dinsdag 29 oktober 2013

Barbaren

Nog druipend van het zeewater komen ze op het bankje naast me zitten: Angél en Ana María, mijn buren in El Médano. Elk morgen nemen ze rond 10.00 uur een duik, waarna ze met deze of gene wat kletsen en over het strand kijken terwijl ze opdrogen. Vandaag gaat zij al snel de steile weg op naar huis, want de zon blijft wat achter de schapenwolken verborgen. Ze is nog niet opgestapt, of het wordt blauw en warm.

‘Mijn vrouw is van hier; van Granadilla”. Bij nader inzien blijkt ze afkomstig van de hooggelegen wijk Cruz de Tea waar ik vorige week het ‘appelvrouwtje’ ontmoette. Ik verhaal de details; mijn buurman kent haar niet. Angél komt oorspronkelijk dan ook uit Santa Cruz de Tenerife. Af en toe spreekt hij Duits. “Vader had een drukkerij en ik moest me in Duitsland verder bekwamen. En met de nieuwste machine terug komen. Zelf had pa in Zwitserland op de ‘politécnico’ gezeten. Later deed hij er mijn moeder op, een Engelse”. Buurman is 76, een fractie ouder dan mijn jongste zus. Ik probeer me voor te stellen wat dat in die tijd betekend moet hebben, de afstand Tenerife - Zwitserland.

“In de ogen van die lui op het schiereiland zijn wij ‘godos’, barbaren”. Het woeste volk der Goten maakte in Spanje een eind aan het verzwakte Romeinse Rijk daar. De nieuwe heersers namen een aantal verworvenheden over van het overwonnen volk en vervolgens moesten zij zich een aantal eeuwen later te weer stellen tegen de oprukkende muzelmannen. ‘Godos’, rabauwen. Tweederangs.

“Veel ‘Canarios’ hebben een rol gespeeld bij de ontdekking van de Nieuwe Wereld. Dat is niet allemaal in de officiële boeken terecht gekomen. Sommige steden in Amerika zijn door mensen van hier gesticht. Vanwege die band kennen we veel invloeden uit de landen daar. De aardappel - afkomstig uit Peru - is via onze eilanden naar het vasteland van Spanje en Europa gegaan. Wij 'godos' gebruiken nog de oorspronkelijke naam van daar: ‘papa’. De anderen zeggen ‘patata’. ‘Patata’.Tjonge”. Hij trekt er zijn neus bij op.

“Ik ben een keer in Nederland geweest. Op zakenreis met de Duitse connecties van het werk. Na  het eten vroeg ik om de rekening. In het Duits wel te verstaan. Mijn zakenpartner zei dat het gebruik van deze taal bij jullie wat moeilijk lag. In mijn land heerste nog de tirannie van Franco en dan komt me een Spanjaard in het Duits om de rekening vragen. Dus ik legde de ober uit dat ik van de Canarische Eilanden kwam, in Duitsland was voor zaken en helaas geen Nederlands sprak. Dat van die Canarische Eilanden maakte alles goed en ik werd uitstekend begrepen en bediend. Misschien zijn we barbaren; ik vind het prima”.

Samen maken we de steile gang naar het appartementsgebouw om de hoek. “Over ‘papas’ gesproken: heb je het laatste nieuws over de Paus gelezen?” Dat heb ik vanmorgen inderdaad gezien. De kerkvorst, die in het Spaans ook met het woord ‘papa’ aangeduid wordt, heeft een Duitse bisschop van al zijn taken ontheven wegens ‘verspilling’. “Wat moet je in hemelsnaam met een bad van €15.000?”, vraagt Angél zich hardop af.

Op de derde verdieping nemen we afscheid. Zijn vrouw doet de deur al open: Angél moet voor het eten nog douchen. Ik stel die verfrissing uit tot na het poetsen en koffer pakken; morgen naar huis.


zondag 27 oktober 2013

Top El Teide

Het voornemen om tot de top van Spanjes hoogste berg te klimmen, ontstond in september 2008. Het moest tot vandaag 26 oktober 2013 duren voor de spits van El Teide bereikt werd. Natuurlijk had het véél eerder gekund.

Het is in mijn ogen een heel georganiseer om tot het poortje op 3.555 m te komen, waarachter het pad ligt dat naar het de piek op 3.718 m leidt. Om een lang verhaal kort te maken: huur een auto om in tijd niet van de enkele bus afhankelijk te zijn. Bestel weken, zo niet maanden tevoren via internet een pas voor die laatste 163 m. Dat ding kost niks en je kunt binnen een marge zelf de starttijd bepalen. Als je niet te voet omhoog wil gaan, koop dan een week voor dé datum een kaartje voor de kabelbaan. Die brengt je vanaf zo’n 2.000 m tot bij dat bewuste poortje naar sendero no 10. Dit ticket moet voor een bepaald uur opgehaald worden. Is het niet druk, dan heb je geen voorrang. Is er wel veel volk, zoals vandaag met een wachttijd van meer dan een uur, dan scheelt dat een hoop tijd en ergernis. Overigens duurt het dan nog een uurtje voor je in de gondel kunt stappen.

Eenmaal bij dat poortje, is al dat geplan en georganiseer vooraf om hier te komen, van geen enkele betekenis meer. Eigenlijk geldt de toegewezen pas pas vanaf 15.00 uur. Gelet op het tijdstip van de laatste gondel terug, lijkt het me wijs het gewoon eerder te proberen. ‘Het is wel erg frisjes’, zeg ik om 14.00 uur tegen de controleur die dik ingepakt - en hopelijk met een kruik aan de voeten - in een donker hokje zat. Hij controleert de uitgedraaide ‘permissie’ en het hek mag open. In de volle zon en veelal afgeschermd door de rotsen, vallen de temperatuur van 6ºC en de venijnige wind mee. Met een beetje conditie en goed gekleed en geschoeid, kan iedereen die klus klaren. Ook kinderen lopen mee. Het uitstekende pad met stapstenen kent veel rusthaventjes, want het is vooral de ijle lucht die het klimmen inspannend maakt.

