Tijdens
deze ‘winterstop’ op Tenerife hebben we uiteraard weer veel gewandeld: zowel ‘op
niveau’ als langs de kust. Over dat laatste deed ik hiervoor verslag. In de
heuvels liepen we een aantal bekende routes en nieuwe. Die in Anaga vonden we
erg bijzonder.
In de
prehistorie was Anaga - in het noordoosten van Tenerife - een eiland. Tijdens de
wordingsgeschiedenis van deze door vulkanen gevormde omgeving, groeide het vast
aan wat aan de overkant lag en werd het part van het nu grootste onderdeel van
de Canarische archipel. ‘Apart’ is de streek nog steeds.
Zo zijn
de bergruggen er scherper getekend. Scherper en spitser dan de rest van Tenerife.
Door de ligging ‘met de kop in de wind’ wordt de natuur gevoed met het water
van de stijgingsregens. Hoogte, bodem en water vorm(d)en een groeizame omgeving
voor de laurisilva, een subtropische laurierachtige die hier, gelegen tussen
600 en 1.500 m. hoogte, is uitgegroeid tot een middelhoog ‘oerwoud’.
De wind
wiegt de rafelige baarden die van takken en stammen afhangen, waardoor deze
groeiwijze doet denken aan het zogeheten Spaanse mos dat in de VS zo typerend
is voor de vegetatie van de broeierige en moerasrijke zuidoostelijke
staten.
Op 17
januari brengen vrienden die deze dag San Cristóbal de la Laguna willen
bezoeken, ons met de auto naar de Pico del Inglés op 900 m. Daar hangt een lage bewolking die op het uitkijkpunt elk zicht op het dal ontneemt. Het is een
graad of 8°C en onder kunststoffen jacks dragen we de nodige laagjes. Het pad
naar beneden is vochtig: uitkijken geblazen.
Het
eerste halfuur dalen we af langs een bochtige route door de laurisilva op de
Pico del Viento. Richting zee vertoont de mist gaten waardoor we zicht krijgen
op prachtig groene valleien waarin de huizen en dorpjes oplichten in de zon.
Bij een
viersprong staat een geel bord: Barrio La Alegría, de (woon)wijk of buurt van
de blijdschap. Heeft een gevoel voor humor deze aanduiding hier gebracht? Er is
mijlenver in de omtrek geen huis te bekennen. Misschien leidt dat feit tot een
vreugdevol gevoel. (Als we op een later moment de kart bestuderen, blijkt La
Alegría in een aanpalend dal te liggen.
De eerste
bebouwing zien we zo’n drie kwartier later. We laten het bos achter ons en
kunnen nu tegelijkertijd over wel drie dalen uitkijken. Prachtig. Beneden zien
we een witgeschilderde rand van een bassin dat nog in gebruik is voor de
irrigatie van een aantal terrassen. Als we over het stenige pad zigzaggend
afdalen, blijkt dat naast die wateropslag ook een kleine boerderij in het groen
staat. Om de hoek zijn er nog twee: inmiddels zomerhuisjes, zo te zien. Met een
prachtig uitzicht. Het heet hier La Casa de los Berros, het Huis van de Waterkers.
Onder een
donkere lucht volgen we het pad dat langzaam afdaalt. Aan de linkerhand zien we
het petieterige Las Casa de la Fortaleza; niet meer dan een tweetal huizen.
Alles wat hier voor het leven van mens en dier nodig is, moet per paard of
muildier aangevoerd worden. Langs de bergwand slingert zich vanaf de drie
wit-blauwe onderkomens die we net passeerden een dikke slang voor de
watervoorziening.
Onder
Fortaleza kiezen we na bestudering van de gekopieerde beschrijving en de kaart
op de iPad voor de afslag naar rechts. Al snel horen we honden blaffen. Even
later zien we ze ook bij een boerderijtje dat tegen de rotsen kleeft. Vier
honden waaronder een Canarische buldog. We hebben al stenen in de hand en ik
wil terug voor een andere route. Het blaffen klinkt steeds indringender. Dan
hoor ik mijn vrouw praten: er is een man naar buiten gekomen die de honden naar
binnen haalt.
Voorbij
zijn woning aan het einde van de wereld lopen we vast in de zompige grond van
de terrassen. Van boven geeft de hondenman aanwijzingen om weer op het pad de
komen. Waarna we weer omhoog sjouwen richting afslag die we eerder namen onder
Fortaleza om opnieuw de e-kaart te bestuderen. Juist, we moeten pas later naar
rechts. Waarna we even later aan de andere kant van de pas onder een eucalyptus
lunchen om daarna aan een lange afdaling te beginnen.
We gaan
door de Barranco de Valle Seco, de Kloof van het Droge Dal. Dan weer
honderd meter links van het waterstroompje, dan weer rechts. Die droogte slaat
zeker op een ander jaargetijde. De begroeiing is uitbundig en we passeren een
gedeelte waar een klimplant voor kelkvormige bloemen zorgt. Het blijkt de
bicácaro te zijn, die tussen 300 en 1.000 m. goed gedijt. Ze komt ook voor op een
aantal andere Canarische eilanden.
Tijdens
deze wandeling die vier uur geleden begon, zijn we tot nu toe twee
watertappunten en vier personen tegengekomen: de hondenman, een bewoner van het
minimalistische Fortaleza, twee wandelaars. De stilte is bijna absoluut in dit
prachtige smalle dal.
Bij een
aquaduct verschijnen de eerste terrasjes met groente. Er staan wat huizen,
bereikbaar te voet, paard of ezel. Een half uur later lopen we door een klein
lintdorp aan het water: een buitenwijk van het plaatsje Valleseco. Veel
blaffende honden achter hekwerk. Dan begint de weg en na enkele minuten zien we
een bushalte. We hebben mazzel en even later zitten we in een buurtbus. Eenmaal
het smalle dal uit, begint bij de zee een andere wereld: die van de hoofdstad
Santa Cruz de Tenerife. Vanaf het hoofdstation brengt interliner 110 ons over
de TF-1 naar San Isidro. Nog een derde bus en we zijn weer in El Médano. In een
uur reistijd van het groene Anaga naar het gortdroge Abona.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten