertijd
is opvallend hoe vaak de pers is gaan vermelden dat iemand emotioneel reageert
op een gebeurtenis. Bijvoorbeeld: ‘Kamervoorzitter reageert emotioneel op
opmerking dat ...’ of ‘BN’ers emotioneel bij afscheid van …’. Ook hier: een overbodige
vermelding. Nogal wiedes dat mensen volschieten, huilen, vloeken bij vervelende
zaken. Het zou gek zijn als ze dat niet deden.
Donderdag bezocht ik in de Amsterdamse Hermitage de tentoonstelling
‘Hollandse Meesters’. De begeleidende audiotoer bevat teksten van Geert Mak en Jan Six
jr. De eerste vermeldt bij een aantal schilderijen historische feiten van
Amsterdam. Soit. Kunsthistoricus en -handelaar Jan Six jr. heeft het over de
kunstenaars, hun plaats in de tijd en schilderkwaliteit. Zijn humorvolle teksten
dragen duidelijk de sporen van nu. Los van modernismen als ‘een meisje die’ en
‘hij beseft zich’, wordt het al snel duidelijk dat één zin bijna steeds
terugkeert: ‘de schilder heeft op mooie wijze de emotie weten te vangen’. Ongetwijfeld
heeft bijvoorbeeld Rembrandt dat gedaan bij het weergeven van bovenstaande studie
‘Hoofd van een oude jood’. De vraag is of dat de bedoeling was van de schilder.
Ik houd er rekening mee dat in het commentaar van Six jr. sprake is van ‘Hineininterpretierung’.
In het reformatorische kringen en in het Zuid-Afrikaans heet dat ‘inlegkunde’: een beschrijving waarin de spreker
de voorkeur geeft aan het eigen (voor)oordeel boven een objectieve (en niet
tijdsgebonden) benadering. En een objectief verhaal je m.i. als bezoeker wel
verwachten.