Als burgemeester
Roderick van de Mortel op 5 november 2012 een vanuit Den Bosch naar zijn
gemeente overgekomen restaurant (her)opent, laat hij er in zijn toespraak geen
misverstand over bestaan: Bosschenaren trekken al eeuwen naar Vught. Aangelokt
door het daar aanwezige groen en de frisse lucht. Kwaliteiten die te verkiezen
zijn boven de Diezegeur in een benauwde vestingstad.
De loop naar buurmans
gras blijft ook in de huidige eeuw onverminderd populair. Daarom vertaal ik in
mijn beschrijving van de Bossche grammatica ‘Wè zeet uwes?’ die diepe verkaswens
van veel stadsgenoten met een voornemen: gesteund door de ongetwijfeld vette opbrengst
van een gefingeerd ‘taalfoutenpotje’ wens ik in Vught te gaan bouwen. De keuze
voor juist deze aanpalende woonkern geschiedt niet lichtvaardig: Rosmalen is
aardig, St.-Michielsgestel lijkt wat hoger geklasseerd, Vught is de absolute
top. Bovendien zijn de overgang naar en inburgering in juist die plaats
bijzonder eenvoudig: ik weet er zoals veel Bossche Kneupen de weg en ken er
veel mensen. Al jaren. Al vanaf het St.-Janslyceum, de IJzeren Man, ’t Swijnshooft,
la Bastille, de dansles bij Wim Voeten en Jeanne Assmann. Zelf heb ik vanaf
mijn jonge jaren nauwelijks een gemeentegrens ervaren: de gemengde aanwezigheid
van Vughtse en Bossche jongelui op genoemde en andere plekken was (en is nog) alledaags
en vanzelfsprekend. Opgeteld heb ik evenveel Bossche als Vughtse mèskes naar
huis gebracht en gekust, om maar wat te noemen. Met mijn vrienden was dat niet
anders. Het schooluniform van de vriendinnen die ik opwachtte bij Regina Coeli
kan ik nog zó uittekenen.
Den Bosch en Vught
hebben een relatie die voor beide kanten profijtelijk werkt. Het ‘staatkundige’
membraan houdt weinig tegen. Een belangrijkere aanwijzing, of zo u wilt
‘bewijs’ voor de open grens tussen beide oorden ligt bij het dialect. In het
eerdergenoemde ‘Wè zeet uwes’ haal ik de bevindingen aan van prof. dr. Anton Weijnen
rond de dialectgrenzen in en rond onze stad. Uit zijn dissertatie blijkt dat naast
het Rosmalens, ook de dialecten van het aangrenzende Empel, Bokhoven en Vlijmen
van het Bosch verschillen. Mijn eigen onderzoek maakt duidelijk dat het Vughts
nauwelijks afwijkt van onze stadstaal. De ‘taalafstand’ wordt pas groter bij rafelranden:
in de Gement waar invloed optreedt vanuit het Vlijmens. Of aan de Essche kant.
‘Kom-Vughts’ echter, om maar een term te introduceren, en mijn eigen stadstaal
ontlopen elkaar niet veel. En zo’n overeenkomst bestaat alleen als uitkomst van
een eeuwenlange uitwisseling. Van acceptatie ook. Wellicht een wat eenzijdige
uitwisseling waarbij het Bosch de beïnvloedende bron is. Anders gezegd: een contact
dat het optreden van een ‘Bossche taalkundige expansie’ mogelijk maakte. Een
fenomeen dat - zoals Weijnen in een andere studie aantoont - richting Hintham
en Rosmalen niet plaatsvond.
Zoals Vught en Den Bosch
elkaar al jaren vanzelfsprekend aankijken, zo blikken Rombouts en Van de Mortel
op dit moment blijkens hun uitspraken in het Brabants Dagblad ieder een andere
kant op. De eerste naar het oosten, de tweede naar het zuiden. Ze staan met de
rug naar elkaar toe en ontkennen daarmee de aanwezigheid van een al langdurig
‘engagement’ tussen beide gemeentes dat het product is eeuwenlange
beïnvloeding. Rombouts gelonk richting Oss is een farce en Van de Mortels
geflikflooi met Boxtel en Haaren gaat tegen beter weten in. Dan toch maar
wachten tot over een paar jaar de Bossche burgemeesterszetel vacant komt? Die
stoel lijkt me geschapen voor Roderick. Door zijn ervaring aan beide zijden van
de huidige papieren stadsgrens, kan hij ongetwijfeld de sterke en zwakke
momenten die zich in elke langdurige relatie voordoen, met wijsheid tegemoet
treden. Met het rapport van de Commissie Huijbregts kan de sollicitatiecommissie
vast warm draaien.
Deze tekst verscheen als column in de Bossche Omroep van 14 juli 2013