Noch de naam van het proefschrift noch die van de auteur kan ik
ontdekken op het internet. Wel vond ik ‘Vergezeld wit geeft richting aan de
ogen’; genoteerd door K. Schippers in ‘Een leeuwerik boven een weiland’ (2003).
Yra van Dijk promoveerde met ‘Leegte, leegte die ademt’ in 2005 op het wit in
de poëzie.
Hierover denk ik na als Geert de Bruijn op de maandagochtend van de 14de
mei ‘opdraagt’ om me te verdiepen in de vraag wat het wit voor mij betekent in
dat wat ik aan het tekenen ben. Mijn antwoord cirkelt rond de woorden
‘achtergrond’ en ‘contrast’. Zwart steekt zo mooi af tegen wit. Tegelijkertijd
ervaar ik dat witte als een beklemming: het moet gevuld. Hoe en waarmee doe ik
dat?
Ik ben dus in de leer bij Geert de Bruijn. Na een jaar ‘beelden
van was’ en enig geploeter in de conceptuele kunst, wordt er nu met potlood en
viltstift gewerkt. ‘Brengt dit mij verder?’, vroeg ik me al af in een
voorgaande blog.
Mijn zoektocht gaat uit naar een antwoord op de vraag hoe
abstracte kunst in het hoofd van de maker tot stand komt. Er moet dus een
verhaal aan de basis liggen. Zo ken ik na 40 jaar wonen en werken met zoveel
‘De Bruijns’ om mij heen, dat verhaal van Geert. Hoe vindt de schakeling in
zijn kop plaats? Of is het eerder een kortsluiting?
Ik piel wat aan. IJverig. Bladen vol. In wat ik (bijvoorbeeld bij bovenstaand veelkleurig huiswerk) aan commentaar
krijg van de meester, klinken door: ‘probeer je eigen stijl te vinden’, ‘hier
zit ruis’, ‘waar gebeurt het?’
Dat laatste vraagt naar de plek die de aandacht van de kijker
trekt.
Wat erg stimuleert is het lezen van ‘Het sublieme’, geschreven
door Hans den Hartog Jager. Ik krijg het boek van het echtpaar De Bruijn als
verjaardagscadeau, om het vervolgens op 10.000 m. hoogte in één ruk uit te lezen. Ligt
het sublieme in de deconstructie van het alledaagse?
Weer thuis gaat het experiment verder. Veel ruis. En erg veel kleuren terwijl ik in de rood-groensector blind ben en de voorkeur geef aan 50 tinten zwart. Tot ik besluit
dat mijn verhaal ‘het landschap’ is. De Povlakte waarin wij onlangs wandelden.
Het Zuid-Limburgse Gerendal. De Vughtse Gement. Geert vraagt me het werk van
een tweetal kunstenaars uit zijn omgeving te bestuderen.
Wit wordt minder bedreigend. Niet alles hoeft gevuld. Het
landschap geeft rust en de ruis draai ik zachter. Deconstructie. Weglaten. Zwart en een steunkleur. Schrappen. Het gaat steeds meer op schrijven lijken. In zeven talen kan ik mijn woordje doen en nu zoek ik aarzelend mijn weg in een mij vreemde grammatica tijdens het maken van stelopdrachten in abstractie. Misschien dat ik iets van ga snappen. Onder de compositie in zwart en geel links komt de naam 'Boerenland 1'.
De horizon lokt. Haha. Waar zal dit me brengen?