Die rusthoekjes zijn ook geschikt om van het zicht te genieten. Vier weken geleden liep ik met mijn nichtje het drukke wandelpad op 3.555 m vóór het poortje. Het was toen werkelijk imponerend om vanaf die hoogte rond te kijken. Echt letterlijk ‘rond’ kijken kon vandaag vanaf de top. Voor zover niet met passaatwolken bedekt, was Tenerife tot in de meeste uithoeken te overzien. Het Anagagebergte lag zoals verwacht verborgen. La Gomera schitterde in het westen terwijl Gran Canaria en La Palma zich grotendeels verstopt hadden in grote witte watten. Na afloop app ik de jongedame: ‘Gaaf. Is wat wij zagen x 4. De volgende keer kun jij bést mee naar de bergtop’.

Uit de krater komt rook. Een heel klein beetje. En het ruikt er ook wat naar zwavel. Op sommige punten zijn de keien bijzonder warm en kan je je handen verbranden bij kleine gaten met hete lucht. Dit hoge gedeelte kleurt veel lichter dan de rest van de berg en het lijkt vanaf het strand bij El Médano als een rond wit-geel ‘putje’ dat uit de piek gelepeld is. Als ik morgen over het strand loop, weet ik hoe het er echt uit ziet.

Het verblijf op deze hoogte ervaar ik als magistraal. Hoger kan hier niet, terwijl daarmee de koek nog niet op is. Zo kun je vanaf de kabelbaan te voet omlaag over de Pico Viejo, de oude krater op 3.135 meter, terug naar beneden; tot bij de Roques de García. Volgens mijn wandelbijbeltje vergt route 69 vier uur afdalen. Of misschien toch liever route 67, een rondwandeling naar de Huevos (eieren) del Teide. Dat pad is 90 minuten langer én wel steeds herkenbaar. Dat laatste is ook wat waard. ‘Veremos dijo el ciego’, ‘We zullen wel zien, zei d’n blinde’. Het staat in ieder geval op het lijstje voor de toekomst.

Stadsopera Jheronimus (3); Verona aan de Maas

Deze tekst stond op 27 oktober 2013 in de Bossche Omroep als column rond de Stadsopera Jheronimus


‘De beste verhalen maken de werkelijkheid net iets groter’, gaat door mijn hoofd. Dat heb ik niet zelf bedacht. Wie wel, weet ik niet exact meer. In elk geval een Spanjaard. Ene Antonio, net als de naam van dat Spaanse restaurant in Den Bosch. Zo onthoud ik de dingen tegenwoordig. Antonio Dinges deed de uitspraak in een artikel over Verdi. Giuseppe Verdi, de grote Italiaanse componist van opera’s. Alleen Italianen bezitten het vermogen om de werkelijkheid groter te maken.

Hieraan denk ik dus als ik rond 08.30 uur over de Maasdijk fiets, richting Gewande. Daar heb ik een afspraak met een Nederlandse componist. Hij heeft de muziek geschreven voor de Bossche stadsopera rond Jeroen Bosch. Toevallig net wél de schilder over wiens werkelijkheid we nauwelijks wat weten! En als er nou één persoon is waarvan de werkelijkheid door schrijvers opgerekt wordt, dan is hij dat wel. Zo zou JB aanhanger zijn geweest van een godslasterlijke sekte en geestverruimende middelen hebben geslikt, al balancerend op de rand van waanzin. Een rechter zou met deze beweringen de vloer hebben aangeveegd bij gebrek aan bewijs.

Op het afgesproken uur verschijnt de componist. Hij heet Peter van Beijnum en even later zitten we achter een tafel, met zicht op de Maas. We hebben nog de helft te gaan van het libretto. Waar het kan, leg ik het koor nog een beetje Bossche klank in de mond. Een klein bietje. Peter slaat dit op in zijn computer.

Daarin staat ook de muziek die hij gemaakt heeft. ‘Luister’, zegt hij. En terwijl hij de elektronica aan het werk zet, zingt en humt hij de partijen mee. Peter kan heel hoog komen, voor een man dan. Langzaam verschijnt door zijn stem heen die van Aleid. Aleid, de hoofdpersoon. Aleid de super-BN’er. De onaantastbare, die weer terug in haar geboortestad Den Bosch, en ik citeer uit de website: ‘op het hoogtepunt van haar roem een gevecht met haar verleden niet kan ontwijken. Privé-demonen doemen op’.

Niet langer zit Peter naast mij, maar Aleid. De muziek tilt me op en voert me mee in Aleids zoektocht. Om weer naar de realiteit terug te keren, neem ik snel een slok van mijn thee. En denk opnieuw aan de uitspraak van Antonio: ‘De beste verhalen maken de werkelijkheid net iets groter’. En dat gebeurt hier. Zomaar op een maandagmorgen, aan de Maas. Verona aan de Maas. ‘Binnenkort in dit theater’.






zaterdag 26 oktober 2013

Wijnrotsen

Eerst met de gehuurde auto van El Médano naar La Laguna. Via de snelweg zo gedaan. Achter de oude hoofdstad van Tenerife begint de wildernis: zo’n 45 jaar geleden liep er nog geen weg naar toe en lag het Anagagebergte geïsoleerd. Nu vormt de noord-oosthoek van het eiland een ‘parque rural’. De bergen zijn er scherp gesneden. Veel mensen wonen hier niet in dit natte, hoge en met ‘lauris silva’bossen bedekte land.

In de veelgebruikte wandelbijbel van Klaus und Annette Wolfsperger staat de gekozen route aangeduid als ’51 Von der Casa Forestal de Anaga zur Playa de San Roque’. En dan ook weer terug. Afdalen op de heen- en klimmen op de terugweg. Geschatte tijd: vijf uur en een kwartier.

Bij het huis van de boswachters brengt een tankwagen de olievoorraad op peil voor de CV. In deze hoek kan het op 832 m koud zijn. Eerder vanochtend heeft het hier geregend en in trui en korte broek begint de tocht richting El Bailadero. De bomen van het subtropische regenwoud (Nebelwald, volgens de gids) hebben groene baarden. Het soms erg smalle pad is hier en daar glad. Eenmaal uit de schaduw kan de trui in de rugzak.

De weg voert langs terrasakkertjes en het uitzicht op de zee in de diepte is prachtig. Voorbij de kam met El Bailadero is links al Taganana te zien, maar da’s voor later. Eerst naar Almálciga waar aardappelen en druiven verbouwd worden. Onder een boom staat het paard van Sinterklaas, gezadeld en al. De Goedheiligman laat zich niet zien. Begrijpelijk met al die VN-aandacht.

Aan zee ligt het gehucht Roque de las Bodegas dat zich afficheert als dé Europese havenstad van weleer. Engelse en ‘Vlaamse’ handelaren kochten bij deze ‘Rots van de Wijnkelders’ hun vloeibare lading in. Aan de heren uit Flandes dankt de kerk van Taganana, de Santa María de las Nieves - een van de oudste godshuizen op Tenerife - een altaarstuk met daarop de aanbidding door de Drie Koningen. De schilder is misschien wel Hans Memling. .

Omhoog nu, door Taganana, dat met de talrijke palmbomen en zijn blokvormige huizen zo op de oude bijbelse schoolplaten kan. Veel wijnbouw. Hoe zou het zijn om hier te wonen? Krijgen de mensen gespierde kuiten van al die steile straatjes? Wie blijven er, wie komen terug? Is er nieuwe aanwas? Volgens Wikipedia wonen er 170 mensen. Die hebben dan ook alle ruimte.


De wijnterrasjes houden op enig moment op en de tocht gaat een uur lang door het ‘nevelwoud’. Met de auto naar huis en op de terugweg regent het: de tweede bui in bijna acht weken. Bij aankomst baadt El Médano in de zon. Tenerife kent op korte afstanden verschillende werelden.

woensdag 23 oktober 2013

Pieterman in krokettenland

Lang heb ik gedacht dat alleen in Nederland het eten van (rauwe) haring ‘volkseigen’ zou zijn. Niet dus. Landen rond de Oostzee hebben een eetcultuur waarin voor deze vis bij wijze van spreken 365 recepten bestaan. Zelf vind ik een haringsalade waarvan ook rood fruit onderdeel is, bijzonder smakelijk. Het recept nam ik mee uit de buurt van Dresden.

En nu zit ik in krokettenland. Dit gebied plaatste ik geruime tijd - net zoals NL-haringnatie - aan de Noordzee, met een natuurlijke vertakking naar Vlaanderen, paradijs van de garnalenkroketjes. Ook dit beeld heb ik inmiddels bijgesteld, want kroketten zijn hier in dit Spaanse gebied overvloedig aanwezig, met een variatie aan vullingen die verder reikt dan paarden- en kalfsvlees of vega..

Mijn moeder rolde ’s maandags kroketten waarvoor wij ’s zondags het soepvlees uit onze mond spaarden. Dat was een waardevolle opoffering in de wetenschap dat de volgende dag de avondboterham verrijkt zou worden met een warme lekkernij. Ik weet niet of iemand ze nog zelf maakt: diepvries is wel zo gemakkelijk. In vergelijking met de snacks uit moeders pan, zijn de drie exemplaren van Van Dobben die ik graag op zaterdagmiddag eet, veel rechter en egaler. En uitgevoerd met meer korst en minder vlees.

De kroketten die ik hier bestel, komen dus niet uit de diepvries. Het gaat om ‘croquetas caseras’, dus ‘zelfgemaakt’. Veel korst hebben ze ook niet: je bijt je zo een weg naar de vulling. Een daarin bestaat een ruim assortiment. Tot nog toe at ik vis, tonijn (uiteraard ook vis), kip, gerookte ham (zoals hier afgebeeld). Bij de slager liggen ze per vierkante meter achter glas in de koeling. Ik moet die met broccoli nog proberen. Het ambachtelijke lees je er zo van af: geen eentje is gelijk aan de ander.

In dit krokettenland hier vieren ze geen Sinterklaas. Dat kan ook niet, want hoewel de Goedheiligman in de hoofdstad van dit land resideert, ligt zijn werkterrein in Nederland, met een natuurlijke vertakking naar Vlaanderen. Dus als hij in het noorden verblijft, kan hij hier niet zijn, ondanks zijn welhaast onbegrensde vermogen tot bilocatie.

Uit een onderzoek onder Europese naties dat vorige maand bekend werd, blijkt dat Spanje het op een hele reeks onderwerpen slecht doet. Corruptie onder politici bijvoorbeeld. Openheid richting pers. Transparantie van geldstromen. Op één item steekt Spanje met kop en schouders boven de andere landen uit: de tolerantie ten opzichte van etnische minderheden. Op dat terrein maakt Nederland het nu kennelijk zo bont, dat de VN een onderzoek instelt naar de positie van de Zwarte Piet in de Lage Landen.

Ik had bij haring, kroketten en Zwarte Piet dus lange tijd heel erg het idee dat ze ‘NL-eigen’ waren. De vis en de snack moeten we kennelijk met andere landen delen. En nou dreigt ook nog Pietermanknecht weggegomd te worden. Wat blijft dan nog over? Een glaasje Oranjebitter?

dinsdag 22 oktober 2013

Churrosverslaafd

El Médano is een Spaans dorp met uitzicht op zee. Er komen toeristen en die vallen niet echt op tussen de localo's en de autochtone weekendgasten uit Santa Cruz de Tenerife. Er is één bar van Britse signatuur. Daar zie ik 's morgens gasten achter witte bonen in tomatensaus. Aan de muur hangt of Arsenal 's avonds op Canal+ speelt. Elders regeert de Spaanse keuken in al zijn varianten. 

Zo komt de eigenaar van Vetusta-op-de-hoek (waar ik nu zit, want daar is behalve bier ook wifi) uit Oviedo, Asturië. Zijn kaart bevat onder meer chorizo in cidersaus. De baas van een tent verderop is vanuit Galicië hierheen getrokken. Hij adverteert met (t)huiswijnen uit het gebied boven de grens met Portugal.

Bepaald niet regionaal zijn de churros, die in geheel Spanje verkrijgbaar zijn. Ze smaken lekker als ontbijt, gedoopt in de koffie of wat suiker. Als tussendoortje kan ook heel goed. Of als lunch. Eigenlijk kunnen ze de hele dag door. Tijdens de tien dagen dat zij hier logeert, blijkt de jongedame deze Spaanse lekkernij een erg warm hart toe te dragen. 

Zo eten we ze uit een zak als lunch aan het strand van El Médano. In de churrería waar ik ze vers haal, volg ik het steeds weer boeiende bakproces. Uit een reservoir perst het meisje - via een metalen tuit - een lange sliert beslag en draait daarvan een concentrische worst in de gloeiende olie. Met twee hulpstukken beweegt ze deze slinger tot het baksel bruin is, waarna ze het geheel op een plaat laat uitdruipen en vervolgens in stukken van 15 cm knipt. Veertien stuks voor €2.

Wat dagen later vormen churros om 19.00 uur in Puerto de la Cruz een lekkere snack na een lange autorit langs en een wandeling op El Teide. We dopen ze in de warme chocolade. De volgende dag al kiezen we ze - na een eerder eiwit- en vitaminerijk ontbijt - als geïmproviseerde lunch in San Cristóbal de la Laguna. Dit als alternatief voor een bezoek aan Bodegón Tocuyo - gespecialiseerd in gerookte ham, kaas en almogrote - dat op zondag rustdag blijkt te vieren. Opnieuw zijn ze knapperig en helaas wat aan de vette kant. Maandag trakteert de jongedame zichzelf op een baksel aan het strand en op dinsdagmiddag eten we ze nogmaals om het niet af te leren. Mét suiker.

Haar enthousiaste aandacht hier voor churros is niet anders dan die van mijn Italiaanse neef voor kroketten met friet zo gauw hij in Antwerpen of Den Bosch is. Dan kan deze combinatie met gemak vijf werkdagen achter elkaar zijn lunch vormen. Het liefst met een dubbele Westmalle erbij. Daarna vliegt hij weer voldaan naar huis.

Op een woensdag vloog ook de jongedame weer naar huis en ik had het bij het afscheid nog even over afkickverschijnselen. Uiteraard zou ze de churros in geval van nood met enig gezoek ook binnen haar woonplaats wel kunnen vinden. Bijvoorbeeld bij ‘Tapas y Más’. Ik denk dat het wel meegevallen is. Want voor churros geldt hetzelfde als voor Frans stokbrood: zoiets smaakt nergens zo lekker als in het land van herkomst.




zaterdag 19 oktober 2013

Druiven als toetje

Vanavond bestond het toetje uit druiven. Gewoon druiven, klein en zoet. Zo gauw je hier op een paar honderd meter zit, staan op de rand van de terrasakkertjes lage druivenstokken. Het kromme hout omzoomt veldjes waar nu op de meeste plaatsen een lege lichtgekleurde laag ligt van puimsteenkorrels. Lavaland. Op een aantal percelen groeien nog wortelen, radijs en vooral ‘papas’, aardappelen. De druiven waren voor onderweg bedoeld; ze hebben het langer uitgehouden.

Te voet op weg van het busstation naar Cruz de Tea, een buurtschap van Granadilla de Abona, vraagt net voorbij de kapel van San Antonio een dame de aandacht. Ze wijst naar iets dat opzij van de hooggelegen weg te zien moet zijn. Het blijken de resten van een door water aangedreven gofio-molen (maïsmeel). Dat ding heeft ze zelf niet meer in bedrijf gezien; het is iets uit de tijd van haar ouders en grootouders.

De vrouw lijkt op het oog circa 80, en ze heeft een conditie van een 40-jarige. Op het punt van ontmoeting is de weg flink stijl en ze lijkt een klimgeit die zonder bejaardengym 100 wordt. Ontspannen kletsend gaan we omhoog, terwijl zij onderweg allerlei interessante punten aanwijst. Ik was hier afgelopen februari en stel haar enkele vragen over de huizen en de mij onbekende bomen.

Na enige tijd stopt ze op 800 m. hoogte bij een peperkoekhuisje en herhaalt haar uitnodiging om op deze warme dag toch zeker iets fris te komen drinken. De kleine bijna gerenoveerde natuurstenen woning heeft een woonkeuken, twee slaapkamers, een toilet met douche en een serre om verliefd op te worden. Dit alles op een flink stuk grond met terrassen, jawel omzoomd met getordeerde druivenstokken. Op de inmiddels aangeharkte puimsteenkorrelige percelen worden in januari de aardappelen gepoot.

We zitten aan de keukentafel van wat het buitenhuisje is van haar en haar echtgenoot. Beide echtelieden zijn gepensioneerd; hij had 40 jaar een winkel in Granadilla en zij was coupeuse. Het winkelpand staat nu te huur. Er is ook sprake van een woonhuis. Omdat dit in het wat hoger gelegen Granadilla te koud is voor de gezondheid van haar man, wonen ze in El Médano, bij hun zoon. Zij gaat regelmatig met de bus van de kust naar Granadilla om daar zowel bij hun huis als het buitenhuisje voor twee grote tuinen te zorgen.

Ze is enig kind. Zij en haar man hebben ook één kind. En terwijl we wat fris drinken, zij kilo’s snoep en koekjes aanbiedt, we onderhandelen over de hoeveelheid appels recht van de boom en de trossen druiven lekker fris uit de koelkast die in de rugzak mee ‘moeten’, betten we lekker verder en kan ik nu nog drie pagina’s schrijven over deze dame. Over haar kleine familie, ‘Eén nicht en die woont al een eeuwigheid in Parijs’, over haar actieradius, ‘Mijn generatie kende geen vakantie en ging niet naar het vasteland van Spanje’, over haar zoon, ‘Hij heeft een vaste baan en hij kan niet zomaar al onze tuinen in zijn vrijetijd bijhouden’, over haar twee kleinkinderen. Over de waterbronnen en waterdistributie op deze droge kant van het eiland. Over de verlaten akkerterrassen en boerenbedoeninkjes. Over de invloed van het toerisme op het dagelijkse leven hier, over de Europeanen uit noordelijke streken die hier (verlaten) huizen kopen en opknappen. Over haar zorg voor de tuin en de opbrengst daarvan.

Tegen 13.00 uur nemen we afscheid. Ik vraag nog naar het ras van de appels en druiven. ‘Appels zijn appels en druiven zijn druiven’, is haar antwoord. Zo simpel kan het zijn.

