vrijdag 30 maart 2018

Inlegkunde


Ik kan me niet herinneren dat ik ooit tegen mijn moeder of vader ‘Ik hou van jou’ gezegd heb. Dat deed je niet. De aanwezigheid van wederzijdse liefdevolle gevoelens was zo vanzelfsprekend, dat het uitspreken daarvan tot verbazing geleid zo hebben. We wisten het gewoon van elkaar. Net zoals ieder ervan uitgaat dat een spaarbank een kluis heeft om jouw geld veilig te bewaren. ‘Dat hoeft zo’n financiële instelling niet als onderscheidende eigenschap te vermelden’, zei prof. dr. Cees van Riel zo’n 20 jaar geleden tijdens een college over ‘branding’. Hij noemde het bezit ervan een generiek kenmerk. Vanzelfsprekend aanwezig. Eigen aan de soort. Wij masterstudenten moesten er toen erg om grinniken.

Een decennium later bleek dat een aantal beroepsgenoten kennelijk in andere collegebanken had gezeten. Tot mijn verbazing zag ik in toenemende mate reclames waarin zogenoemde generieke kenmerken zonder gêne als bijzonder aangeprezen werden. En dat gebeurt nog steeds. Beroepsgedeformeerd geraakt als ik ben, vallen mij kreten op op als: 'XY doet wat ‘t belooft’, ‘Uw wens staat centraal’, ‘Z, de bakker van ovenvers brood.’ Overbodige mededelingen, want dit soort zaken wordt gewoon verwacht van een producent, leverancier, adviseur etc. Ze zijn geen ‘plus’, zoals gesuggereerd. Dit soort gebakken lucht moet - zoals elke vorm van promotie - een positieve stemming oproepen.

Wat roept het generieke ‘Ik hou van je’ op? Misschien wil het benadrukken dat de spreker of spreekster door de desbetreffende ouders niet getreiterd, geslagen of mishandeld wordt. Helaas heeft niet iedereen een aanvaringsvrije jeugd, ‘maar bij ons zit het goed’, is hier de boodschap. Zou het zo ingewikkeld zijn? Uiteraard kan het ook een cliché zijn, via Amerikaanse films en docu’s overgewaaid uit het continent waarin telefoongesprekken eindigen met ‘We should have lunch together’ of ‘Love you mom/dad’. 

Het blijft raden. Wellicht demonstreren de vier woorden gewoonweg de manier waarop we anno nu het fenomeen ‘emotie’ benaderen. Typerend voor deze tijd is het om ‘ik hou van jou’ bij voorkeur in het openbaar uit te spreken. En het liefst ook nog voor een groot publiek, zoals in tv-programma’s. Deze week zag en hoorde ik hoe de vier kinderen hun tv-bijdrage over het artiestenjubileum van hun pa afrondden met een gezamenlijk ‘Paps, we houden van je’. Ja, dank je de koekoek.

Tegelijkertijd is opvallend hoe vaak de pers is gaan vermelden dat iemand emotioneel reageert op een gebeurtenis. Bijvoorbeeld: ‘Kamervoorzitter reageert emotioneel op opmerking dat ...’ of ‘BN’ers emotioneel bij afscheid van …’. Ook hier: een overbodige vermelding. Nogal wiedes dat mensen volschieten, huilen, vloeken bij vervelende zaken. Het zou gek zijn als ze dat niet deden.

Donderdag bezocht ik in de Amsterdamse Hermitage de tentoonstelling ‘Hollandse Meesters’. De begeleidende audiotoer bevat teksten van Geert Mak en Jan Six jr. De eerste vermeldt bij een aantal schilderijen historische feiten van Amsterdam. Soit. Kunsthistoricus en -handelaar Jan Six jr. heeft het over de kunstenaars, hun plaats in de tijd en schilderkwaliteit. Zijn humorvolle teksten dragen duidelijk de sporen van nu. Los van modernismen als ‘een meisje die’ en ‘hij beseft zich’, wordt het al snel duidelijk dat één zin bijna steeds terugkeert: ‘de schilder heeft op mooie wijze de emotie weten te vangen’. Ongetwijfeld heeft bijvoorbeeld Rembrandt dat gedaan bij het weergeven van bovenstaande studie ‘Hoofd van een oude jood’. De vraag is of dat de bedoeling was van de schilder. Ik houd er rekening mee dat in het commentaar van Six jr. sprake is van ‘Hineininterpretierung’. In het reformatorische kringen en in het Zuid-Afrikaans heet dat ‘inlegkunde’: een beschrijving waarin de spreker de voorkeur geeft aan het eigen (voor)oordeel boven een objectieve (en niet tijdsgebonden) benadering. En een objectief verhaal je m.i. als bezoeker wel verwachten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten