zaterdag 29 oktober 2011

Den Bosch: poëtisch

Het gaat me wat ver om Den Bosch een poëtische stad te noemen. Wel is er op verschillende plekken poëzie aan te treffen in het stadsbeeld. Vooral op facades of zijwanden van huizen. Gevelgedichten worden die teksten genoemd. Achter het aanbrengen van de 19 geschreven 'kleinodieën' blijkt een heuse stichting te zitten: 'Poëzie op straat'. Deze voltooide haar werk in 2008.

Het gaat niet om 'lappen tekst'. 'God en godin' van Leo Vroman zul je niet aantreffen. Wel een voorbeeld van Jan Arends, die van zichzelf zei: 'Wie kan zo mager praten met de taal als ik?' Van hem is aangebracht: 'Er zullen witte dieren door het veld gaan lopen en dat zal alles zijn'. Geen idee wat de stichting te weeg wil brengen. Misschien een glimlach, wellicht een 'kort verwijlen bij de zin van het leven'. Ik heb er in elk geval al jaren plezier in.

De meeste auteurs komen uit eigen land. Sterker nog, eentje komt uit Den Bosch zelve: Hans Vlek. Van hem valt te lezen: 'Als ik sterf/dan liefst/zoals/Sarah Bernhardt. Theatraal/groots, ontroerend. En dan/weer opstaan/voor de bloemen'. Mijn moeder was een fan van Sarah Bernhardt.

Op de fiets door de Clarastraat kijk ik graag naar de woorden van Chr. J. van Geel: 'De stilte is een brug op vleugels. Niet dat een vogel vliegt verbaast, maar dat hij het geruisloos doet'. Dat zet aan tot denken. Ik geloof niet dat alle vogels zonder lawaai vliegen. Als boven mijn tuin een vlucht ganzen overkomt, hoor ik duidelijk de wiekslagen. Maar de dichter laat vogels 'geruisloos' door de lucht gaan. En de poëet heeft altijd gelijk.

In dezelfde Clarastraat blijf ik vrijdag 28 oktober even stilstaan bij een gedicht van Hans Andreus. Niet op een muur dit keer: op twee ruiten. En kennelijk aangebracht op particulier initiatief. De volledige tekst luidt: 'Je bent zo mooi anders dan ik natuurlijk niet meer of minder maar zo mooi anders ik zou je nooit anders dan anders willen.' Op het internet circuleren verschillende weergaves. Niet van het aantal woorden, wel van hun groepering. Laat de fantasie werken. Is het 'Je bent zo mooi/anders dan ik' of 'Je bent zo mooi anders dan ik'? Wie het weet mag het zeggen. Of laat ook maar, wat mij betreft: het is mooi zo.

Over de 19 gevelgedichten: http://www.cubra.nl/specialebijdragen/janbruens/poezieopstraat.htm

donderdag 27 oktober 2011

Bossche tijdscapsule

Vandaag ga ik weer opstap met de dame die graag stadsgids wil worden in 's-Hertogenbosch. Ze komt uit een latijns land met een pre- en postcolumbiaanse periode. De afstand tot de West-Europese (cultuur)geschiedenis is groot. Dingen die voor bijvoorbeeld latijnen uit ons werelddeel heel gemakkelijk te vertalen zijn, blijken bij haar niet vanzelfsprekend. Wat ik me tot doel gesteld heb, is een inleiding in de Bossche geschiedenis. Hopelijk verschijnt ze bij de verwezenlijking van haar droom iets kansrijker aan de start. Tegelijkertijd schaaf ik haar verworvenheid van de Nederlandse taal wat bij. Ik geniet van de wekelijkse rondleiding.

Het is herfstvakantie en haar dochtertjes gaan mee. Sterker nog: ze stáán erop om mee te gaan. Zeker de kleinste van zes. In verbaas me over hun enthousiasme. Vorige week ben ik begonnen om de wereld waarin Jheronimus Bosch geleefd moet hebben, enigszins zichtbaar te maken in de binnenstad. Een deel daarvan is nog te vinden achter bijvoorbeeld 19de-eeuwse gevels van oude huizen. De eigenaars van één van die panden laten mij op vrijdagmorgen met de drie dames door hun grote woning aan de Hinthamerstraat ronddarren.

Van het zogenaamde 16de-eeuwse 'Bossche woonhuis' is door onderzoek veel bekend. Kenmerkend zijn de twee-eenheid van een achter- en voorhuis. Aan de straatzijde is voor passanten en klanten de nering niet te ontgaan: de ambachts- en handelslieden werken 'als in een etalage'. Voor wie het niet direct duidelijk is, zijn er zogenaamde 'uithangstekens'. De bevoorrading van al die neringdoenden verloopt via de Dieze, het riviertje dat achter de woningen stroomt. Met kleine bootjes worden de werkplaatsen en andere activiteitscentra van allerlei waar voorzien. Kelder en hooggelegen vooraadkamers spelen hierbij een rol. Tussen deze opslagplaatsen wordt er ook nog gewoond.

In het huis dat wij vieren bezoeken is - ondanks alle verbouwingen in de loop van tijd - nog veel van de oorspronkelijke constructie te zien. Ook nu vindt in het 'voorhuis' een dienstverlenende activiteit plaats. Door deze werkruimte gaan we via een opstapje naar het 'achterhuis'. De aanpalende tuin in smal en diep, in de richting van het water. Er is ook een kelder. Het volgende uur lopen we naar boven en bewonderen ruimte na ruimte. Prachtig om de reacties van de kinderen te horen bij het zien van dit alles. De drie dames nemen plaats in de inloopkast die vroeger diende als bedstee. Ze stellen zich voor wat het betekent om - zoals eeuwen geleden - zittend te slapen (zie foto).

Via de Casinotuin gaan we naar de stadsmuur. We hebben mazzel en kunnen het Bastionder bezoeken, een tijdscapsule waar een échte stadsgids uitleg geeft over het king-sizekanon 'Stuer Ghewalt' dat nog geen kogel weggeschoten kreeg, de resten van een oud rondeel en de film die we daarna zien. Een fijne dag. Als ik buiten voor haar appartement een dame op leeftijd in de zon zie zitten, schiet het woord me weer te binnen voor zo'n dag als vandaag: 'ouwewijvenzomer'; een cadeautje van de weergoden.

Waalbandijk en zilverreigers

Ietsjes meer dan 8 graden en nog net geen zichtbare zon. Om 09.30 uur vertrekken we bij Zaltbommel met een ploeg van tien personen voor een skatetocht over de Waalbandijk richting Brakel. De wind komt van schuinachter. Dezelfde dijk is kilometers meer naar het oosten afgesloten voor motorverkeer. Hier niet en kennelijk lijkt niet iedereen daar content mee. De meiden (zeven stuks) willen op de foto bij het 'irritatiebord'. Wij komen geen enkele 'biker' tegen. Ik kan me voorstellen dat je als dijkhuisbewoner ze in het weekend spuugzat wordt.

Veel natuur. Althans rechts van ons, aan de Waalzijde. Bij Gameren voer tot 1970 een pontje naar Haaften. De voormalige veerslop krijgt nu volgens het bord een 'herprofilering'. Hier en daar is Rijkswaterstaat wat land aan het weggraven of ophogen. We zien hoe 'verse aarde' vanuit een boot aangevoerd wordt. Vervuild slib gaat mee terug. De bedoeling is dat ook bij een lage rivierstand geen water achterblijft in geïsoleerde kommen. Beter voor de visstand.

Links van ons zie we kassen. Het landschap is niet veel verschillend van wat iets oostelijker ook een vaste skatestek is: Rossum - Wamel. In dat gedeelte barst het van de fruitbomen. Nu zien we grote vrachtwagens klaar staan die kennelijk vol bloemen de weg op moeten.

Een kaal stuk volgt tot Nieuwaal. Overal bevinden zich uitstalkasten met daarin sierappels, peren, noten, eigengemaakte jam. We kijken en besluiten om de aankopen uit te stellen tot de terugweg. We passeren Zuilichem en stoppen bij Brakel. De zon heeft een melkwitte kleur aangenomen als we weer richting Zaltbommel gaan. Nu merkt een aantal waardoor de heenweg zo gemakkelijk verlopen is: we krijgen letterlijk 'de wind van voren'.

Het skatersveld valt uiteen; in plukjes gaan we verder. Mijn vrouw wijst me op een verzameling grote witte steltlopers bij een wiel dicht bij de rivier. Even wens ik dat het flamingo's zijn. Niet dus: zilverreigers. Erg mooi. Iets verderop kopen we twee zakken walnoten. Het geld, één euro, moet in de brievenbus. Bij Gameren verzamelt de groep zich voor de koffie/thee in een eetcafé. Een Deense dog staat als een kalf in de kroeg. Na de pauze is het nog een klein stukje naar de auto. Als we daar aankomen, schijnt de zon voluit. Een prachtige dag 'tussen het verlangen van de zomer en de kou van de winter', zoals de boektitel luidt.

dinsdag 25 oktober 2011

Antwerpen (4); latijnen

Latijns-Europa ligt niet zo ver weg: van hier nog geen 30 kilometer. Wij maar denken dat we dan nog pas in België zijn, of liever in het Vlaamse gedeelte van Brabant waar onze brabobroeders wonen. Familie dus, zo goed als. En die latijnen zitten pas en stuk zuidelijker. Mooi niet dus. Het feit dat Nederlands aan weerszijden van de grens de voertaal is, betekent niks.

Het voormalige hertogdom Brabant raakte in 1648 officieel verdeeld in een Hollands en een Spaans stuk. De Spaanse Habsburgers werden in 1715 opgevolgd door de Oostenrijkse tak, en toen kwamen in 1795 de Fransen. Die lijfden ook Nederland in. Vervolgens was er nog een herenigd Brabant van 1815 tot (weer officieel) 1839. Nu blijkt het Belgische Brabant uiteengevallen in de provicie Antwerpen, Vlaams- en Waals-Brabant en een anomalie: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Alleen dit al lijkt op een latijns compromis.

Ook bij dit bezoek aan Antwerpen vallen mij de gevolgen van die eeuwenlange scheiding duidelijk op. Om te beginnen in het taalgebruik. Zo wordt vlak bij ons hotel een 'gemeubelde studio' aangeboden en is iets verderop blijkt een restaurant op zoek naar een 'medewerkster met noties van keuken en zaal'. Elders is een parkeergarage 'voorbehouden aan de clienteel tijdens hun boodschap'. Daar kan je om lachen. Beter lijkt het me dit soort formuleringen te zien als de bevestiging dat de eigen geschiedenis van onze familieleden voor een eigen realiteit heeft gezorgd.

Een realiteit die meer betekent dan een zuidelijke taalvariant. Onze mensen daar zijn latijnen. Ze lijken meer op Italianen dan op ons. Ze hebben meer weg van mijn échte familieleden in de laars van Europa dan met de gemiddelde Bosschenaar, ook al zeggen we allemaal 'gij' en 'boekske'. Ook tijdens deze oktoberdagen zie ik hoe de Sinjoren rond lunchtijd in groten getale bezit nemen van de eetgelegenheden. Geen bruime boterham met kaas uit een zakje of trommeltje. Ze eten niet alleen beter, ook leven ze meer buitenshuis. Mijn voormalige Antwerpse zwager zei: 'Wij ontmoeten onze vrienden op café'. Opvallend groot vind ik de aandacht voor kunst, cultuur, kapper en kleding. En dan die opvallende ongeordendheid van het landschap. Plus het ogenschijnlijke afwezigheid van een 'welstandscommissie' bij het goedkeuren van bouwplannen voor appartementsgebouwen en particuliere huizen. Het ontbreken van een nationale regering. Kortom: latijnen.

zondag 23 oktober 2011

Het Bossche Broek (4); Broek- en Donkroute

We hebben de Broek- en Donkroute vaker gelopen. Als we vlak bij huis met het pontje de Dommel oversteken, zien we al direct bij de eerste draai naar rechts wat nieuwe zaken 'op ons pad': keien. Ze blijken voorzien van een tekst. De eerste lijkt voor een zonnige dag als deze 23ste oktober geschreven: 'Nog warmt een najaarsdag/vergankelijke gloed over het broek/ganzen klanken melancholie tot melodie/langs lage wiekslag wuiven oevers/glanzend goudgesneden riet.' Gisterenmiddag liepen we iets meer naar het zuiden langs het Bossche Broek over de Dommeldijk; toen zagen we die ganzen en later ook nog reeën. Vandaag hebben deze dieren rustdag.

Verderop passeren we Oud-Herlaar. In de boerderij aan het water woont een familie met dezelfde achternaam als die van mij. De verste hoek van het land blijkt beplant met viooltjes. Er staat ook een miniem bordje. Dat verwijst naar het overlijden van Cor van den Berselaar, op de dag af bijna een jaar geleden. Het onderschrift valt van deze afstand niet te lezen. Is zijn as hier verstrooid? Ik herinner me de enige keer dat ik Cor sprak. Hij was voor de boerderij koeien aan het 'overschoren' (overbrengen van de ene weide naar de andere). Mijn opa had ons vaak verteld dat de bewoners van Oud-Herlaar 'in de permetaosie' zaten (parentage: familie). Cor zei na mijn verhaal over onze vermoede bloedband: 'Wij hebben geen familie in Den Bosch'. Alle Berselaars - hoe dan ook gespeld - stammen van dezelfde Gemondse oervader. Mensen in de buurtdorpen heb ik vaak horen zeggen: 'Den Bosch? De wind die d'r vandaan komt, deugt nog niet'.

Ook vlak bij huize 'Haanwijk' blijkt iets toegevoegd aan het landschap: een stokkapelletje. Ik zag het onlangs en als we wat gebruiken op de binnenplaats van de buitenplaats, vraag ik naar de herkomst van dit Mariahoekske. Niemand lijkt het te weten. Duidelijk is dat het niet geplaatst is door de hoofdbewoners van het landgoedelijke onderkomen. De familie is al generaties niet religieus. Iemand vermoedt de verbindtenis 'met geldelijk gewin'. Er is inderdaad een offerblokje aangebracht bij het kapelleke.

Een paar honderd meter later bevindt zich aan een 'bocht in de rivier' (hier denk ik altijd aan het gelijknamige boek van V.S. Naipaul) Halder. Ook hier blijkt het verleden - in dit geval de Romeinse periode - geleid te hebben tot een cultuurhistorische verwijzing. Dit keer gaat het om de 'Romeinen fietsroute Hercules Magusanus'. Als de veranderingen in dit tempo doorgaan, kunnen we onze oude routebeschrijving wel weggooien.

Dat bljkt niet nodig. Als we 21 km en vijf uur later weer bij het pontje staan, hebben we de rest van de mooie route in bijna ongewijzigde orde aangetroffen. Het gedeelte langs de Essche Stroom, Landgoed Zegewerp, Ruimel (waar veel achternaamgenoten wonen), Dooibroek, De Pettelaar. Een wandeldag met een gouden randje en thuis wacht ons 'jamón serrano'. Plus een fles gekoelde sauvignon blanc. Het leven is goed op het Brabantse land. Nou ja, dat willen wij brabo's graag uitstralen.

vrijdag 21 oktober 2011

Antwerpen (3); het MAS

Twee jaar geleden waren de contouren van het Antwerpse MAS (Museum Aan de Stroom) voor ons al duidelijk zichtbaar. Als strategische locatie voor dit gezichtsbepalende werk had het stadsbestuur na eeuwen van voorbereiding 't Eilandje' gekozen. Twintig jaar terug nog een gribus; die verlopen indruk is nu verdwenen.

't Eilandje werd in de zestiende eeuw onderdeel van de haven. Antwerpen was toen hét handelsknooppunt voor dit deel van Europa. De knak kwam ik 1585 met de afsluiting van de Schelde. Nederland 'dankt' er nu Zeeuws-Vlaanderen aan. De latere dokken van 't Eilandje vormen vandaag de kern van dit grotendeels gerenoveerde gebied.

Op 12 oktober zijn we te laat voor een bezoek aan de collectie. Wel is het na 17.00 uur mogelijk om (gratis en wel) via evenzovele roltrappen de tiende verdieping te bereiken. Elke trap brengt je een etage hoger én zorgt tegelijkertijd voor een kanteling van het perspectief. Omdat steeds de 'opstapplaats' wisselt, kom je elke keer uit bij een andere invalshoek. Vertrek je op west, dan sta je een etage hoger voor een raam dat uitzicht biedt op noord. En zo draai je in zekere zin 'rondjes'. Ik moet op een gegeven moment denken aan het beklimmen van de Toren van Pisa waarin toentertijd het permamente draaien in combinatie met een aanslag op mijn evenwichtsgevoel zorgde voor een desoriënterend effect.

Seeds opnieuw is het uitzicht magnifiek. Wat hier in elk geval mijn desoriëntatie bevordert, is de aanwezigheid van golfglazen wanden. Ook zonder drank op, ga ik dingen dubbel zien door deze fraai ogende 'bril'. Staan er ineens twee, ja zelfs drie 'Boerentorens'. De aanwezigheid van één zo'n geval aan de rand van het historische centrum is al een vloek, twee of drie is helemaal te gortig. De kathedraal krijgt nu eindelijk twee voldragen torens. Het afschuwelijk ogende politiebureau 'Den Oudaan' zie ik ook in duplo. Het is een fraai spel met mijn fantasie dat door deze ramen mogelijk blijkt.

Op tien is een platform. Teksten roepen op tot het 'netjes houden van uw panorama' en het gebruik van de 'vuilbakken a.u.b.'. Antwerpen is in 360° te bezien; we lopen een paar keer rond en gaan dan weer naar beneden. Het is vandaar niet ver lopen naar restaurant Las Mañas aan de Ankerrui. November gaan we terug om de vaste collectie en de speciale tentoonstelling van het MAS te bezichtigen. Maar nu eerst Spaans eten bij neonverlichting.

woensdag 19 oktober 2011

Aangeaarde Bossche stadsmuur

Als het kleine Den Bosch uit zijn eerste muur barst, begint in de 14de eeuw de bouw van de tweede editie. De omvang van de stad neemt gelijk toe van negen naar meer dan 100 ha. Het strategische werk telt aan de binnenkant poeren ter fundering, grondbogen, kolommen, trapjes en een weergang. Natuurlijk zijn er ook schietgaten voor het gevecht met pijl en boog.

Dan wordt het kanon uitgevonden. Met dat wapen schiet de vijand dwars door 'onze' muur heen. Om dat effect af te remmen, brengen de Bosschenaren vanaf het eerste kwart 16de eeuw aarde aan achter de stenen verdediging. Die grond kwam ter beschikking door het uitdiepen van Dieze en grachten.

Wanneer je nu langs de stadmuur loopt, ligt dat pad dus meters hoger dan oorspronkelijk. Dit is heel goed zichtbaar als je bijvoorbeeld vanaf de Parklaan richting Kuipertjeswal kijkt. Onder die aangebrachte wal gaat dus vanalles verborgen. Elementen van de oorspronkelijke constructie en resten van huizen die eerder tegen de muren aangebouwd stonden.

Het is niet voor iedereen even eenvoudig om zich ter plekke de oude situatie voor de geest te halen. Bij de herstelwerkzaamheden aan de Westwal - St.-Janssingel is bij het bastion St.-Marie een aanzet gegeven. De bouwplaat lijkt historiserend; het visuele effect is er niet minder om. Achter de nieuwe oude muur is de looproute (rechts op de foto) een paar meter naar beneden gebracht. Een vleugje 'net echt'. Ik heb er nog geen kinderen met pijl en boog zien lopen; wie weet.

maandag 17 oktober 2011

St.-Janspoort: een blik waardig?

Soms wordt de historie van onze stad zomaar zichtbaar. Zaterdagmiddag jl. lopen wij langs de (tweede) Bossche stadsmuur en vertel ik mijn wandelgenote het verhaal van dit verdedigingswerk. Bij de St.-Jansstraat staan we stil bij het hek rond een recente opgraving. De reconstructie van de vestingwerken aan de Westwal en de St-Janssingel loopt al jaren. Ik vind de resultaten een verrijking van het historische centrum. Op de plek waar we nu door het gaas naar archeologische resten van een bolwerk staan te kijken, lag een van de oude toegangspoorten tot de stad. Hier moet een informatiecentrum komen. Er is op dit punt al eerder opgegraven. Onlangs zijn bij vervolgwerkzaamheden nog meer gegevens over het verleden bekend geworden.

Als in 1874 de status van Den Bosch als vestingstad bij wet verdwijnt, sneuvelen al snel onderdelen van de verdedigingslinie. In meer steden die eerder als militair steunpunt onmisbaar waren, gebeurt dit. In Nijmegen bijvoorbeeld blijft nauwelijks iets over van de strategische werken. In Brabants hoofdstad worden de muren langs de grachten grotendeels gespaard; bij afbraak zou de stad onder water lopen. De eigenlijke St.-Janspoort verdwijnt bij het kanaliseren van de Dommel. De bebouwing daarachter wordt met zand decennia lang aan het oog onttrokken. Dat gedeelte is nu weer zichtbaar. Op twee plekken zijn ook de straatstenen weer te zien. 'Die komen hier niet vandaan', zegt de dame naast me. Dat kan wel kloppen, want waar vind je in Nederland nu dit soort keien? Zeker niet in de rivieren zoals in dat het geval is in haar geboorteland. Dat moet ik nog eens uitzoeken.

Op dat moment vraag ik me af hoe dat informatiecentrum eruit komt te zien. De huidige gang van zaken rond een middeleeuwse waterput op de Markt maakt me wat terughoudend. Aan de ontwerpers van dat nieuwe gebouw aan de St.-Janssingel zal het niet liggen: die hebben tot nog toe klasse getoond. Eerder twijfel ik aan de werking van het denkraam bij onze bestuurders en vooral bij dat van onze raadsleden. De huidige gang van zaken rond die put - wel/geen puthuis, wel/geen glasplaat - laat zien tot welk gemillimeter een prijswinnende stad in staat is. Voor wie niet op de hoogte is: de huidige glasplaat boven de put is volledig bekrast geraakt. Er valt niks meer door te zien. De vraag is wat het kost om het geheel, de helft of zelfs een kwart te herstellen. Waarover gaat dit?

Toch droom ik over dat informatiecentrum. En denk ik aan een oplossing zoals onder de vuurtoren bij La Coruña, of het 'Casa del Obispo' in Cádiz, de Romeinse weg in Mérida, de kelders en het badhuis van het 'Casa-Museo Árabe Yusuf al Burch' in Cáceres. Daar is de oude meuk fantastisch opgenomen in de bebouwing. Als Spaanse inspiratiebron ver weg? Ja hoor, maar met googelen blijven de ontwerpers aan de goede kant van hun budget.

Om een zetje in de goede richting te geven, hierbij een link naar de opgravingen bij de Toren van Hercules in La Coruña. Even doorklikken naar 'La conservación'. Een paar maanden geleden kwamen wij als bezoekers binnen bij de Romeinse fundamenten van de toren. Indrukwekkend. Zo zou ook de entree van het Bossche informatiecentrum kun lopen langs de oude weg naar de stad. Ik ben zeer benieuwd naar de uitkomst.

http://www.elpater.com/webtorre/Textomanito.PDF

zondag 16 oktober 2011

Antwerpen (2); estaminet

Dat het in Antwerpen stikt van de kroegen verbaast niemand. Ze hebben de meest fantasierijke namen. Een daarvan is het 'Oud Arsenaal', met als onderschrift 'sinds 1924' en 'volks estaminet'.

De eerste verklaring van het woord 'estaminet' hoorde ik meer dan 25 jaar geleden. 'Aangezien we hier in de Sinjorenstad zijn', zei de Antwerpenaar (wijlen)Paul Beliën, 'Kun je hier overal herinneringen vinden aan de Spaanse tijd. Die Spanjolen gingen niet alleen op zoek naar drank, maar ook naar vrouwen. Esta minettas? vroegen ze dan aan de kroegbaas, Zijn d'r ook mokkeltjes?' Een mooi verhaal. Vaak vormt dit soort anekdotes niet de verklaring. Een andere Spaanse vondst is 'Esta un minuto', verwijzend naar de plek waar je snel een glaasje achterover slaat en verder gaat. Zo bezoeken mediterranen graag een bar: kopje koffie, huppekee op en weg.

D'r bestaat ook een theorie die estaminet verbindt met het Nederlandse 'stam'. De bezoekers zouden als het ware tot één familie behoren, tot één stam. En daarbij zou de waard bij binnenkomst zijn klanten ook nog toegeroepen hebben 'Sta meneer'. Zoiets als 'neem even pauze'. Een dergelijke gedachte moet ook leven bij uitbaters die hun etablissement 'Rust u even' of 'Even rust' noemen.

Het woord moet in het midden van de 18de eeuw populair geworden zijn. Het duidde een plek aan waar gedronken en gerookt kon worden. Mogelijk werden in dit soort gelegenheden ook wat levensmiddelen verkocht. De meest gevolgde theorie is dat estaminet van Waalse oorsprong zou zijn. Een Frans woord dus dat verwijst naar 'staminé', een door palen geschraagde ruimte. Een woordkaart laat zien dat estaminet met name nu gebruikt wordt in noord-oost Frankrijk, Wallonië en Vlaanderen. Het gaat daarbij om wat traditionele uitspanningen die een oude sfeer uitademen. Het verschijnsel is zelf in Frankrijk tot cultureel erfgoed verklaard.

Het Oud Arsenaal haalde dit voorjaar de Vlaamse kranten. De eigenaar wilde het café sluiten vanwege het rookverbod. Toen ik er vorige week langs kwam, was de tent druk beklant. Of er gerookt werd, heb ik niet kunnen constateren. De volgende keer toch maar eens aan de toog gaan staan. Het 'volks estaminet' is te vinden zo'n beetje tegenover het Rubenshuis, richting schouwburg.

vrijdag 14 oktober 2011

Antwerpen (1); in de rui

Antwerpen heeft acht kilometer bewandelbaar riool. Daarvan is 1.400 m met een gids te bezoeken. Als er één manier om de wording van deze metropool te leren kennen, dan is het wel in de spelonken van deze stad.

Het begin van Antwerpen ligt aan de Schelde. Er komen ook huizen te staan aan een vliet die uitkomt in de rivier. Als de bewoners na de Vikingen in rustiger vaarwater geraken, is er ruimte voor groei. Voor het vervoer, de nijverheid en de verdediging, worden waterlopen gegraven: ruien.

In de loop van de tijd vervuilt dat stadse stelsel van kanaaltjes. Afval van arbeid en spijsvertering zorgt voor een toenemende stankoverlast. Overkluizing van het (inmiddels) riool moet ziekte en een niet te harden geur indammen. In de 19de eeuw is de zooi echt aan oog en neus onttrokken.

Al zie je de vuiligheid niet meer, ze is er nog wel. Reden voor het stadsbestuur om (nog) meer werk te maken van het rioolbeheer. Die inspanning is nu zo ver gevorderd (met zuiveringsinstallaties en al), dat een wandeling tot de toeristische mogelijkheden behoort.

Als wij donderdag jl. ondergronds gaan, is dat voor mij de tweede 'ruientocht'. De gids vertelt het verhaal over het ontstaan van dit labyrint. En daarmee de genesis van de Sinjorenstad. Er zijn nogal wat anekdotes die met smaak gebracht worden. In vergelijking met twee jaar geleden blijken de ratten bijna verdwenen te zijn.

Een kleine drie uur lang 'doorlopen' we de zo'n veertien eeuwen historie. 'Antwerpen in de rui', als ik dat zo mag zeggen: een bijzondere wandeling. Oppassen voor uitsteeksels, een soms onzichtbare goot en ongelijke glibberige kasseien. Het ruikt naar but. Het gebruik van laarzen, knijpkat en overall is bij de prijs inbegrepen. (Ongeschikt voor lieden met 'spinnenvrees'.)

zondag 9 oktober 2011

Maastricht (2); een Brabants Gouvernement

In de periode van 1204 - 1794 kent Maastricht een regime van 'tweeherigheid'. De hertog van Brabant en de prins-bisschop van Luik bezitten er eeuwenlang de gezamenlijke zeggenschap. Als de Brabantse baas deze uithoek van zijn machtsgebied bezoekt, moet hij een eigen dak boven zijn hoofd hebben. En dat is het Brabants Gouvernement aan Maastrichts centrale plein.

Dat onderkomen aan het Vrijthof was ooit het huis van een kanunnik. Dit typische dicteewoord is de titel voor een katholieke geestelijke die wat in de melk te brokkelen had of heeft binnen de kerk. Hier ging het om een dienaar van de de St.-Servaas, het godshuis dat op een boogscheut afstand staat. In die tijd werden deze lieden goed 'uitgezakt' door thuis en bepaald schameltjes zaten ze d'r niet bij.

Die kannuninkenwoning wordt in de loop der tijd dus een pied-à-terre voor de Brabantse hertog en derhalve gaat dit huis 'Brabants Gouvernement' heten. Als Karel V de de rechtsopvolger wordt binnen de Brabantse lijn, wordt de nieuwe naam 'Spaans Gouvernement'. Tenslotte is Karel V ook de ko-ho-ho-ho-ning va-han Hispanje. En zeg nou zelf: die verwijzing naar Spanje klinkt toch ook prachtig.

Hoe dan ook, het 'gouvernement' kent een gevarieerde geschiedenis. Uiteindelijk wordt het een museum en als we er op 9 oktober langs lopen, staat het in de steigers. Ik mag aannemen dat deze make-over een geweldig resultaat gaat opleveren voor dit 'Brabantse' monument in de huidige hofdstad van Limburg.

Voor dit gebouw: http://nl.wikipedia.org/wiki/Spaans_Gouvernement

donderdag 6 oktober 2011

Maastricht (1); 'n bietje Brabants

Wat bij mij al lang op het 'te doen'-stapeltje ligt, is de 'Brabantse periode' van Maastricht. Dus ga ik met wat literatuur op pad. Limburgs hoofdstad kijkt terug op een gelijktijdig regime van zowel de hertog van Brabant als de prins-bisschop van Luik. Een situatie die zes eeuwen bestaat. Die 'tweeherigheid' duurt van 1204 tot 1794. Na de inname door Frederik Hendrik in 1632, wordt de Brabantse zeggenschap overgenomen door de Staten-Generaal der Zeven Verenigde Nederlanden. Daarin had Staats-(Noord-)Brabant als generaliteitsland overigens geen stem.

Als ik te voet vanuit Wyck de Maasbrug oversteek, weet ik inmiddels dat links van mij de rivier Luiks was. Rechts, dus de noordelijke zijde, behoorde tot Brabant. Het stadscentrum was deels Brabants, Luiks of 'neutraal', terwijl de inwoners afhankelijk van hun 'komaf' Brabants of Luiks waren. Bij de bepaling van die 'status' speelde ook de herkomst van de moeder een rol. In de tweede helft van de 17de eeuw is driekwart van de inwoners Brabants. Voor bestuur en rechtspraak was er een regeling die de twee heren diende: twee burgemeesters, twee hoogschouten, twee secretarissen en noem maar op. Voor zwaardere delicten sprak Luik op woensdag recht en Brabant op vrijdag. Als ik de commentaren lees, heerste er een aangename vorm van schizofrenie waarbij de stad garen spon.

Ik loop naar de Markt. Even kijken of het op nr. 75 bij Frituur Reitz weer met de benen buiten hangt. Ik heb d'r voor zover ik me herinner één keer in de rij gestaan. Grote puntzakken friet. Het heeft nog steeds een naam, zo te zien. Ondanks de Pavlov-reflex wend ik de blik naar het stadhuis dat (voor het grootste gedeelte) in de periode 1659-1664 gebouwd werd. Het staat symbool voor de tweeherigheid. Toentertijd heeft architect Pieter Post met zijn symmetrisch ontwerp voor beide machtshebbers evenveel kubieke meters op papier gezet. De gang naar het bordes telt twee trappen. Hierdoor konden - bij een gelijktijdige aankomst - beide 'vorsten' niet voor de vraag gesteld konden worden, wie wie voor zou moeten laten gaan.

Zowat een jaar geleden is de Bosschenaar Onno Hoes aangetreden als burgemeester van Maastricht. Hij zal vooral in het (nieuwe) gemeentehuis aan het Mosae Forum te vinden zijn. Ik ben benieuwd in hoeverre hij inmiddels al een echte 'sjeng' is én welke trap hij als geboren brabo kiest op de momenten dat hij bij (oude) stadhuis moet zijn.

Over het 'dubbelregime': http://nl.wikipedia.org/wiki/Tweeherigheid_van_Maastricht

dinsdag 4 oktober 2011

Madrileens curiosum (4); Museo Lázaro Galdiano

Filips II laat in 1593 het drieluik 'De Tuin der Lusten' ophangen in zijn slaapkamer. De Spaanse vorst staat bekend als een streng, sober en diep religieus mens. Of hij met die bril op naar het schilderij kijkt, is onbekend. Dit beroemde werk van Jheronimus Bosch zal lange tijd in het Escorial blijven tot het in 1936 verhuist naar Madrid. Daar wordt het onderdeel van de collectie in het Prado. Tegen die tijd is er al een begin gemaakt met inmiddels omvangrijke collectie boeken die de meest uiteenlopende interpretaties bevatten van de triptiek. De maker zou geobsedeerd zijn geweest door religie, seksualiteit of angst. D'r is ook iemand die denkt dat Jheronimus tot zijn bizarre verbeeldingen kwam onder invloed van een 'moederekorenvergiftiging'. Deze 'kriebelziekte' - ook bekend als ergotisme en St.-Antoniusvuur - leidt namelijk tot hallicunaties. Bedenk het maar.

Het Prado is niet de enige Madrileense kunsttempel met werk van de Bossche meester. Het Museo Lázaro Galdiano telt onder zijn ruim 750 doeken één schilderij van Bosch: 'Johannes de Doper in wildernis'. Ooit zou dit in de Bossche St.-Jan onderdeel geweest zijn van een Lieve-Vrouwe-Broederschapsretabel.

Op de warme dag dat wij het museum bezoeken, vormt de aanwezigheid van Bosch' paneel de aanleiding. Al snel raken we onder de indruk van de totale tentoongestelde rijkdom. Het is alsof ik als een kind in een snoepwinkel rondloop. Vol bewondering sta ik voor 'Anna van Oostenrijk' van Alonso Sánchez Coello en ik ga nog een keer extra kijken naar 'Schilderij van een dame', toegeschreven aan Rodrigo de Villandrando. Potsierlijk gekleed vind ik van Juan Carreño de Miranda zijn 'Doña Inés de Zúñiga, Condesa de Monterrey'. Heidens mooi is 'El Aquelarre' met zijn duivelse geit van Francisco de Goya y Lucientes. Maar het meest raakt me de schoonheid op de 'Afbeelding van een meisje' van Valeriano Domínguez Bécquer. Een werk om nooit meer te vergeten. Ik herinner me dat de maker een nazaat is van een Antwerpse schilder De Bekker, die in Spanjes Gouden Eeuw naar Sevilla verhuisde.

José Lázaro Galdiano (1862-1947) is behalve uitgever ook een verwoed verzamelaar van kunst. Tijdens de Spaanse Burgeroorlog verblijft hij in Parijs en New York en uiteindelijk keert hij naar Madrid terug om te sterven. Na zijn dood schenkt hij zijn collectie van 13.000 objecten, 20.000 boeken inclusief zijn stadspaleis aan de staat. Dit gebeurt officieel op 22 december 1947, de dag na mijn geboorte. Grappig. Wat hij bij leven bijeenkoopt, kan sinds januari 1951 in zijn voormalige 'kantoor' aan de Calle Serrano 122 bezichtigd worden. Ook hier geldt: reis per metro. Uitstappen bij Núñez de Balboa of Avenida de América.

Voor de schilderijencollectie: http://www.flg.es/bus_listado.asp

De verborgen stadsmuur van Den Bosch

Op z'n minst curieus is de aanwezigheid van de eerste Bossche stadsmuur. Misschien is het de oudste omwalling van het huidige Nederland. Niet dat dit bouwwerk nou direct zichbaar is, want het is weg dan wel opgenomen in de huidige bebouwing. Wie wat speurt, kan het tracé nalopen aan de hand van aanwijzingen.

Na de stichting van de stad door de hertog van Brabant aan het einde van de 12de eeuw, neemt het aantal huizen rond de huidige Markt snel toe. Het 'Hollandse' Heusden kan dit niet zetten en verwoest de nederzetting tot twee keer toe. Dit soort bedreigingen leidt tussen 1200 en 1225 tot een stenen ommuring. Het verhaal wil dat andere Brabantse steden hulp bieden bij de aanleg. Hieraan herinneren de namen Brusselse, Antwerpse en Leuvense Poort.

We beginnen op vrijdagmiddag 7 oktober de wandeling bij die laatste. Je moet ervoor naar de hoek Hinthamerstraat - Korte Waterstraat. In het plaveisel tussen het café en de schoenenzaak is het grondplan van twee hoefijzervormige torens en de doorgang te herkennen. De rechtertoren is nog in de architectuur van de winkel terug te vinden, inclusief het ronde puntdakje. Binnen het hoekgedeelte zie je een (nieuwe) ronde stenen muur. In het linker winkelvlak is de oude muur goed zichtbaar. Ook in het Rozemarijnstraatje (kijk voor je afslaat even naar de gevelsteen met daarop een impressie van de poort) is de toren herkenbaar aanwezig.

Het smalle straatje leidt naar de Dieze, waar deze stadsstroom stopt bij een waterpoort. Ook per boot moest de kleine stad bereikbaar zijn. Tussen deze toegang en de tweede grote poort is het tracé bekend en in de donkere stenen band op het Burgemeester Loeffplein zie je een deel van het verloop. We proberen ons de rest van het noordelijke gedeelte voor te stellen en gaan via Achter de Tolbrug, de Barbaraplaats en het St.-Geertruikerkhof naar de Orthenstraat. Daar vinden we in het plaveisel de 'tekening' van de Brusselse Poort. Oversteken naar het Bokhovenstraatje en dan linksaf richting Visstraat. Daar is de donkere stenen band weer zichtbaar en vanaf de kapsalon is de versterking opgenomen in de bebouwing langs de Kruisstraat en de Snellestraat. In de loop van de jaren mocht ik met het Bosch Keldergenootschap een aantal onderaardse ruimtes bezoeken met duidelijk zichtbare muurfundamenten.

Bij de Schapenmarkt komen we bij de Antwerpse Poort (zie plaveisel), waarna de muur weer 'verdwijnt' in de bebouwing richting Hinthamerstraat. In feite functioneert de omwalling daar als 'binnenmuur'. Opnieuw geeft de donkere stenen band de loop aan in het plaveisel van respectievelijke Ridder- en Kolperstraat. Die markering lijkt in de Kerkstraat verdwenen.

Voor we die straatjes passeren, staan we stil bij de glazen pui van het bestuurscentrum, Achter het Stadhuis. Hier stond mijn geboortehuis. Toe het werd afgebroken, kwam het muurgedeelte tevoorschijn dat nu door de ruit te zien is. De deur staat open voor een bruidsgezelschap en we mogen even in de hal verder kijken. Al met al zijn we na een uur weer bij het beginpunt. Wie vroeger flink doorliep, kon naar schatting in een halfuur rond de eerste omwalling lopen.

De verborgen stadsmuur van den Bosch: een hoofdstuk apart in meer dan 800 jaar stadsgeschiedenis.

maandag 3 oktober 2011

Lust bij het spoor

Dat Tilburg zich 'Dansstad' noemt is heel voorstelbaar. Nergens klinkt dat woord welluidender dan daar: 'daansstaad'. Prachtig, deze vocale rekking. Ook de voorstelling Lust 4 waarmee vrijdag 30 september 'Oktober Dansmaand' van start gaat, is extra lang. Danshuis Station Zuid spreekt van een XXL-versie. Het tijdelijke theater - de 92 meter lange NS Koepelhal achter het spoor - lijkt er speciaal voor gebouwd.

Het evenement trekt door de hele ruimte. Het begint aan de voorkant met een mekkerende ballerina en het eindigt 150 minuten later aan de achterzijde met een meeslepend optreden van vier elastische dansers. In die tijd komt vanalles voorbij: opera, circus, theater en vooral natuurlijk moderne dans.

Ik zie dit spektakel op vrijdagavond en zondagmiddag. Een aantal onderdelen is me al bekend: ik zag ze in augustus tijdens Theaterfestival Boulevard in Den Bosch. Daar ook in een ex-fabriekshal, de Talent Factory. In de Tilburgse (voormalige) werkplaats van de NS werd aan treinen gesleuteld. Voor deze voorstelling een goed gekozen omgeving die circus is voor de acrobaten, een operagebouw voor de klassiek geschoolde zangers, een stukje Montmartre voor de kleindochters van Irma la Douce. Vooral is het een balzaal voor Lust 4, de veelluiken waarop de dansers vorm geven aan hun Tuin der Lusten.

Ik hoor van dichtbij hoe de choregrafen - geïnspireerd door Jheronimus Bosch - tot deze voorstelling van zaken kwamen. Hun denkraam kent een andere horizon dan de mijne en ik snap hun verhaal niet. Dat vormt absoluut geen enkele blokkade voor het plezier dat ik bij het zien van hun verbeelding heb.

Lust 4 in XXL-formaat is een perfecte afsluiting van deze zomer. Laat de winter maar komen. Tilburg staat voor die kou al in de startblokken met de stationsreclame 'We gaan weer schaatsen'. Bij een warme temperatuur van 27 graden Celcius lijkt dat nog ver weg. Tilburg: 'IJsdaansstaad'?

zaterdag 1 oktober 2011

Gent (4); lekkeren honger

Gent is een beetje opgepoetst. Mag best, niks op tegen. Het staat ook allemaal keurig vermeld in de boekjes. Bijvoorbeeld dat de Korenlei haar mooie aanzien te danken heeft aan de wereldtentoonstelling van 1913. Het Gravensteen in ook zo'n verhaal: dat was een bouwval geworden. Compleet 'verbellemond', zoals dat in mijn thuistaal heet, naar de barebiesjes dus. Uiteindelijk werd dat voormalige kasteel van de Vlaamse graven een fabriek. Nu is daar nauwelijks nog iets van te zien, hoewel de restauratie bij de keuken gestopt lijkt te zijn.

In zo'n stad willen wij graag de toerist uithangen. Dus naast de 'consumptie' van allerlei zaken met enig cultureel gewicht, eten we 'cuberdons' of Gentse neuzen. Snoepjes in de vorm van een hoedje met een stevige buiten- en een zachte binnenkant. Ze smaken naar framboos. Nieuwlichters hebben een een dropvariant bedacht en wij vinden die eigenlijk lekkerder. Bij de Korenlei bezoeken we een choclaterie, slaan een voorraad in en proeven Gentse chocoladejenever. Wat een stad.

De volgende dag maken we een boottocht, want supertoeristen doen dat ook. Ook al leuk, zeker bij dit mooie nazomerweer. De gids vertelt de 'fait divers', met voor mij één nieuw gegeven. Gent zou nog niet op de UNESCO-lijst van het Werelderfgoed staan vanwege de aanwezigheid in of aan het centrum van een walgelijke flat. Wij werpen een blik op dat gebouw en begrijpen dat die anomalie op termijn afgebroken zal worden.

Mijn reisgenote heeft twee smikkelwensen. En we; voor 'de lekkeren honger', zoals mijn moeder zei. Aan het eerste wens komen we zaterdag 24 september toe. Aan het eind van de middag kopen we Gentse wafels met chocolade. Het opeten ontaardt enigszins in een knoeipartij. 'Dèddelen' dus, opnieuw in mijn thuistaal. De servetjes bewijzen hun nut. En lekker ... Magnifiek zo'n hap. We zetten elkaar op de foto en het is geen gezicht.

De volgende dag gaan we aan het eind van de zonnige middag naar het Groot Vleeshuis. Links daarvan staat een soortement frietkot dat reclame maakt met 'Te bekomen escargots'. Ze staan d'r in de rij. Dus besluiten we om die zondag ter afsluiting een frietje te scoren. Aan de Korenlei, gezeten op de stenen rand aan de boorden van het water, eten we 'ons bakske' leeg. Heerlijk.

We lezen de aan de overzijde uitgehouwen eerste regels van Paul van Ostaijens 'Melopee': 'Onder de maan schuift de lange rivier - Over de lange rivier schuift moede de maan - Onder de maan op de lange rivier schuift de kano naar zee'. We nemen afscheid van Gent en gaan op weg naar huis. Gent, om nooit te vergeten.

Voor 'Gentse neuzen' zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Cuberdon