vrijdag 29 juni 2012

Woeste Hoogten (1); Onzalige Bossen

Eind 2004 begonnen we aan het Maarten van Rossumpad. Dat loopt over 315,5 km. van Ommen naar Den Bosch. Nu, bijna acht jaar later, komt op 26 juni 2012 de finish in zicht.


Niet dat we al die  tijd stilgezeten hebben: heel wat kilometers gingen we te voet. In eigen land en elders. 'Het kwam er steeds maar niet van', heet dat dan. Dus moeten we van dit traject nog 45 km. lopen en we zijn van plan daarvan vandaag  meer dan de helft te vermalen.

Het traject begint bij de Brummense brug in Eerbeek. Eerst als lunch een pannenkoek bij de Brugkabouter. De omvang van deze lekkernij is groter dan de naam van het etablissement suggereert. Al snel daarna lopen we door de bossen van Nationaal Park Veluwezoom  richting Laag-Soeren. Een prachtige naam. Het kan niet anders dan dat het daar mooi is, en dat is ook zo. Als we bij de Soerense Beek zijn, denk ik aan ‘Pim Pandoer en de schrik van de Imbosch’. Volgens de kaart ligt dat spannende jeugdboekgebied dichtbij.

We passeren in dit bosrijke gebied de wasserij van de firma Slijkhuis. Ooit was deze omgeving van dit soort ondernemingen vergeven. En van papier- en kartonfabrieken. Industrieën die er zijn - of liever vooral ‘waren’ - dankzij het water dat hier overvloedig aanwezig is vanwege de ‘sprengen’. Aan de Soerense Beek lagen drie papiermolens, gebouwd eind 18de eeuw: Nagedacht (Slijkhuis), Goedgedacht, Welbedacht. Zowat 100 jaar later gingen ze omgebouwd verder als wasserij.


Het Park is een lappendeken van natuurgebieden. Een daarvan, een bosgebied van 12 hectaren, heet 'Le Paradou'. Wie heeft dat bedacht? Steeds weer verschijnen er andere namen op de routebegeleidende bordjes. Opgeteld vormen de parken, landgoederen en voormalige koninklijke jachtgronden een mooi geheel dat me vaak doet denken aan onze Duitse wandelingen van de afgelopen weken. Wel is hier de natuur verder. Waarschijnlijk omdat het aan deze kant van de grens - ondanks het geaccidenteerde karakter - lager ligt. En dus warmer is. De digitalis is al half uitgebloeid, terwijl de bosbessen al goed op smaak komen. Onderweg plukken we voortdurend rijpe exemplaren die prima smaken. Deze verzamelwoede is fnuikend voor het stevige tempo, waarbij mijn echtgenote opmerkt dat het nog lang licht blijft.

Op enig moment lopen we door de 'Onzalige Bossen'. Vaak is de betekenis die bij toponiemen voor de hand ligt onjuist. Internet bevestigt dat. Het is er zalig wandelen en ik bestempel een lange, smalle en heuvelende beukenlaan tussen de Carolinahoeve en de Posbank tot de mooiste van ons land. De sporen die wroetende everzwijnen hier achtergelaten hebben, zijn talrijk. Het is bij tijden een flinke klim: Woeste Hoogten in Nederland.


Volgens de NIVON-routebeschrijving van het langeafstandwandelpad liet koning-stadhouder Willem III in de 17de eeuw dit soort lanen aanleggen als verbindingswegen tussen zijn Veluwse jachthuizen. Wie nog wil volhouden dat het koningsschap een door hogere machten gegeven goed is, kan dat bij deze vorst moeilijk verdedigen. Zo moest hij om ook op de Britse troon te mogen gaan zitten, die zetel eerst onder de kont van zijn schoonvader weghalen. Een fascinerende zet en ongetwijfeld een familiedrama. Overigens waren Willem en zijn vrouw Maria volle neef en nicht. Een droevige start, lijkt me. Niet voor de laatste keer vandaag schiet mij een lied van Jaap Fischer door het hoofd. 'Het was niet uit liefde, het was om je geld. Je was niet mooi, maar welgesteld'.


We klauteren de laatste bult op tot bij het bordje 'Maarten van Rossumpad'. Iets verderop bevindt zich de Posbank. Het is jaren geleden dat we hier voor het laatst waren. Op een zondag, met een parkeerterrein mudjevol als motorrijdersontmoetingsplek. Op deze late dinsdagmiddag heerst hier de rust zelve. De zon is op volle sterkte: terrastijd.







dinsdag 26 juni 2012

Köstritzer Schwarzbier

Liefde op het eerste gezicht, daar geloof ik in. Niet die slappe klets van ‘het moet langzaam groeien’. Nee gelijk ‘baf’. Juist dat is het op 13 juni tussen mij en het Köstritzer Schwarzbier. Uiteraard kan ik het in dit geval alleen uit mijn perspectief beschrijven. Plaats van handeling café-restaurant Lusky in het plaatsje Neustadt am Rennsteig, Thüringen.

In Duitsland bestel ik graag bier van een diepzwarte kleur. Dat heeft uiterlijk veel weg van Westmalle Dubbel; de smaak is totaal anders en varieert van longadrop tot cichorei. Ik proef vandaag vooral het laatste en ben meteen verkocht. Na de eerste halve liter vraagt de dame-met-notitieblokje of ik er nog eentje lust. Om nou ook weer niet te hard van stapel te lopen, wordt het ‘ein kleines Bier’.

De rest van de week zal ik het Köstritzer zwart nog op veel plaatsen tegenkomen. Op de kaart, op viltjes, vaak in een glas op reikafstand. Het blijkt een regionaal product. Rijp voor de kreet ‘Het bier waar Thüringen trots op is’. Die hebben ze hier gelukkig nog niet bedacht. Het is ‘Köstritzer. Gibt Momenten Seele’. Zal wel een beroepsafwijking geworden zijn, dus ook hier weeg ik de slogan. Die vind ik al heel wat, zo gauw het bedenksel beter is dan de pay-off waarin een spaarbank adverteert met de aanwezigheid van een kluis.

De brouwerij staat in Bad Köstritz, in het noordoosten van deze deelstaat. Te ver uit de buurt om op dit moment naar toe te sjezen. De weinige tekst die Wikipedia aan dit kuuroord besteedt, bevat de zin ‘De plaats is bij bierliefhebbers bekend door het Schwarzbier dat hier sinds 1543 wordt gebrouwen’. ‘Alter Tradition’, gaat door mijn kop. Van jongs af aan veel Duitse tv-reclames gezien en de vraag is: Unterberg, Jacobs Kaffee? Keine Ahnung.

Anno 1543. Da’s me al een tijdje. En direct denk ik aan ambachtelijke en kleinschalige aanpak met vrolijke brouwers die naar hop en gist ruiken als ze ’s avonds thuis aan tafel zitten. Kleinschalig blijkt de productie niet: op het scherm van de iPad verschijnt een zeer moderne fabriek. De begeleidende teksten bevatten de nodige superlatieven zoals ‘Deutschlands beliebtestes Schwarzbier’. Plus een verwijzing naar de unieke smaak: ‘ein unverwechselbares Geschmackerlebnis’. Bovendien is er een nieuwe fles ontwikkeld die makkelijker in de hand ligt en beter op tafel blijft staan.

Goede marketing. In mijn geval onnodig, want ik ben al gevallen. ‘Baf’. Gewoon door de kwaliteiten zelf van dit magnifieke bier. Ik herinner me een geliefde uitspraak van mijn moeder: ‘De kop moet de kont verkopen’. Voor mij is deze drank van top tot teen perfect. Vanwege de rijke smaak waardeer ik gaandeweg een glas 'van het schap' boven 'van de tap'. Wat me weer voert naar een toop van mijn pa: 'Ieder z'nne meug, sprak d'n boer en vrat een baal hooi'. Moet toch de frequentie eens gaan checken waarmee ik mijn ouders zaliger citeer. 

Voor we op 16 juni via Weimar weer naar huis gaan, bezoek ik de supermarkt. In de laadbak is nog wel ruimte voor wat flesjes. 'Prosit!'.

zondag 24 juni 2012

Het Bossche broek (9); vos

Op vrijdag 22 juni ben ik vroeg wakker. Verder slapen zal niet meer lukken en ik fiets om 05.30 uur naar het Bossche Broek. De lucht is helder en het zal een graad of 14 zijn. Bij 'De Roode Leeuw' sla ik af naar rechts en rijd iets verderop het natuurgebied binnen. Ik kom een vroege jogger tegen. Waar zijn de hertjes?

In dit enigszins afgesloten gebied huist een roedel van zo'n acht reeën. Ik heb de groep al vaak gezien. Dikwijls grazend dicht tegen de A2, soms midden in het drassige gebied. Het lijkt alsof ze gewend zijn aan menselijke belangstelling. Deze ochtend laten ze zich niet zien. Wel zijn er konijnen en een mannetjesfazant.

Een vos steekt onverwacht vlak voor me het fietspad over. Ik rem en grijp naar mijn camera. Het roodkleurige beest draait halverwege om en verdwijnt in het groen. Dus afstappen en met mijn fototoestel in aanslag loop ik naar de plek waar het beest verdween. Ik zie hem - of is het een haar - vanuit het hoge gras staan kijken. Hierna stel ik me uit het zicht op. Na vijf minuten is het wel goed. Duidelijk geen geduld zoals de lui die achter hun lens uren kunnen wachten tot bijvoorbeeld een das zijn burcht wenst te verlaten. Geen 'Luipaard op schoot'-bloed zit in mij. Dus rijd ik verder.

Het zonlicht is prachtig op dit vroege uur. Daar waar het Bossche Broek overgaat in het Dooibroek staat een strook vol met klaprozen. Rechts is Oud-Herlaar met de witte boerderij waar ene Van den Berselaar woont. Verre familie. Na enige tijd ga ik naar rechts en peddel langs Haanwijk weer terug. Nog steeds geen hertjes.

Ik stap af bij het lint van papavers en probeer het vroege zonnelicht te vangen in de tere rode bloembladeren. Eerst met het fototoestel. Dan met de iPhone waarvan ik de detailopnames prefereer. Daarna gaat het langs de plek waar ik de vos spotte. Thuis zie ik op het internet dat vorig jaar IVN een aantal keer een 'voswaarneming' gemeld heeft. Ik wil hier deze zomer nog eens op een vroeg uur rondtoeren.

Nog snel zet ik een klaproos op Facebook, pak mijn rolkoffertje waarna we naar Gummersbach karren, een eindje voorbij Keulen om daar wat dagen te wandelen. Onderweg speelt de rode vos door mijn hoofd.

Zwammen

Vrijdagavond 22 juni gaan wij aan tafel in Gummersbach. Over een uur begint de EK-wedstrijd Duitsland - Griekenland. Bij aankomst eerder die dag loopt het personeel al in T-shirts met de opdruk Germany of Deutschland. ‘Ze zien er met die dingen wat shabby uit’, zegt mijn vrouw als we het voorgerecht krijgen. Hun manieren hebben er in elk geval niet onder geleden. En de kookkunst ook niet: het is erg lekker. Als toetje bestel ik bosvruchten met zelf gemaakt ijs. Die koude lekkernij is bereid met ‘Holunderblüten’, iets wat we niet vertaald krijgen. Na de uitleg gok ik er op dat het de bloem van de vlierbes is. Die bloeit nu overal en afgelopen weken hebben we er thuis een frisse limonade van gemaakt. Het blijkt te kloppen en terwijl ik het met smaak opeet, verlaten de Duitsers de eetzaal om zich voor de tv op te stellen. Later op de hotelkamer proberen we - gelet op het opklinkende gejuich - te raden met hoeveel de Mannschaft voor staat. Ik lees verder in het spannende boek 'Getuige' van Lars Kepler en speel Wordfeud met de jongedame in Den Haag. Dit weekend is zij de verwennicht voor twee logeetjes.

Op zaterdag maken we een flinke wandeling vanuit het hotel. Op hetzelfde moment staat 240 km. verderop een bezoek aan Madurodam op het programma. ‘Vergeet de St.-Jan niet’, heb ik eerder geappt. Tja, Bossche oom.

Het weer is uitstekend voor een flinke wandeling en de rust is overweldigend. We klimmen van Windhagen naar Kalsbach. Onderweg zien we veel lievevrouwebedstro in volle bloei. Deze bodembedekker waarvan de bloem net als die van de vlierbes lekker ruikt, zal tegenwoordig niet meer in ijs of ander eten verwerkt worden. De aanwezige stof curamine werkt bloedverdunnend en dat pakt niet altijd handig uit. Gedroogd werd het gebruikt als vulling voor kussens en matrassen. Ook kan het - al dan niet in een zakje vermengd met andere kruiden - zorgen voor een geurige kamer. Of inloopkast.

Net zoals een week geleden in Thüringen blijkt ook hier de digitalis overvloedig aanwezig. Ik geloof niet dat bloem of groen in de keuken toepassing vindt. Uit het blad wordt een medicinale stof gewonnen tegen hartproblemen. In mijn tuin staat het vingerhoedskruid al een tijd in bloei. De bloemen zijn van een grote schoonheid. Ooit was het populair om uit de bouw en schoonheid van flora en vruchten de werking van God af te lezen: fysicotheologie. Er zijn nog steeds mensen die dingen in een doorgesneden appel zien. In het kroosje - voor de rest van Nederland ‘klokhuis’ - menen ze een letter of cijfer te herkennen. Wolken kunnen ook een speciale vorm aannemen. Ik zou zeggen zonder bedoeling. Tenzij natuurlijk ergens een indiaan een boodschap door staat te seinen. Da’s dan ook de enige opzettelijke zender. De indiaan staat in ons land te boek als 'zzz'.

Bij Siepen passeren we een wei vol margrieten. Die zijn allerminst 'zzz'. En op het traject Oberhagen - Niederhagen zien we veel tondelzwammen. Die halen hun kracht uit dood hout. Hun eigen kracht lag eeuwen lang in hun waarde bij het maken van vuur. Bijvoorbeeld: gaf je iemand die ten strijde trok een lading kruit mee, dan voelde die zich daardoor gesterkt. Dat spul ging mee in een koperen doosje, dat de vorm van een hart kon hebben. Dit werd bevestigd aan de riem van de soldaat of jager. Deze vulde uit dat doosje het geweer. Met wat kunst en vliegwerk liet hij dat kruit ontbranden om zijn wapen letterlijk vuurkracht te geven. Zo eenvoudig was dat laatste niet, want lucifers waren nog onbekend. Vuurstenen werden nog volop gebruikt. Tondelzwammen kwamen te pas bij de samenstelling van tondel of tonder: materiaal dat gemakkelijk in de fik vliegt. Wanneer er dichtbij vonken van een vuursteen geslagen worden. Ik bedenk me hoe traag dat in die tijd gegaan moet zijn. Zo’n konijn zat al lang kerst te vieren terwijl de jager nog met zijn geweer in de weer was.

