Onlangs
ging een kameraad met pensioen. De dag na zijn afscheid stond zijn huis vol met
stukken zeep (terwijl hij niet stinkt), flessen wijn (hoewel hij nauwelijks
drinkt) en boeken (hij leest veel en graag). In de gang - half verscholen
achter de jassen - kwam een bordje vol goede raad aan de afzwaaier, waaronder de tip ‘eindelijk tijd om
lui te zijn’. Begrijpelijk, hoewel een moeilijke voor deze ontvanger die
voorzien is van een bovengemiddelde onrust in zijn kont.
Maandagmorgen jl. -
misschien hingen er tijdelijk weinig jassen - viel mijn oog op de aansporing: ‘Leef
je droom’. Wat een triestheid. Ik hoop dat deze zin snel door een brede duffelse wintercoat uit het zicht van mijn vriend gehouden gaat houden.
Taalkundig
wringt de zin die een variant is op ‘Maak je droom waar’. Dat laatste is heel
erg in de mode geraakt. Misschien hebt u de tijd nog meegemaakt waarin mensen
timmerman wilden worden, verpleegster, stewardess, onderwijzer, juf, ontdekkingsreiziger. Om dan vervolgens 40 jaar lang gewoonweg met iets anders de kost te gaan
verdienen. En na die vier decennia krijg je dan zo’n bord dat het nu dan
eindelijk tijd is om die droom die je al die tijd gekoesterd hebt, het liefst
voor het te laat is, waar te gaan maken.
Achter
die aansporing ligt de aanname dat die voorgaande 40 jaar waardeloos waren. Oké, er kwam
geld binnen voor de hypotheek, de eventuele kinderen konden doorleren, op vakantie gaan
lag ook nog binnen de mogelijkheden, terwijl de verwezenlijking van wat écht
gewenst werd, moest wachten.
Terug naar mijn vriend. Die ging geen dag (nou ja, eentje dan) zonder plezier naar zijn
werk. Hij was er altijd enthousiast aan bezig. Op dat gebied begint
hij dus zonder trauma’s aan zijn bestaan als pensionista.
Welke
droom moet hij dan gaan leven? Ja, natuurlijk weet ik er wel een stelletje te
noemen uit de serie seks, drugs en rock&roll, waarbij ik me realiseer dat dit laatste niet binnen de strekking van die aanmoediging op dat bord komt.
'Je droom
waar maken' hoort bij het huidige tijdsgewricht waarin een baan (of liever werk)
vooral op passie moet stoelen. Die verplichting gaat zo ver dat ik twee weken terug in de buurt van Den Haag op een
vrachtwagentje dat mobiele plees vervoerde, de slogan las ‘Passion for toilets’.
Ineens verschenen allerlei ranzige beelden voor mijn ogen.
Ik ben
bang dat ikzelf een vroege ambitie nooit waar heb gemaakt. In de kinderstoel gezeten kreeg
ik de opmerking van de parochieherder, die ook Harry heette, ‘dat ik dan zeker
ook wel priester wilde worden’. Volgens mijn moeder moet ik toen hard zijn gaan
huilen, gevolgd door ‘nee, ik wil papa worden’. Dat kan niets anders dan een
schrikreactie zijn geweest. Eerlijkheidshalve heb ik nooit van het vaderschap
gedroomd en er ook nooit voor gekozen.
Waren en
zijn er andere dromen? Tuurlijk. En als die nu nog liggen te wachten, dan is
dat dieptriest. André Aleman schrijft in zijn ‘Het seniorenbrein’ (naar mijn idee
van overheidswege verplichte kost voor ieder die 65 jaar wordt) dat rond
genoemd levensjaar mensen de neiging krijgen om de rekening op te gaan maken. Wie
tevreden is met wat hij/zij bereikt heeft - zelfs al is dit minder dan gedroomd
- gaat met een prettig gevoel het ambteloze
bestaan in. Wie ontevreden blijkt met het gerealiseerde resultaat, verzuurt. En
wordt vervolgens een ramp voor zichzelf en omgeving. Tja, wie droomt er nou van een augurk
te zijn? Of sterker nog: een rolmops!