Na deze mooie ontmoeting voert de wandeling uiteindelijk via een ezelspad naar een lang verlaten keuterboerderijtje op 1.200 m. Op het binnenplaatsje bloeien opnieuw of nog steeds de geraniums en sinds februari lijkt hier niets veranderd. Tijd voor de lunch op niveau terwijl ik geniet van het uitzicht. Vaag in de verte markeert de Montaña Roja de baai van El Médano. De druiven gaan mee als het toetje na het avondmaal.


dinsdag 15 oktober 2013

Membrillo

Sta ik op een dag in de laatste week van september op mijn beurt te wachten bij het vlees- en kaasvak. Voor mij wordt een man geholpen die kennelijk voor een grote familie de weekendinkopen doet. Als ik denk dat hij eindelijk zijn lijstje afgewerkt heeft, loopt hij naar de kopse kant en wijst iets aan waarvan ik de naam niet versta. De verkoopster komt richting weegschaal met een stuk ik-weet-niet-wat, waarvan ze op aanwijzing een flinke plak afsnijdt. Geen idee of het om vlees of kaas gaat, in elk geval is de kleur van de substantie stoofpeertjesrood.

‘¿Qué es?, vraag ik. Nou wil ik het weten ook. ‘Crema de membrillo’, luidt het antwoord. Daar schiet ik nog geen centimeter mee op, want het woord ‘membrillo’ is mij onbekend. ‘Een stevige vruchtengelei’, krijg ik als toelichting. ’Erg lekker bij kaas. U mag dadelijk vast een stukje proeven van de verkoopster. Goedenavond’. En weg is het heerschap.

Als ik aan de beurt ben, tref ik een andere verkoopster. ‘¿Algó?’, vraagt ze als ik aan dit vak bijna klaar lijk te zijn. ‘Nog iets?’ Ik weet het woord niet meer en verplaats me dus ook maar naar de kopse kant waar ik de rode homp aanwijs en vanaf het bijbehorende kaartje aflees ‘Crema de membrillo’. ‘Erg lekker bij kaas’, zegt de dame aan de andere kant. Ik krijg een stukje om te proeven, laat een schijf van dit zoete spul afsnijden en bestel meepesant ook nog een stuk kaas ook nog ook nog. ‘Semicurado’ van het merk Gran Capitán. 

Thuis leg ik de meeste aankopen weg en houd kaas en membrillo apart. Eens kijken of het net zo lekker is, als ik zojuist dacht. Dus snijd ik van beide stukken een partje af waarna ik ze aandachtig proef als betreft het een delicate wijn. Een prima combinatie. De vraag is: wat is membrillo?

Het woordenboek geeft uitkomst: kweepeer.

Ik kan me niet herinneren dat ik dat eerder gegeten heb. Kweepeer, da’s toch niet voor consumptie? Tot nog toe meende ik dat ‘kwee’ een soort afwijzing inhield. Zo van ‘bijna-peer’, niet helemaal, niet echt, net niet. Niet eetbaar dus. Bovendien was ‘kwee’ bij ons thuis een niet zo’n positieve benaming voor een soortement mannen: niet helemaal, niet echt, net niet. Wat ik beter ging snappen toen ik tijdens een college etymologie hoorde dat kwee, kweene en queen een gezamenlijke stamboom kennen. En deze kweeperengelei was me toch lekker.

Sinds enige tijd eet ik dus met smaak kaas plus membrillo. En vraag ik me af hoe het toch mogelijk is dat ik - hoewel ik frequent in Spanje ben en op de meest uiteenlopende plaatsen streekproducten eet - nog niet eerder ‘membrillo’ leerde kennen. Het blijkt in allerlei schappen te liggen. Er is zelfs een lang houdbare variant. Deze kennismaking is te vergelijken met wat een Spaanse toerist kan overkomen die in Brabant het verschil weet tussen Borkel en Schaft, zult en balkenbrij eet, houdoe kan zeggen en na zoveel jaar ontdekt dat er in die provincie nog zoiets bestaat als worstenbrood. Zoiets kan je toch niet missen, zou ik zeggen.

Hoe het thuis in Nederland verder zal gaan met de kweeperengelei en mij weet ik niet. De er al op nageslagen internetfora wijzen op een zeer ingewikkeld bereidingsproces voor de thuiskoker, terwijl het kant-en-klare product in Nederland moeilijk verkrijgbaar zou zijn. In dat geval krijgt het een plaats op het lijstje waarop ook churros, chopitos en clarita staan. Dingen die nergens zo lekker smaken als in hier. In Spanje dus. Iets om naar uit te kijken.

Zo gauw ik weer in Den Bosch ben, ga ik de voorraad worstenbroodjes op peil brengen. Ik zou er bekant van naar huis gaan verlangen.


zondag 13 oktober 2013

Tapasstappen

Spanje kent een specifieke vorm van stappen die ik zeer ben gaan waarderen: ‘ir de tapas’. Bij voorkeur in de avond gepraktiseerd, komt het neer op een gang langs verschillende gelegenheden waar je - het liefst in geanimeerd gezelschap - een glas drinkt en daarbij een tapa eet. Het hapje is een specialiteit van juist dát adres en de prijs ervan kan inbegrepen zijn bij de consumptie. Dat laatste is overigens lang niet altijd het geval. In een onbekende stad is het handig om met een kenner van adres naar adres te gaan. Is zo’n persoon niet voorhanden, dan zit er weinig anders op dan zelf al proevend een route te ontwikkelen.

Op 12 oktober ben ik zo ver gevorderd dat ik ’s avonds - in goed gezelschap - begin aan een kleine route waarbij ik in El Médano drie adressen wil aandoen. Lokale ‘tapasstappers’ zijn al onderweg. Dat ‘onderweg’ zijn, gaat op zijn elf-en-dertigst, weinig gehaast dus: de tijd nemen voor het sociale contact lijkt van belang.

Het eerste adres is het terras van ‘La Lata del Gofio’. Het eerste woord verwijst naar een blik. ‘Gofio’ is meel van geroosterde mais. Daarvan wordt een soort koekjes gebakken en je kunt het ook ter verhoging van de smaak door de ‘potaje de berros’ roeren, de waterkerssoep die vooral op La Gomera populair is. Hoe dan ook, bij ‘La Lata’ wordt de specialiteit de ‘tapa de yogur’. Als basis dient een grote plak tomaat met daarop een aantal schijfjes gekookte aardappel, afgedekt met een dun laagje geitenkaas. De topping bestaat uit warme yoghurt met kruiden, afgemaakt met een structuur van ‘mojo rojo’, de rode pikante Canarische saus. Een tongstrelende lekkernij.

In deze hoek van El Médano is al vanaf 15.00 uur een buurtfeest aan de gang: bandje, eten/drinken, ‘dancing in the street’. De weg naar ‘Mar Azul’ - het volgende adres - leidt door de mêlee bij het orkestje. Het kan niet anders of er wordt een dansje gepleegd, waarna de tocht verder gaat naar de ‘Blauwe Zee’.

Hier is de specialiteit de ‘churros de pescado’, in dit geval langwerpige stukjes pangafilet in een krokant gebakken beslag. Elders staat dit hapje ook op de kaart; hier is het eenvoudigweg heerlijk. Met wat druppeltjes citroensap een delicatesse.

Tot besluit het terras van bar ‘Vetusta’, op 30 meter van mijn tijdelijke verblijfplaats. ‘Vetusta’ is de oude naam voor Oviedo, de geboorteplaats van de eigenaar in het Noord-Spaanse Asturië.

Naast het glas bier komt hier een portie ‘flamenquines’ op tafel. Minirollades met als kern een kwart hardgekookt ei, ingebed in laagjes paprika, ham en dungesneden varkensvlees, met aan de buitenkant een krokante laag in de olie gebakken paneermeel. Als toetje kies ik ‘tarta de queso’, kwarktaart, vergezeld van een glas ‘licor de hierbas’, kruidenlikeur.

Deze vorm van ‘tapear’ is een prettige manier om het avondmaal bij elkaar te sprokkelen. Voor alle drank en eten ben ik €16 kwijt. Waarom sta ik hier eigenlijk nog regelmatig zelf te koken?

Het antwoord om vooral ook in eigen persoon achter het fornuis te blijven staan, krijg ik de volgende morgen. Terwijl ik langs de kust ren, komt bij Playa de la Tejita de Schoonheid zelve uit het water gestapt. Afgetekend tegen de ochtendzon en in geheel natuurlijke staat. En ik besef op dit moment dat wanneer het bijzondere gewoon wordt, het niet langer bijzonder kan zijn.

Gesterkt door deze gedachte ga ik verder de zondag in.




Stadsopera Jheronimus (2); 'n Bietje

Deze tekst stond op 13 oktober 2013 in de Bossche Omroep als column rond de Stadsopera Jheronimus

D’r is kennelijk een club die zonodig ook nog ’s een opera rond de beroemde Bossche schilder op het toneel moet zetten. Alsof dat draaiboek van de denktank rond het JB-jaar 2016 al niet barst van de ideeën. ‘En waarom eigenlijk geen rockopera?’ pruttel ik verder terwijl ik het telefoongesprek beëindig.

’s Middags al zit het libretto tussen mijn e-mails. Een fors document en na een klik ploegt de printer zich door de eindeloze reeks pagina's. Eindelijk dan verschijnt het titelblad: ‘Stadsopera Jheronimus’. ‘Welaan’, denk ik, ‘als dorpstoneel bestaat, waarom dan ook geen stadsopera?’ Best gedistingeerd, die woordkeuze, net zoals Jheronimus.

Da’s ook zoiets, die opgepoetste voornaam. Voor mijn part mag het gewoon Jeroen zijn, want in Den Bosch weten we echt wel wie daarmee bedoeld wordt. Als ik de titelpagina nog eens goed bekijkt, snap ik dat JHEROnimus op een affiche wat anders oogt dan JerOEN.

Van opera's weet ik niks. Zelfs de opvoeringen op de Parade negeer ik en die zijn nog wel gratis. Verder dan het Vlaamse radioprogramma 'Belcanto' op de zondagmiddagen van mijn jeugd ben ik nooit gekomen. Moeders eigen uurtje als er geen interland is. Mario Lanza. Ik heb ma's grammofoonplaten nog. 'La donna e mobile', de vrouw is wispelturig. Toen wist ik nog niet wat ik meeneuriede. Nu wel.

Als ik tegen de avond alle pagina’s van het script gelezen heb, komt er aarzelend een barstje in mijn vooringenomenheid. Al is het maar, omdat ik in de hoofdpersoon Aleid een eigentijdse wispelturige vrouw herken. De officiële programmeurs voor het JB-jaar mogen in hun handen knijpen. B&W ook, met deze onbezoldigde fanatiekelingen die achter de organisatie van deze opera zitten. Liefdewerk oud papier. Liefde ook voor de stad, in een tijd waarin de crisis een argument lijkt om alles wat naar kunst en intelligentie riekt, weg te knippen.

Waarna ik aan mijn delicate opdracht begin en een aantal koorteksten letterlijk een klein Bosch accent geef. Met respect voor het werk van de schrijfster. Waardoor haar ‘Vaarwel’ Vaarwel blijft en geen Houdoe wordt. En ‘Daar heb je ze’ zal gaan klinken als Daor hedde ze.

Ik hoop dat de koorzangers en -zangeressen dit uit hun kelen kunnen krijgen; het Jeroen Boschkoor ook nog ook nog. En als ik dat op 27 augustus hoor repeteren, raak ik onder de indruk. Wordt Den Bosch in december toch nog Culturele Hoofdstad? Nou ja, dan ’n bietje wel.




donderdag 10 oktober 2013

Bunkers

Om de 300 meter staan langs de kust bij El Médano bunkers. Ze verschenen op deze strook tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op een bord staat dat van hieruit soldaten de oceaan in de gaten hielden: de vijand zou zomaar vanuit het zuidoosten op kunnen komen stomen. ‘Een onwaarschijnlijke gedachte’, zo denk ik. ‘Misschien toch ’s naslaan’. Dat was ik een halfjaar terug ook al van plan. Tegenwoordig vormen ze onderdeel van het lokale culturele erfgoed.

In de loop van de jaren is een aantal betonnen observatieblokken dichtgemetseld. Op één staat een uitkijkpost voor de badmeester. Enkele worden permanent of bij tijd en wijle bewoond. Richting Los Abrigos zijn er twee in gebruik als strandhuisje waarbij een mobiele generator voor de energie zorgt. Als ik bij de eerste in de namiddag van 5 oktober voorbij loop en ¡a tu salud! roep, worden vanaf het terras de plastic glazen bier in mijn richting geheven. Iemand staat de barbecue aan te moedigen.

’s Avonds schrijf ik een mail naar een kolonel die docent Strategie is bij de Academia Infantería in Toledo. Uit zijn antwoord blijkt dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog wel degelijk langere tijd voor een invasie gevreesd werd. Aangezien ook Noord-Afrika het strijdtoneel was geworden tussen de Duitsers en de Engelsen, bleken beide partijen belangstelling te hebben opgevat voor de Canarische Eilanden.

De Duitse legermacht had een inval opgenomen in het plan voor de operatie ‘Felix’, terwijl aan Britse zijde ‘Pilgrim’ op de kalender was gezet. Bij die tweede operatie zou de overrompeling van Gran Canaria essentieel zijn. Spanje probeerde ondertussen met geen van de twee grootmachten in conflict te raken.

De Britten vreesden bovendien dat Franco, vanwege zijn sympathie voor Hitler, de Duitsers vrije doorgang zou geven richting Gibraltar. Vanaf dat punt konden die dan gemakkelijk de overstap maken richting Marokko, waar in die tijd Spanje ook politiek macht bezat. Noch ‘Felix’ noch ‘Pilgrim’ leidde tot een aanval op de Spaanse eilanden. En in 1943 verklaarde Spanje zich ‘neutraal’.

Een aantal jaren lang konden er dus Britten of Duitsers verschijnen in deze regio. Op heldere dagen lijkt Gran Canaria op een steenworp afstand van Tenerife te liggen. Tegenwoordig zijn beide eerder ‘gevreesde’ naties rijkelijk vertegenwoordigd op de Canarische Archipel. Geen idee of de Duitse en Britse toeristen bij het zien van de bunkers beseffen dat deze ooit gebouwd werden om hun (groot)vaders te belemmeren hier voet aan wal te zetten.


woensdag 9 oktober 2013

Kampioen surfplek


Als ik op zaterdag 5 oktober binnen het wifibereik van café Calima loop, krijg ik een app. De jongedame stuurt twee fotootjes van de laatste Kampioen. Ze noemt het wel erg toevallig dat net na haar logeerpartij hier, de ANWB speciale aandacht wijdt aan Tenerife (‘365 dagen zomer’) en daarbij ook El Médano aanprijst. Als een van de beste surfplekken wel te verstaan en dat lijkt me correct. Om te voorkomen dat het hier nou gelijk over gaat lopen van de Nederlanders, zet ik op Facebook dat het in El Médano ‘best wel heeeeel saai is’. Dat is zeker correct: om 23.00 uur worden hier de trottoirs omhoog geklapt. Ik vind het geweldig.

Later die avond bekijk ik de toegezonden plaatjes nog eens; de tekst van het artikel lees ik wel als ik weer thuis ben. Zo’n zin op de cover als ‘365 dagen zomer’ gaat een stap verder dan wat je normaal in de folders leest: ‘365 dagen lente’. En ook dat laatste is nog overdreven. Dat geldt voor het zuiden, en dan direct aan de kust ook nog ook nog. Mijn ervaring is dat het in El Médano - een van de zonnigste plekken aan de zuidzijde - ’s winters overdag niet kouder wordt dan 18ºC. Lente dus. Lekker, uit de wind.

Zo gauw je de kust verlaat richting binnenland, betekent dat stijgen, met automatisch een lagere temperatuur als gevolg. In januari is het nog steeds aangenaam als de zon schijnt, in de wetenschap dat wolkenkans richting El Teide toeneemt. Of richting noorden, naar San Cristóbal de la Laguna, bijvoorbeeld. Daar heb ik dames eind november zelfs in bontjassen zien lopen, terwijl ik op dat moment aan een lange broek en vest genoeg had. Ik vermoed dat iemand uit Groenland mij voor koukleum uitgemaakt zou hebben. Hoe dan ook, na het slechte voorjaar in Nederland van 2013 lijkt me de slogan ‘365 dagen lente’ te begrijpen.

Op de foto van El Médano als uitstekende surfplek verbaas ik me sterker dan over eerdergenoemde pay-off. Ik zie een meisje op een surfboard staan. Dat beeld klopt niet echt: 90% van wat hier surft is man. Nou ja, à la bonheur, het oog wil ook wat. Surfboarding is hier echter een uitzondering. Het is eerder een sport die 16 km. verderop in Los Cristianos gedaan wordt. En daar dan nog slechts op één punt, tegen de grens met Playa de Las Américas. Hier in El Médano vind je wat surfboarders aan de kant van El Cabezo waar allereerst het plankzeilen populair is. Meer aan deze kant, bij Montaña Roja is het kite-surfing. Letterlijk is die snelle activiteit met zijn veelkleurige bolle parachutevliegers beeldbepalend. Spectaculair ook.


Dit alles maakt me benieuwd naar wat de tekst over El Médano als goede surfplek bevat.

maandag 7 oktober 2013

Ruggengraat


Het eiland Tenerife heeft een hoge rug en over een deel daarvan loopt een weg. Van, zeg maar het stuitje naar de kop, of: van San Cristóbal de la Laguna naar de Roques de García. Daar bij die Rotsen, op 2.000 m, aan de voet van El Teide maakt het asfalt een kronkelende duik naar beneden, richting Vilaflor.

Maandag 30 september rijd ik van El Médano naar La Laguna, het stuitje van de ruggengraatroute dus. Omdat daar een dag eerder bodegón El Tocuyo dicht bleek te zijn, wil ik - nu ik er toch ben - eerst in dat kleine tentje te lunchen. Dus hup, vijftig kilometer over een snelweg, die niet bepaald druk is. Thuis zou ik er nog niet over peinzen om tussen de middag even van Den Bosch naar hartje Utrecht te tuffen. Grote kans dat ik daar dan wel op tijd arriveer voor het avondeten.

Opmerkelijk is dat La Laguna steevast aangeduid wordt met het naamdeel dat niet meer bestaat: de lagune. Het water waaraan de oude hoofdstad van dit eiland gebouwd werd, is spoorloos verdwenen. Alsof iemand er op enig moment de stop uit trok, Veel mooie oude patiowoningen getuigen nog van een internationaal verleden. Zo is er een Casa Bigot, neergezet door een inwijkeling uit Rouaan. En gisteren werd ik er aangenaam verrast door de aanwezigheid van Casa Van Damme. Tegelijkertijd verbaasde me die naam niet: in de zestiende en zeventiende eeuw vestigden zich op het naburige La Palma en hier op Tenerife uit Vlaanderen en Brabant afkomstige handelaren en grootgrondbezitters die zich richtten op de verbouw en productie van suikerriet en malvasíawijn.