Ik ben dol op symbolen. Ook de wandeling van vandaag is als een voetreis door een boek. Een prachtige combinatie voor iemand zoals ik met chronische leeshonger. Van Niederhagen voert een bospad ons weer terug naar Windhagen.

Op weg naar huis sla ik in Gummersbach nog gauw wat bier in. Als ik met onder elke arm zes halve liters Köstritzer Schwarzbier door de hoofdstraat sjouw, kijkt een tegemoetkomend koppeltje me vrolijk aan. Terwijl hij naar het bier knikt, vraagt de man: ‘Fussball?’

Iets meer dan een uur later weer bij Venlo in Nederland, piept mijn iPhone. Op een foto zie ik twee mini-meisjes voor een mini-St.-Jan staan. 'De jongedame heeft het goed begrepen', denk ik met een glimgrijns. 'Met cultuur kan je niet vroeg genoeg beginnen'.

zaterdag 23 juni 2012

Nooit meer Frederik Hendrik

Tekst Boschboomcolumn 24 juni 2012 Bossche Omroep

Op 12 april 2012 gaf de gemeente Hoorn het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen een bijgestelde tekst. De Nederlandse held - geboren in dat Zuiderzeestadje - werd daarmee officieel ‘niet onomstreden’. Grondlegger van ‘onze’ macht in Indië. Symbolisch genoeg was dit gezicht van de Gouden Eeuw vorig jaar al eens van zijn sokkel getikt door een kraanwagen. De initiatiefnemer tot de herschrijving had het liefst het woord massamoordenaar opgenomen gezien.

Wij hebben in onze stad geen beeld voor Frederik Hendrik. Dat gaat er vast nog komen. Daarmee worden de woorden van mijn oma Kaatje Lambooy van profetische waarde. Ze voorspelde regelmatig: 'De die (voor een vrouw), d'n dieje (voor een manspersoon) is al zô lanke dôôd! Komt bekant weer trug'. Het woord reïncarnatie was haar waarschijnlijk onbekend en misschien dacht ze wel aan de stedendwinger.

Pas was Fredrik Hendrik weer even terug in Den Bosch. Kennelijk zit ie in de verkleedkist en van tijd tot tijd zetten ze ‘m weer op het toneel. Zoals op zaterdag 2 juni bij de ingebruikname van een vistrap bij Crèvecoeur.  'Had ie vroeger ook mee te maken', zegt tijdens de voorbereiding iemand van het feestcomité'. 'Klopt', roept een collega. ‘Ergens in 1629. Toch?’ Gevolgd door:  'Nou, dan doen we hem toch?'

Zo moet dat steeds gaan. En de afgevaardigden van onze lokale overheid staan d'r elke keer weer allemaal bij. Zo ook toen de koningin in 2007 haar verjaardag hier kwam vieren. Op die feestdag mocht de zoon van Willem van Oranje voor gastheer spelen. Ik dacht even dat er een schrijffout stond in de aankondiging; niet dus. Een storm van protest bleef uit. Ook van lieden die wel eens een geschiedenisboek gelezen hebben. Sterker nog:  vorig jaar nam de Kring Vrienden van 's-Hertogenbosch een salonboot in gebruik die naar de overwinnaar van 1629 genoemd werd. ‘Een toepasselijke naam voor een vaartuig waarin we de bezoekers willen informeren over het beleg van de stad’.

De club die dat ‘event’ bij die vispassage organiseerde, ken ik enig gewicht toe. Vlakbij moest ook een fietsbrug geopend worden, en jawel ‘daar was ie weer’.  Ik begrijp het niet. Of er moet besloten zijn dat Frederik Hendrik enige verdienste heeft gehad voor onze stad. En misschien wel standbeeldrijp is. Dat is in mijn ogen onvoorstelbaar. Ik heb een taai geheugen van thuis meegekregen, dus ben ik vandaag uw Z.O.Z.: uw Zeur Op Zondag. Misschien de laatste die roept dat FH in de verkleedkist begraven moet blijven. Iemand die hem wil ontvoeren?


donderdag 21 juni 2012

Fluim

Soms raken woorden verloren zonder dat ik me daarvan bewust ben. Neem nou 'afgegeven', zoals in de zin 'Mijn ouders hebben hun eerste kind na bijna drie jaar af moeten geven'. Omdat ik deel van dat gezin ben, weet ik dat mijn oudste broertje als peuter gestorven is. Mijn ouders lieten hem node gaan. Moesten hem dus ‘afgeven’. Toen ik dit een tijd geleden schreef, kreeg ik als reactie of mijn pa en ma dat toentertijd erg vonden. Domme vraag: niemand wil dat zijn kind sterft. Toen was het even stil aan de overkant. De respondente-in-kwestie, kennelijk onbekend met die specifieke betekenis van afgeven,  dacht dat de Kinderbescherming het betreffende kind uit het huis had geplaatst. Zoals pas nog, met die dikke jong. Ik was er even stil van. Sindsdien houd ik er rekening mee dat mijn vocabulaire gedateerd is.

Verdwenen bij de jongste generatie of daar aan het verdwijnen lijken mij ook ‘kennis hebben aan’ en ‘verkering hebben’. Beide uitdrukkingen kunnen samenvallen. Verschil is er ook. De eerste kan ook zonder speciale betekenis inhouden dat A ene B kent en er regelmatig mee verkeert, mee omgaat. Bijvoorbeeld in een collegiale of vriendschappelijke sfeer. Betreft het twee geliefden, dan valt de betekenis samen met ‘verkering hebben’, dat wil zeggen dat het dan ‘aan’ is. Het hebben van verkering is zo langzamerhand ‘uit’. Het is nu zo dat mensen die op elkaar verkikkerd zijn, iets met elkaar hebben, bijvoorbeeld een relatie. ‘Verkering hebben’: een bijna verloren uitdrukking.

Confronterend zijn de momenten waarop ik verbaal in vreugde of woede uitbarst. Dan komt het vroegste taalstadium boven. In mijn geval de Bossche thuistaal, waarbij ik als het boosheid betreft niet bepaald de meest verheven bladzijdes opsla. In beide gevallen vallen me ineens woorden in de mond, waarvan ik het bestaan niet meer vermoedde: verloren woorden. ‘Fikkersteen’, riep ik laatst. En hier betrof het nog slechts een hond die me onder het hard lopen wel erg enthousiast tegemoet kwam. Toen het baasje - beslist gezakt voor de cursus Brave Huishond - verontwaardigd kefte dat het beest slechts wilde spelen, ontviel mij spontaan: ‘Flikkersteen toch op’. Een drieletterwoord kon ik nog net binnenhouden. Het werd ‘preut’. Voor de Vughtse Hei vond ik dit al erg genoeg.

Bij emoties teruggaan naar de moedertaal is een bekend verschijnsel. Bijna net zo automatisch als in geval van ernstige ontreddering (een variant van) ‘moederke toch’ roepen. Ik had een baas die op vakantie gaan erg leuk vond. ‘Ik pak mijn koffers in het Kerkraads in’, zei ze.

Mijn moedertaal en dan speciaal mijn moeders taal zit vol opmerkelijke scheldwoorden. Fielt is er zo-eentje: boef, stuk ellende, hufter. Ik denk dat het verdwijnend of al verdwenen woord is. 

Fluim is een kanshebber om in onbruik te raken. Ik vind dat jammer: het woord heeft een sterk karakteriserend effect. Iemand een fluim noemen is iemand een lamstraal vinden. Een slapjanus, lamlul, lambal. Nogal wat 'lam'. Niet zo vreemd, want een fluim mist elke ruggengraat. Maak zelf maar eens zo'n sluimerig speelselproduct met enig neus ophalen en keelgeschraap. Dat wil je toch zo snel mogelijk weer uitspugen. En wat daarbij op de keien fletst is niks. Een krachteloze fludder. Een fluim. Ik stel voor dit woord weer regelmatig in de mond te nemen ingeval je een zakkenwasser tegenkomt.


dinsdag 19 juni 2012

Thüringen (4); experiment Weimar

D'r zijn van die zaken die voor mij slechts als klank bestaan. Elke betekenis ontbreekt. Huismijt, Rubicon, stratosfeer. En Weimar. Dat laatste woord dan nog wel in de context 'De republiek van Weimar'. Dit is iets in de Duitse geschiedenis.

Op zaterdag 16 juni 2012 bezoeken we Weimar, stad in Thüringen. Genoemde 'republiek' blijkt het Duitse rijk van na de Eerste Wereldoorlog tot aan het moment dat Adolf Hitler aan de macht kwam: 1937.

'We kijken altijd door de ogen van het geheugen naar de tegenwoordige tijd', schrijft de filosoof Coen Simon. Mijn verleden met Weimar is als gezegd nihil. Ik wist niet eens dat ik het
 concentratiekamp Buchenwald - ook van 1937 - daar in de buurt moest plaatsen. Als mijn vrouw me op vrijdagavond nog meer gegevens opleest uit de tekst op haar iPad, veins ik interesse. Ik hoor niets meer en probeer - als betreft het een experiment - de stad als een onbeschreven blad te gaan bezoeken. Weimar, de naam klinkt als heimwee. Geen idee waarom.

Ik ben een nieuwsgierige reiziger. Ik schift de gegevens, dat wel. En dan wil ik over die geselecteerde zaken ook gelijk alles van weten. We zetten de auto bij een P+R aan de Henry-van-de-Veldestrasse tegenover het Klinikum. Van daar met de stadsbus naar het centrum. Wie was die Van de Velde? Hoe komt zo’n Nederlands klinkende naam hier op een straatnaambordje. Mijn idee is dat het om een Belg gaat.

Er zijn allerlei manieren om Weimars oude kern ‘begeleid’ te bezichtigen. Wandelend met een gids, vervoerd in bus of koetsje. Of figuurlijk aan de hand van een audiotour. Die halen we bij het VVV en na een korte uitleg kunnen we op stap. Eerste halte: een terrasje op de Markt. Koffie en zwart bier.

De gebouwen rond dit centrale plein zien er oud uit. Geen oorlogsschade? Schijn bedriegt. In februari 1945 vond een stevig bombardement plaats. Volgens de gesproken informatie kwam de restauratie snel op gang. Niet alleen dit part, het hele historische centrum ziet er prachtig uit. Gotische elementen hebben de overhand. Middeleeuwen, daar kikten de Duitsers op toen ze zo rond 1800 de Middeleeuwen weer de moeite waard gingen vinden. Dat heb ik net gelezen in het werk van Peter Raedts, 'De Ontdekking van de Middeleeuwen, Geschiedenis van een illusie'.

Weimar was lange tijd een hertogelijke residentie. Het zijn Goethe en Schiller die ons via de iTour met een grappige tweespraak door de stad leiden. De weetjes zijn verpakt in een verhaal waarin de heren tegen elkaar opbieden. ‘Stoefers’, om het met een Vlaams woord te zeggen. ‘Opsnijders’. Vermakelijk. Aan de Markt staat een hotel dat de Olifant heet. Een vergulde Henri van de Velde staat daar op het balkon. Deze Antwerpenaar blijkt als architect zijn sporen in Weimar achtergelaten te hebben. Dat met dat straatnaambordje is me nu ook duidelijk.


Van belang voor de huidige pracht van Weimar blijkt hertog Karel August van Saksen-Weimar-Eisenach (1757-1828). Zijn hof drukte in velerlei opzicht een stempel op de stad. In Karels tijd werd flink gebouwd, alleen al vanwege het feit dat branden hem steeds weer noopten om paleizen en andere imposante werken opnieuw op te trekken. 'Geld wie Heu', denk ik. Dat stond vast in 'Die Sprache der Mitte', het boek waarmee wij Duits leerden op het St.-Jans.

In de 18de en 19de eeuw was het hof een belangrijke opdrachtgever. Bach is er een tijdje in dienst. Decennia later gaat Goethe als duvelstoejager werken voor de vorst. Schiller krijgt een aanstelling aan de universiteit als geschiedenisprof. Kunst en cultuur: Weimar excelleert. 



Weimar ervaar ik als een weldaad. Nergens schreeuwerig. Landelijk. Een tikje ouderwets rustig. Veel Italiaanse tenten, zoals zo’n beetje in heel Duitsland. We lunchen 'Dal Pescatore' in de Seifengasse. Buiten. Op momenten dat het verkeer over de kinderkopjes stilvalt, horen we muziekklanken vanuit het conservatorium. Hier zou ik kunnen wonen. Nou ja, tijdelijk verblijven. Het is wel vijf uur rijden van Den Bosch natuurlijk. We zien de huizen waar Goethe en Schiller met hun familie woonden. Het tweegesprek van beide heren op onze rondleidapparatuur is grandioos.

Na afloop acht ik het experiment geslaagd. Zonder voorkennis een stad bezoeken. En me laten verbazen. Moet ik misschien een gewoonte van maken. 
Toch wat bijgeleerd van de jongedame. Merci. En dan plankgas naar huis.

maandag 18 juni 2012

Thüringen (3); staatserkend

Wat elders verdwenen is, zullen we volgens de wandelgids hier in het Thûringer Wald nog meemaken: de pure natuur. We staan op 15 juni 2012 aan het begin van een tocht door een gebied dat vanwege unieke kwaliteiten zwaar - zeg maar - gecertificeerd is.

Een van de dorpjes die we vandaag passeren, heet Breitenbach. Dat is een 'Staatlich anerkannter Erholungsort'. De weg houdt er op. Het ligt in het Vessertal, een 'UNESCO-Biosphärenreservat'. In een tv-program werd die vallei ook nog eens uitgeroepen tot het mooiste 'Wandertal Mitteldeutschlands' ook nog ook nog. Ik ben benieuwd.

Een Biosphärenbord zijn we gisteren al tegengekomen. Toen gold de erkenning een onderdeel van de streek rond de 'Talsperre Schönbrunn'. Vandaag betreft het een compleet dal. Met al deze voorkennis kan ik nauwelijks nog op pad gaan met het idee van 'we zien wel'.

Vanuit Neustadt am Rennsteig waar we verblijven, blijkt het handig om de tocht in het plaatsje Vesser te starten. Na wat donkere dagen met de nodige regen ziet het er vandaag goed uit. Vesser is een oase van rust: wandel- en wintersportoord. 's Winters schijnt het langlaufen hier populair te zijn. Er is ook een skischans. Met heuvels die de 800 meter met wel of niet halen, zal de sneeuwzekerheid moeilijk zijn.

We gaan door de bossen omhoog richting Adlerberg. Bij het Stutenhaus op 745 m. is het uitzicht grandioos. Dit wordt een halfuur later en 103 m. hoger overtroffen door het 360
° bellevue op de toren die de berg van de adelaar bekroont. We zijn gestegen van naar 650 naar 848 m. 

De plaatsjes die we tot nog toe gezien hebben, plaats ik zonder uitzondering in de categorie 'schattig'. Niet overdadig opgesmukt, niet schreeuwerig toeristisch, geen shoarma- en pizzatenten: ingetogen. Degelijk. Buiten deze leisteenrijke nederzettingen lijkt niemand te wonen. Geen boerderij te zien. Veel bosbouw. En net zoals gisteren komen we nauwelijks iemand tegen. Over een paar dagen begint het hoogseizoen. Al die hotelletjes, pensions, vakantiewoningen die we overal zien, zullen er toch niet voor niets staan. 
 

Van de Adlerberg gaat het in gehaast marstempo 438 m. naar beneden. Zelden te voet zo'n snelle afdaling gemaakt. We moeten in Breitenbach met een scherpe bocht naar links. 'Hoe zou de jeugd het leven hier vinden?' vraag ik mijn vrouw. Eigenlijk bedoel ik: 'Wie wil hier leven?' De openingstijden van de bibliotheek blijken gewijzigd. Op het mededelingenbord lees ik dat geïnteresseerden des dinsdags gedurende 120 minuten welkom zijn. Winkels zijn er niet. Wifi zo goed als onbekend. Onthaasting is geboden. Vandaar die erkenning als Erholungsort?

Nog twee van de vijf uur te gaan. We lopen langs het riviertje de Vesser. Magnifiek. Het lekkerste stuk van de tocht blijkt bij toeval tot het laatst bewaard. Prachtig landschap. Een ware bloemenpracht in bermen en grasland. Opvallend is de aanwezigheid van grote plukken lupine. Digitalis is algemeen. En overal sporen van everzwijnen. In een rustig tempo klimmen we van 410 naar 650 m.


Alsof we door een landschap uit de Romantische School gaan: heuvels, bomen en een klaterende beek. Vaak op schilderijen vastgelegd. Idyllische beelden. Als we weer in Vesser zijn, denk ik: 'Een mooie omgeving om te wonen. Met een e-reader hoef je niet naar de bieb'.

zondag 17 juni 2012

Thüringen (2); de geest

Bij aankomst bij ons hotel in Neustadt am Rennsteig krijgen we een informatiepakket. Kaarten, een glossy, kortingsbonnen, een Marco Polo reisgids. Die laatste beschrijft Thüringen als het groene hart van Duitsland. Deze kwaliteit is ons onderweg niet ontgaan. De gezonde kleur wordt op peil gehouden door een bovenmatige jaarlijkse hoeveelheid regen. Aan het gemiddelde over 2012 vindt ook vandaag 13 juni een flinke donatie plaats.

In de verstrekte literatuur maken de tekstschrijvers Thüringen ook tot het hart van de Bondsrepubliek. Uiteraard is hun bedoeling dat ik met de door hen aangedragen kennis de omgeving zoals die zich aan mij voordoet een gewenste 'zin' geef. Zo van: dit is de moeite waard want lieden die een wending gaven aan de geschiedenis, waren hier. Tot die 'Killroys' behoren keizer Frederik Barbarossa en de protesterende katholiek Maarten Luther. Die laatste werd hier tot priester gewijd en vervolgens nam hij stelling tegen het heersende geloof. Ook de componist Johann Sebastian Bach is een pleegzoon van dit land. De alleskunners Johann Wolfgang von Goethe en Friedrich von Schiller liepen hier rond. Ook wij kunnen nu nog in de voetsporen van Goethe treden door een aan hem gewijde route te gaan lopen.

Een bekende truc eigenlijk, om beroemde vaderlanders vanuit hun graf te laten getuigen. Ze worden ook geciteerd in hun enthousiaste beschrijving van het landschap. Ik kan na die waarderende woorden van Duitsers met gewicht niet anders dan het Thüringer land als waardevol bestempelen.

Zingeving is een gecompliceerd proces. Het is bekend dat mensen die een gedeelde ervaring hebben, het object van hun waarneming verschillend kunnen beschrijven. De verwondering is groot als zij de van elkaar afwijkende interpretaties vernemen. Scheidingen, oorlogen en reorganisaties moeten ergens hun grond vinden.

Terwijl in de wereld buiten mij het Duitse voetbalelftal 'dat van ons' met 2-1 verslaat, geef ik Thüringen vast wat kleur. Want morgen gaan we aan de wandel in de streek waar de geest van nationale coryfeeën aanwezig is. Het 'voor-oordeel' kan ik nu al proeven.

Ik weet dat bij de zingeving ook zoiets als een 'na-oordeel'
bestaat. Want de dingen die zich tijd en plaats aan ons voordoen, missen vaak logica voor hun aanwezigheid. Misschien is die er ook niet. Omdat wij mensen in ons bestaan graag reden en orde willen ontdekken, voegen wij die logica graag achteraf toe.

Bij het voor-oordeel scheppen we onze verwachtingen. 'Vrouwen maken plannen', zei mijn nichtje laatst. 'Mannen hebben een doel', wil ik daar nu aan toevoegen. Deze focus richt onze blik, waarna een gebeurtenis mee- of tegenvalt. Waarom dat zo is, verklaren we in ons 'na-oordeel'. Bij dat oordeel kunnen we scherp of mild zijn. Dat laatste is het gemakkelijkst. Met die aanpak kunnen we tevreden blijven met onszelf. Doorgaan om met onze tekortkomingen te leven. Daarmee wordt het zelfs voor iemand mogelijk een verklaring te vinden voor het regelmatige pak slaag als cadeau van de partner: 'Ik was ook lastig en hij heeft het zwaar op zijn werk'. 'Hij doet zijn best om te veranderen en een goede man en pa te zijn'.

Klassiek. Net zoals de alledaagse 'vereffeningen' met onszelf. Achteraf. 'Hij doet zijn best', 'Ze is intelligent genoeg'. 'Ik had last van het weer', 'Ik zat niet lekker in mijn vel'.

Morgen gaan we wandelen. Bevooroordeeld. Nou en?

zaterdag 16 juni 2012

Thüringen (1); Neustadt am Rennsteig

Café-restaurant Lusky in Neustadt am Rennsteig bestaat al vanaf 1926. Het heeft de sfeer van een huiskamer. Of eigenlijk een kamer-en-suite. Ze hebben een kleine kaart. Als wij het kleine etablissement 13 juni namiddags bezoeken, is het tijd voor taart. Of zoals in ons geval voor een witte wijn met kruiden en een Köstritzer zwart. Dat immens donkere bier heeft een smaak die varieert van longadrop tot cichorei. Mijn glas tendeert naar het laatste.

Misschien staat 'Lusky' symbool voor dit deel van Duitsland. We willen wat dagen wandelen in het Thüringer Wald en het dorpje Neustadt am Rennsteig lijkt een goede uitvalsbasis. Voormalig Oost-Duitsland. Behalve drank, taart, streekgerechten zijn er ook ansichtkaarten, tweedehands boeken en zelfgebreide sokken te koop. Heeft dat met de crisis te maken? Met het oude ideaal van het arbeidersparadijs? Is het dorps?

Een Rennsteig blijkt een zeker parcours. D'r zijn er meer dan 200 van in Duitsland. Het gaat om oude verbindingswegen. Misschien op de grens van voormalige geografische of door macht geregeerde gebieden. In elk geval is deze weg een toeristisch fenomeen geworden. In het dorp markeert een R het traject.

Na het avondeten wandelen we door Neustadt am Rennsteig. De gelijkenis met Altastenberg valt op. Dat dorpje bij Winterberg bezochten we in april. Ook hier in Thüringen blijken de huizen met leien ingepakt. Sommige muurpatronen trekken onze aandacht. We zien geen mens. Er is nauwelijks reclame. Borden spreken over de aanwezigheid van een meester-timmerman. Of meester-glazenier. Meer trots of protserigheid blijkt niet aanwezig. Ook op het gebied van uiterlijk vertoon is de stilte van een serene kwaliteit. Is dat zo of kijk ik met ogen die de 'naklank' van jaren communisme willen zien. Een periode die een niet onderscheidend leven in gelijkheid propageerde.

Bij het voorgaande buffet bleek de spreekwoordelijke Duitse geest niet te missen. Als we na het toetje onze tafel verlaten, blijkt dat we de drankbon nog moeten aftekenen. Terwijl mijn vrouw zich van die taak kwijt, onderhoud ik met een serveerster. 'U zou bij vertrek niet graag geconfronteerd worden met een rekening voor zaken die u niet gehad heeft'. De dame heeft gelijk. En elk hotel heeft zo eigen regels. Ze knikt vol begrip en zegt 'Ordnung muss sein'. Duitser kan valt dit niet te karakteriseren.

maandag 11 juni 2012

Voor je harses

Ook tijdens het EK Voetbal 2012 gaat in ons land de match tussen de hersenauteurs gewoon door. Hoewel spannend, trekt deze titanenstrijd geen massale aandacht. En dat terwijl toch iedereen hersens heeft. Mag ik aannemen. Ook de supers zien er geen brood in. Laat staan de cafés: ‘Vanavond live op groot scherm Victor Lamme versus Herman Kolk‘. Wie zijn hersens gebruikt, blijft gewoon thuis en hult zich in oranje.

De discussie tussen de auteurs reikt verder dan de vraag hoe ons brein werkt. De kwestie is welke stem wij hebben in ons eigen bestaan. Is wat we denken te willen écht een eigen beslissing? ‘Nee’, zegt de een. ‘Alles is voorgekookt’. ‘Natuurlijk’, roept de ander. ‘Dat is wat ons tot mens maakt’. Ik heb weinig verstand van de materie en het kost me veel kruim om het spelverloop te kunnen volgen. Wel raak ik verslaafd. Even ontgiften tijdens een time-out en voorlopig houd ik het op een ruststand van 1-1.

Wie de geit aan het keutelen heeft gebracht, is me ontgaan. Als toeschouwer-met-leesdwang betreed ik het stadion met de lezing van Ap Dijksterhuis’ ‘Het slimme onbewuste’. Vervolgens krijg ik rode oortjes bij Dick Swaabs ‘Wij zijn ons brein’, gevolgd door ‘De vrije wil bestaat niet’ van Victor Lamme. Ik raak zo geïnteresseerd, dat ik Lamme februari jl. aanbied om mijn hoofd in zijn lab door de scanner te laten halen. In mijn aanbevelend sms’je heb ik het over een hoeveelheid goed geconserveerde grijze massa. Elastisch, denk ik. Prima getraind, meen ik. Nieuwsgierig, weet ik. Nog elke dag kijk ik uit naar zijn reactie. Publieksbinding is best belangrijk.

April wordt vervolgens een opwindende periode met ‘De maand van de filosofie’. Bert Keizer slaat geweldig van zich af met ‘Waar blijft de ziel?’ Voor onderzoekers als Swaab en Lamme heeft hij prachtige one-liners op voorraad, zoals deze over gedachtelezen met een scanner: ‘een fMRI-beeld lijkt even sterk op een gedachte als een tafelpoot op een bloedvat’. Zijn kamp krijgt versterking van zwaargewicht Heman Kolk die met zijn ‘Vrije wil is geen illusie’ in het strijdperk treedt. Ondertitel ‘Hoe de hersenen ons vrijheid verschaffen’, een duidelijke rechtse hoek naar Lammes ‘Over wie er echt de baas is in het brein’. Ons gedrag zou niet opgebouwd zijn uit aangeleerde reflexen, maar uit aangeleerde gedragspatronen die iets waardevols opleveren. Professoren die elkaar ‘voor z’n harses’ geven. Hel volk applaudisseert beschaafd en de ME blijft gewoon lekker bij het voetballen

Zijn mijn hersens echt voldoende elastisch, genoeg getraind of snaps genoeg om dit alles te kunnen volgen?

Jan Verplaetse, meldt zich met ‘Zonder vrije wil’ in het kamp der willozen. De uitgevers - in hun rol als bookmakers - gooien wat olie op het vuur. In de schappen van mijn boekhandel zie ik dat zij de uitgave van Charles Duhigg, ‘Macht der gewoonte’ voorzien hebben van een rood stickertje met 'Voor de lezers van Dick Swaab'. ‘Het empatische brein’ van Christian Keysers staat in de winkel met een aanbeveling van dezelfde Swaab op het kaft.

Met een been op de tribune en met het andere op de mat laat ook Coen Simon van zich horen. Filosoof. Scanloos en in mijn ogen niet kansloos hersenvorser. Ik neem een pauze en zet geheel en al zelf de ruststand op 1-1. Tijdens deze verstilde tijd lees ik van Simon ‘Zo begint iedere ziener’ en ‘Waarom we onszelf zoeken maar niet vinden’.

Op dit moment verlies ik mij in zijn ‘Wachten op geluk’, dat als ondertitel heeft ‘Een filosofie van het verlangen’. Ik moet als een koe met het gras, veel werk verzetten om dit te kunnen verwerken. Zo herkauw ik nu al dagen zijn formulering ‘We kunnen niet buiten onze eigen wil treden. Dat kun je niet willen’.

Het Nederlands elftal heeft de eerste wedstrijd achter de rug. Op een reclamebord zie ik dat bij elke kopbal 500 hersencellen afsterven. Eén ding weet ik zeker: ook de  volgende match wil ik niet zien.

vrijdag 8 juni 2012

Oom (3); ingetogen


Begijnhoven spreken tot de verbeelding. De begijntjes zelf zijn in de Nederlanden - ik geloof op eentje na in Vlaanderen - in feite verdwenen. Hun woonkwartieren hebben het gered. Een handvol in ons land, een veelvoud daarvan in België. In mijn eigen stad Den Bosch waren er twee: het Klein en het Groot Begijnhof. Over het eerste is niet veel bekend; van het tweede weten we des te meer. Zelfs de fundamenten zijn nog exact aan te wijzen onder de onlangs herbestrate Parade. Daar liggen de resten van de huizen en de St.-Nicolaaskerk. Hun teloorgang is het gevolg van de capitulatievoorwaarden van 1629, het jaar dat de Republiek de vesting veroverde en daarmee een einde bracht aan de Spaanse periode. Soit.

Ik ben dol op het begijnhof. Om aan die liefde tegemoet te kunnen komen, ga ik naar Vlaanderen. Van ons uit nou ook niet echt een ‘herejee’. Er zijn maar liefst 26 stuks om uit te kiezen. Ik vind ze zo bijzonder, dat ik graag iemand meeneem om die verstilde plekken te bezoeken. Mijn nichtje, bijvoorbeeld. Als overtuigde oom kan ik niet anders dan juist deze jongedame - al dan niet bij de haren - hier mee naar toe te slepen. Dus bezocht ik in haar gezelschap tot nog toe vijf van deze aan de godsvrucht gewijde oorden: Brugge, Lier, Antwerpen, Gent en Leuven. In de regel is het mij als zelfbenoemde ‘orator didacticus’ haast onmogelijk om in haar aanwezigheid - omringd door oude gebouwen - mijn klep te houden. Juist in deze hofjes blijk ik stil te vallen. Het zal zijn reden hebben. Misschien omdat de omgeving ‘spreekt’.

Op de middag van 18 mei lopen we door het Groot Begijnhof van Leuven. De hemel is bewolkt en ik ben vooral benieuwd naar het Spaans Kwartier, onderdeel van deze curieuze hoek. Onze dagen in deze stad verlopen aangenaam traag. Door de poort heen, verschuift de tijd. Ik lees dat de universiteit met deze gerestaureerde wijk een tijdelijk onderdak biedt aan buitenlandse professoren en studenten. Een godsgeschenk om hier - al is het slechts voor een periode - te mogen wonen. Een meerwaarde anno 2012, met daarbij nog de waan om de aanwezigheid van de middeleeuwen te ervaren.


Mijn nichtje kijkt en zwijgt. Ook op de brug over de Dijle blijft het stil. Het water snelt onder onze voeten voort. Ik maakt wat foto's en vind mijn gezelschap 'ingetogen', een woord dat ik trouwens van haar heb. Schouwend. Kennelijk zijn er plaatsen die dat bij haar bewerkstelligen. Ik zag dit eerder in het amfitheater van Trier en op het balkon van het hooggelegen San Vigilo in Bergamo. Ingetogen schouwen. Ik heb daar niks aan toe te voegen.


Sommige momenten kunnen als miniatuurtje ingelijst worden. Hoewel mijn nieuwsgierigheid spreekwoordelijk is, vraag ik dit keer niet wat er in haar hoofd aan gedachten leven. Misschien bestaat dit ogenblik alleen in mijn waarneming en denkt ze gewoon aan de smaak van pindakaas.


Op weg naar de Botanische Tuin kwetteren we verder. 's Avonds is er het sushirestaurant waar we en passant gebruik kunnen maken van wifi. Tijdens de lekkere maaltijd spelen we via onze mobiele telefoontjes een spelletje. Met elkaar. De afstand tussen de Sneeuwwitjepuzzel van toen en het recente Wordfeud blijkt gering en gemakkelijk te overbruggen. Soms is oom-zijn zo simpel.


donderdag 7 juni 2012

Curieus België (2); traag


Zuid-Limburg. Vanaf een St.-Brigida Den bij de Noorbeekse kerk voert een wandelpad ons op 2 juni omhoog . Een ochtend vol zon. Gisterenmorgen kwamen we hemelsbreed ‘iets meer naar het oosten’ langs Wijndomein De Planck. Ook nu reikt een wijngaard tot aan de grens. Het blijkt een aanplant uit 2004 met pinot gris, eigendom van de plaatselijke Vereniging voor wijnbouw. Het heet hier ‘Op Gen Heugde’. Tegen de haag bevindt bevindt zich een van de vele wegkruisen die we dezer dagen passeren. De tekst lijkt welgekozen: ‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’.


Tegenover de wijngaard staan borden met informatie: Natuurmonumenten herstelt het Noordal. Op deze plek gaat het om het werk aan de Matzedelle. De koeien waar we naar kijken, zijn niet alledaags. Het blijken exemplaren van het Glanrund, dat op het nippertje voor uitsterven gespaard is.


Opnieuw blijkt ons land aan de randjes op z’n mooist.


Aan de overkant van de weg begint het Belze tracé met een afdaling door een smalle holle weg. We zijn in St.-Martens-Voeren, drie keer niks plus spoorweg. Een goederentrein rolt met veel lawaai over een hoog stenen boogviaduct. Volgens de beschrijving is deze verbinding tussen Visé en Aken tijdens de Eerste Wereldoorlog aangelegd door Belgische en Russische krijgsgevangenen. Verderop mooi gerestaureerde oude huizen bij een serie visvijvers, gevolgd door een lang saai stuk: links bos, rechts heuvelend grasland met een gierende boer.


We bereiken het meest zuidelijk gelegen punt van de route, halen een hoek bij een dode koe en gaan richting St.-Pieters-Voeren. De uitzicht is weer magnifiek op dit gedeelte. Dominant in het beeld is een oude versterkte hoeve die de Commanderie blijkt te heten. In het poortgebouw kopen we stroop die daar op artisanale wijze geproduceerd wordt. Aan de andere kant van het complex is een viskwekerij. Het geheel heeft hier een totaal verschillend karakter: het blijkt een kasteel.


Na de lunch - een plankje met lokale kaas, eigen brood, plaatselijke stroop en streekbier - zeulen we een heuvel op. Ineens worden we opgenomen door het groen dat een worp huizen verbergt. Veurs, heet het hier. Op het oog een paradijsje. Misschien ook wel in de winter. Een plek om een boek te schrijven, onder te duiken of heel langzaam oud te worden onder de pannen van zo'n vakwerkhuis. In de tuinen heerst de nagelschaar: misschien zit hier wel een kolonie bejaarde Britten. Tijd krijgt hier een andere dimensie. Er is geen levende ziel te bekennen. Een dooie ook niet. Wel een zerkkruis, iets nieuws voor ons. Afkomstig van de lijkkist wordt of werd dat opgehangen tegen het huis van de overledene. Of aan een boom. Op Java kwamen we ooit eens een hele serie grafstenen tegen in de tuin van een Ambonese familie. Daarboven hing de was aan de lijn te drogen.


We klimmen langs een pad omhoog en denken in de verte Maastricht te zien. Onderweg plukken we grote schermvormige bloemen van vlierbesstruiken. Mijn vrouw zag onlangs het recept voor een frisse zomerdrank waarvoor dit pluksel in combinatie met citroen de basis vormt.


Als we een halfuur later bij 't Bakhuis - melkveebedrijf annex ijssalon in het grensplaatsje Ulvend - van een kingsize coupe genieten, komt het eind van deze mooie wandeling in zicht. De zon brandt en we geven het ijs niet de kans om te smelten. Eigenlijk is dat het enige moment van de afgelopen tweedaagse dat we ons haasten. De Voerstreek, een curieuze hoek van Vlaanderen waar Suske & Wiske de voorbijgangers in twee talen aansporen tot traagheid.










maandag 4 juni 2012

Curieus België (1); taai geheugen


België is een curieus land. Daarvan vormt de Voerstreek een voorbeeld bij uitstek. In deze Vlaamse uithoek wandelen we op 1 en 2 juni vanuit respectievelijk het Zuid-Limburgse Slenaken en Noorbeek. Over de grens komen we op bekend terrein. Ook dit keer lijkt hier veel hetzelfde als aan onze kant van de weg. Schijn bedriegt: het is écht anders. Zijn de huizen, boerderijen, kerken authentieker? Geldt dat ook voor het landschap?

In elk geval hebben aan Belze zijde de hoogstammige fruitbomen de mechanisatieslag overleefd. Daarvoor heb ik eens de volgende verklaring gelezen. In de periode dat taalstrijd en politieke onrust dit gebied in het laatste kwart van de vorige eeuw tot een instabiel geheel maakten, werd er weinig geïnvesteerd. En bleef veel ongemoeid. Dat gekrakeel is nu gesust, de oude strijdkreten op muren en wegen zijn nog nauwelijks zichtbaar en de Voerstreek is een vakantieland van de eerste orde geworden. Met veel prachtig gerestaureerde B&B’s, accommodaties en huizen in de karakteristieke vakbouwstijl.

Een uitstekend wandelknooppuntennetwerk voert  ons op vrijdag 1 juni langs veelal holle wegen. We naderen Teuven dat we al van een afstand in het dal zien liggen stoven. Nederlandse opschriften overheersen er en al wat officieel is, wordt hier in twee talen weergegeven. Soms werkt dat wel komisch, zoals bij het bordje 'Hoofstraat – Rue Hoof'. Ook particulieren laten zich niet onbetuigd. Als je op elkaars lip zit, neemt de kans op woordblindheid toe. Ik lees dat dit plaatsje als enig dorp van de gemeente Voeren op verenigingsvlak multicultureel is gebleven. Niet ‘geworden’ door de opname van personen uit andere landen, maar ‘gebleven’, in een Vlaams en een Waals kamp. Stel je voor: twee fanfares, schutterijen, prinsen carnaval. Wat dat laatste betreft: dat feest moet ook hier goed gevierd worden. En dat allemaal in een dorp zo groot als een postzegel.

Stilte en rust regeren op deze lome middag in Teuven. Zelfs een buslading Zweden op weg naar de lunch krijgt deze kalme atmosfeer niet weg. Vanachter een bolleke De Koninck probeer ik nog meer grip te krijgen op wat meegesjouwde informatie. In zekere zin zit ik weer op school: in wat nu dit café-restaurant is, kregen namelijk generaties kinderen onderwijs. Op weg naar het toilet passeer ik een Nederlandstalige wandplaat over 'de koe'.

Teuven en het nabijgelegen Remersdaal blijken de enige twee kernen uit de huidige Vlaamse provincie Limburg die ooit onderdeel uitmaakten van het verdwenen hertogdom Limburg. Da’s opmerkelijk: hier wonen dus de enige échte limbo's. Dat weggegumde hertogdom had trouwens weer een nauwe band met het Land van Overmaas - waartoe de rest van de huidige Voerstreek behoorde - dat eigenlijk Brabants was. Veel nieuwe indelingen maken van dit gebied een historische lappendeken. Voldoende om te leiden tot een taai geheugen.

Na  Teuven leidt de weg omhoog door een wel bijzonder holle en tegelijkertijd smalle weg. Die brengt ons naar achtereenvolgens het Bovenste en Onderste Bos. Bij grenspaal 14 zijn we weer in Zuid-Limburg. Nederland is mooi, vooral aan de randjes.

zaterdag 2 juni 2012

Oom (2); ontnuchterende schoonheid


Ze heeft het me pas nog laten weten: ‘Je schilderijen hoef ik niet te erven. Het Wedgwoodservies wel’. Ja, ze kan zo ongelooflijk duidelijk zijn, de jongedame.

Zelf zou ik natuurlijk voor die kunstwerken gaan, want die vind ik geweldig. Ze zijn ‘modern’ en je kunt niet zien wat het voorstelt. Altijd een onderwerp van discussie. Ik kan me dus bedenken dat Wedgwood meer zegt.

Als het moet, kan ik uren over het prachtige werk van Geert de Bruijn praten. Ik heb dat een tweetal keer mogen doen als inleider bij een ‘vernissage’. Dus bij - in gewoon Nederlands - ‘de opening van een tentoonstelling’. Wat voor mij telt, is de complementaire waarde van De Bruijns schilderijen en beelden in mijn omgeving. Te midden van juist deze werken wil ik leven. Sterker nog: dragen ze bij aan de kwaliteit van mijn leven.

De jongedame kan - als gezegd - dus heel duidelijk zijn als het over schoonheid gaat. En ontnuchterend. Vooral dat laatste ben ik het afgelopen jaar gaan waarderen. Die groei begon september jl. met een ontluisterende bevinding. Met een uitspraak, erger nog dan vloeken in de kerk. Overigens was dat laatste precies de plek waar zij mij van mijn stuk bracht: de Sint-Baafskathedraal in Gent. Daar had ik zojuist - zoals dat zo mooi heet - in stille aanbidding gestaan voor Het Lam Gods’, een triptiek van de gebroeders van Eyck. Een topper in het vroeger door mij stukgelezen ‘Eeuwige schoonheid’ van E.H. Gombrich.


Vanuit een ooghoek kijk ik hoe zij kijkt en durf eigenlijk niet te kijken, want ik denk het al van haar af te kunnen lezen. En aan de andere zijde van de dorpel, weer terug in de stralende septemberzon, vraag ik tegen beter weten in: ‘En?’ Al dan niet gespeeld luidt de reactie ‘Een inklapbaar schilderij met heel veel mensen bij een schaap’. Furieusheid en plaatsvervangende schaamte strijden om voorrang. Jarenlange inspanning om als oom bij te dragen aan de culturele ontwikkeling van deze jongedame blijkt voor niets geweest. De rest van ons gezamenlijke weekend zoek ik troost in de andere zaken die Gent ons te bieden heeft. Gelukkig zijn dat er heel wat. Misschien moet ik ook niet zo overspannen reageren, denk ik. We eten lekker, slenteren, bezoeken Het Steen, maken een boottocht. Pakken een buil friet. 

Op 17 mei jl. arriveren wij in Leuven voor een wat lang uitgevallen weekend. Sinds Gent heb ik heel wat bijgeleerd. Onze reisspullen staan op de hotelkamer en het is tijd voor een croque monsieur op de Grote Markt. Het is uitgerekend hetzelfde nichtje dat mij eerder het verschil leerde met de croque madame: ‘Die heeft een eitje’. Weer van een verbluffende helderheid.

Aan de Grote Markt ligt het stadhuis van Leuven. Zo weggelopen uit Gombrichs ‘Eeuwige Schoonheid’. Een verblindend mooi gotisch gebouw, kantwerk in steen, met in of aan de gevels maar liefst 149 beelden. Dit is geweldig. Met een halve blik op het imposante meesterwerk kijk ik de jongedame wat nonchalant aan. ‘En?’. Ze laat nog geen nanoseconde tussen mijn vraag en haar geglimlachte reactie: ‘Druk’.