Deze tekst verscheen op 20 september als column in de Bossche Omroep. Onderstaande versie bevat vier doorklikmogelijkheden naar achtergrondinformatie.
In de zomer van 1535 stapt Bosschenaar Leonardo Van Dembusq in Sevilla op de boot richting Río de la Plata. Op dat schip zitten meer Brabanders, waaronder de Antwerpenaren Roque de Balduq en Urin de Manguilera. ‘Hij ging erheen met de vloot van Don Pedro de Mendoza’, staat genoteerd in het Sevilliaanse archief. Mogelijk als soldaat, misschien ook als kleermaker of wever, want die waren er volgens de Vlaamse onderzoeker Johan Verberckmoes ook bij. In elk geval is Leonardo in het gezelschap van lieden die ze aan de andere kant van de Atlantische Oceaan goed kunnen gebruiken. Want in datzelfde jaar nog wil Spanje ook figuurlijk ‘een voet aan de grond krijgen’ in het door Columbus ontdekte continent.
In de zomer van 1535 stapt Bosschenaar Leonardo Van Dembusq in Sevilla op de boot richting Río de la Plata. Op dat schip zitten meer Brabanders, waaronder de Antwerpenaren Roque de Balduq en Urin de Manguilera. ‘Hij ging erheen met de vloot van Don Pedro de Mendoza’, staat genoteerd in het Sevilliaanse archief. Mogelijk als soldaat, misschien ook als kleermaker of wever, want die waren er volgens de Vlaamse onderzoeker Johan Verberckmoes ook bij. In elk geval is Leonardo in het gezelschap van lieden die ze aan de andere kant van de Atlantische Oceaan goed kunnen gebruiken. Want in datzelfde jaar nog wil Spanje ook figuurlijk ‘een voet aan de grond krijgen’ in het door Columbus ontdekte continent.
Conquistador (veroveraar) Pedro de Mendoza passeert op 24
augustus de Spaanse havenstad Sanlúcar de Barrameda, verlaat daarmee de Guadalquivir
en komt op open zee met zijn (naar schatting) 14 schepen, bemand door 2.500
koppen, waaronder 150 soldaten. Ze ondergaan onderweg de nodige ellende die bij
dit soort expedities hoort en op 3 februari 1536 begint aan de Río de la Plata de
bouw van een kleine, met twee forten versterkte, nederzetting genaamd Santa
Maria del Buen Ayre, het latere Buenos Aires. Ulrico Schmidl, Beiers
haakbusschieter, schrijft op wat er vervolgens tot 1554 gebeurt, want dan gaat
hij als Ulrich Schmidt weer naar huis waar in 1567 van die belevenissen een
Duitstalige uitgave verschijnt.
Wat met Leonardo Van Dembusq gebeurt, is mij niet bekend.
Misschien is er nog post gegaan naar zijn ouders Cornelio van Rosendera en
Margarita Van Dembusq. De passagierslijst uit het archief van de ‘Casa de la
Contratación de Indias’ bevat - naast de vermelding dat het hier om inwoners
van Den Bosch gaat - ook de spelling ‘Van den Busq’. De ‘m’ in Dembusq is een
kwestie van regressieve assimilatie. Ongetwijfeld schreven de Spanjaarden op
wat ze hoorden toen ze Leonard naar zijn naam vroegen. Die zei naar de gewoonte
van zijn tijd ‘Van Den Bosch’. Moeder? Van Den Bosch. Vader?
In feite was de exploratie van dat nieuwe continent aan de
overkant voorbehouden aan de Spanjaarden. Tenminste: dat vonden ze zelf, hoewel
desgevraagd de Paus in 1494 een lijn over de aardbol getrokken had tussen wat
Portugees en Spaans zou ‘mogen’ zijn. Hoe dan ook: zo gemakkelijk kon een
niet-Spanjaard zich daar niet vestigen. Tenzij je in het leger zat, droste als
zeeman of over de juiste papieren beschikte. En juist die laatste waren zeer
begerenswaardig voor al die ‘vreemdelingen’ die zich in Sevilla vestigden,
omdat die stad lang dé plek was om mee te mogen naar de overkant waar het grote
geld te verdienen zou zijn. (Die strenge maatregelen moesten ook twijfelkatholieken
buiten de deur houden.) Die gewilde papieren werden uitgereikt als de aanvrager
kon aantonen dat hij geld en of een huis in Sevilla had, er lang genoeg woonde
en getrouwd was met een Sevilliaanse. Wat de Bosschenaren Jacques Filter, Jorge
Duarte Putershouch en Juan Tholincx lukte. Die laatste slaagde er zelfs in om
begraven te worden in Mexico.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten