Bestaat er zoiets als een
Bossche ziel? Herken je een Bosschenaar van een afstand? Sommige inwoners van
de stad zullen hierop direct bevestigend reageren. Anderen zeggen ‘wie weet’.
Graag reken ik me tot die tweede categorie.
Om te beginnen worden
Bosschenaren gewoon in bed geboren: thuis of in het ziekenhuis. Niet echt
bijzonder dus. Interessant is te weten wat er vanaf dat moment gebeurt om -
laten we zeggen - 18 jaar later de boreling van toen te horen roepen: ‘Ik ben
een echte Bosschenaar’. Voor een antwoord hierop wil ik in een aantal blogs wat
bouwstenen aandragen.
Cijfers zijn op dit punt
niet aanwezig. Misschien kan een promotieonderzoek e.e.a. staven. In elk geval
is de kans aanwezig dat een kind dat in Den Bosch ter wereld komt, zeker één
ouder heeft die een muziekinstrument bespeelt. Is dat bijzonder? Kijken we naar
de kaart van het Meertensinstituut, dan blijkt dat in het (voormalige)
katholieke deel van Nederland verenigingen op het gebied van muziek (koor,
harmonie, fanfare, operette, etc.), toneel, schutterij en aanverwante
activiteiten min of meer gemeengoed te zijn. Wat het voor Bossche keinder iets
specialer maakt, is als die pa of ma in een carnavalsclub speelt. Wat dat kan
betekenen: daarover later. Hoe dan ook: muziek hoort bij de stad en getoeter of
getrommel thuis laat niemand onberoerd.
Den Bosch heeft een eigen
stadstaal of -dialect zo u wil, die/dat - hoewel in een teruglopend aantal
sprekers - ook door jongeren beheerst wordt. Het ‘kunnen verstaan’ geldt voor
meer mensen dan ‘het kunnen spreken’. Onderzoek van ondergetekende en Gerlaine
Piters-Jansen maakt duidelijk dat er drie taalvarianten voorkomen die met name
naar klank en wijk te onderscheiden zijn. Zo sprak de voorgaande Peer van de
Muggenheuvel een mooi middenstands-Bosch terwijl zijn opvolger hard zijn best
moet doen om daarbij in de buurt te kunnen komen. Meervoudig winnares van ‘de
Klèts en schrijfster van tot nog toe twee Oeteldonkse dichtbundels Monique
Gloudemans hanteert de prachtige ronde standaardvariant. De derde vorm,
gekenmerkt door hard uitgesproken en langgerekte klinkers, wordt vaak gehoord,
terwijl niemand zegt deze zelf te spreken. Een interessant fenomeen in de tijd
dat ik met de bandrecorder op stap ging. Wat het ook zij: het Bosch wordt in
het openbaar gekoesterd tijdens bijeenkomsten en opvoeringen. De herkenning
zorgt voor een onderlinge band. Bosch kunnen spreken draagt bij aan de identiteit.
Vervolgens bestaat zoiets
als het streven van het lokale bestuur om de stad van een onderscheidend imago
te voorzien. Lange tijd werd de leus ‘Den Bosch, Ontmoetingsstad’ gehanteerd.
Die suggereerde dat de gemeente een platform bood voor ontmoetingen op velerlei
terrein: mode, paardensport, toneel, muziek horeca. Of die campagne met koppen
van Bossche gezichtsbepalers er veel toe bijgedragen heeft dat - zeker op
zaterdagmiddagen - er soms geen doorkomen aan is in het centrum, weet ik niet.
Bekend uit onderzoek is dat de meeste bezoekers komen om ‘te shoppen’. En
daarbij iets te gebruiken, bij voorkeur op een terras. Daarbij is het kennelijk
niet van belang dat Den Bosch zich al jaren met gemak weet te handhaven in de
nationale top-3 van ‘duurste terrassteden’. Overigens heeft het gemeentelijk
promotiebeleid zich verlegd naar het binnenhalen als titels als ‘De winkelstad
van Nederland’, waarbij winkelstad vervangen kan worden door ‘fietsstad’,
‘groenste stad’, ‘meest gastvrije stad’. Wie in zo’n stad opgroeit en woont,
kan aan dit soort ‘gewaardeerde aandacht’ niet ontkomen. Dat zet zich vast op
de mens.
(wordt vervolgd)