De lunch in het inmiddels vertrouwde El Tocuyo is lekker. Na een korte wandeling door het centrum rijd ik naar het hoog gelegen plaatsje La Esperanza. Da’s vanaf de rotonde bij La Laguna meteen flink klimmen. Het bos bij dit hoopgevende plaatsje staat bekend als de plek waar de latere dictator Franco met een aantal ‘getrouwe’ officieren de strijd voorbereidde tegen de toenmalige ‘goddeloze’ regering.

Hoewel op centraal Tenerife de kans op bewolking groot is, blijft het de hele middag nagenoeg strak blauw. En dat levert de nodige vergezichten op. De weg over de ruggengraat bevat links en recht een groot aantal bellevues waarvan ik er slechts een enkele oversla. Op elke vorige plek lijkt El Teide aan de ene en Gran Canaria aan de andere kant nog mooier in beeld te komen. Goed dat de digitale fotografie bestaat en ik maak de ene opname na de andere. Op enig moment zie ik aan de noordzijde vanaf 2.000 m Puerto de la Cruz in miniatuurformaat beneden me liggen. Daar was ik zaterdagavond en zondagmorgen nog. Gisteren dus, zonder Gulliver-effect.

Ik kom op een punt waar twee belvedères tegenover elkaar liggen. Eentje met zicht op is La Palma en vanaf de andere komt Gran Canaria in het vizier. Een stukje verder verlaat de weg het omvangrijke dennenbos. Een educatief bord brengt in beeld hoe de laatste decennia de conserverende bomen door gericht beleid het eerder verloren terrein weer herwonnen hebben. Waarna een maanlandschap volgt richting El Teide.

Opnieuw is het uitzicht groots, zeker voorbij het witte observatorium waarachter de puimsteenvelden beginnen. Ik maak veel foto’s tot het punt waar ik afgelopen zaterdag met mijn logee de kabelbaan nam richting 3.550 m. Vanaf daar is de route meer dan bekend. Waarna ik geruime tijd zigzaggend richting Vilaflor laveer. Eindelijk passeer ik de afslag Cruz de Tea, en bereik ik Granadilla de Abona. Over een halfuur ben ik weer thuis. En toe aan een late duik in zee.





woensdag 2 oktober 2013

Nichtje


Als boven de Dieze geboren Bosschenaar weet ik weinig van de zee. Na vier weken uitzicht op de kleine bootjes binnen de beschutting van de havenpier bij El Médano is het me duidelijk dat ze automatisch hun neus naar de wind keren. Zoals een paard zijn staart draait naar waar de regen verwacht wordt.

Wind staat er nauwelijks als ik zaterdagmorgen met mijn nichtje naar de huurauto loop. Het is warm onder een stekende zon. De kleine scheepjes aan de overkant hebben de steven naar het westen gericht. Wij gaan vandaag richting noorden. Op Tenerife is het afwachten hoeveel wolken we aan die kant van El Teide mogen verwachten.

Na Granadilla de Abona kronkelt de weg omhoog naar Vilaflor op 1.000 m. We passeren mannen die zich met de fiets aan de klim wagen; een hele prestatie.

De weg raakt boven de boomgrens en de majestueuze berg El Teide zal vanaf nu het landschap domineren. We passeren de Roques de García waar ik later vanmiddag met de jongedame terug zal komen. Nu gaan we eerst naar de kabelbaan die ons tot op 3.550 meter brengt. We zijn al elektronisch aangemeld.

De cabine heeft vrij uitzicht naar alle kanten. Aan de zeezijde verschijnt Gran Canaria in het blikveld. Meer naar het westen is even La Gomera te zien. Witte wolken scheiden de eilanden van elkaar. Scheerschuim.

Vlak onder de top stappen we uit. Het laatste stuk te voet naar 3.718 m. kan alleen met een toegangsbewijs. Wij blijven op de hoogte van het station en wandelen naar het eind van het uitgezette lavapad.

Het is niet de bedoeling dat de bezoekers stil staan. Dus stappen we regelmatig naar de ruimte buiten de gemarkeerde route om in bewondering te genieten. Het uitzicht is van een zeldzame schoonheid. Al snel blijkt het ene uur dat we hier mogen kijken en fotograferen veel te kort om alles in ons op te nemen. Laat staan om ons enthousiasme te verwoorden voor wat we zien.

Tenerife strekt zich naar het noordoosten uit als een dinosaurus die zijn rug in de wolken verheft. We maken elkaar attent op de dingen die we zien. Zoals op het witte hart dat mijn logee in de ijle lucht uit de wolkenrand ziet opstijgen. 

Regelmatig kijken we naar de top van de krater die als een piramide afsteekt tegen de blauwe lucht. Mijn nichtje wijst op de witte waas die boven de punt kringelend suggereert alsof de vulkaan rookt. 

Te snel staan we weer op 2.000 meter. We leggen vest en lange broek weer in de wagen en gaan terug naar de karakteristieke Roques de García. Daar kijken we naar de weidse vlakte van de Llanos de Ucanca waar mijn reisgenote tezijnertijd mijn as zal uitstrooien. Nu weet ze waar ze dan moet zijn. Ook zonder deze wetenschap is het uitzicht opnieuw indrukwekkend. 

Dat blijft zo als we tegen 18.00 uur op weg gaan naar Puerto de la Cruz voor de nacht. Puntige zwarte lavavelden in de tijd gestold. Lichtbruine korrelige velden puimsteen. Kraterwanden. Waarna de weg voorbij El Portillo in een massa grauwe wolken verdwijnt en ik de koplampen en ruitenwissers aanzet.  Het terrassenlandschap in het dal van La Orotava kleurt groen. Aan de regenkant van het eiland staat een overdaad aan bloemen en palmen. Een andere wereld op hetzelfde eiland.  

Voorbij de Jardín Botanico slaan we rechtsaf naar het hotel. Morgenvroeg rijden we verder naar de oude hoofdstad San Cristóbal de la Laguna.