donderdag 31 mei 2012

De laatste Mohikaan


Pa heeft altijd honger. Naar kennis. Als hij twaalf is en in de zesde zit, komt de frater praten met mijn opa. Of die jongen toch niet naar de middelbare school mag. 'Nee', zegt opa, 'We hebben het geld nodig'. En pa wordt leerling-smid.

Hij heeft nog geluk gehad dat zijn vader hem op de 'betalende' kant heeft gedaan. Met natuurkunde in een apart lokaal vol apparatuur. 'Dat was goed onderwijs', zegt pa. Ik stel me voor hoe hij - na zijn werk in de smidse - thuis achter de boeken zit voor de avondschool.

Dat hij op zijn achttiende in dienst moet, is een kans. Hij wordt geplaatst bij de verbindingstroepen. Veldtelefoon, radiotelegrafie. Hij tikt met de knokkel van zijn rechterwijsvinger op tafel: tuut, tuut, tuuuut, tuut, tuuuut, klinkt uit zijn mond. 'Ik kan nog steeds de dingen in morse doorgeven.

Na de machinefabriek gaat pa naar de V&D. In pa's woorden wordt dat: ‘bij ons’. Hij gaat ook wonen naast ‘bij ons’. Het is onduidelijk met wie hij het meest getrouwd is: met ‘ons moeder’ of met ‘bij ons’. Wij doen alle boodschappen ‘bij ons’. Bijna alle boodschappen, want sommige dingen kopen we echt in andere winkels. Die spullen doen we wel in een boodschappentas met de opdruk van ‘bij ons’. Want om ‘bij ons’ door de zaak te lopen met een tas van de concurrent, is vloeken in de kerk. Sterker nog: is landverraad.

Op bepaalde zondagen hoort pa vlak voor een wedstrijd van Oranje een misselijkmakende ruis in de radio. Wie weet begeeft dat apparaat het halverwege het verslag. En missen we in de pauze de actuele liedtekst van Jan de Cler. Dus haalt hij na het warm eten de lampen uit de gelakte Philipskast. D’r is er altijd eentje stuk en net voor tijd vindt hij in zijn reservecollectie een exemplaar dat nog zeker die middag meekan. Moeder moet haar Belcanto op d’n Bels missen en zingt ter compensatie mee met het pauzelied.

Pa wordt chef van een atelier van 'bij ons'. In de nieuwbouw waarvoor ik als achtjarige de eerste steen leg, heeft hij een ruim kantoor. Het toilet kent achter nog een tweede deur. Die leidt naar een douche en daar hangt ook zijn ketelpak. Het atelier werkt op een stoommachine. Geregeld klinkt daaruit een misselijkmakende ruis. ‘Niemand weet nog van stoom’, vertelt hij mij met een tevreden smoel. Dan stapt de chef in zijn ketelpak en sluit zich op in de stoomketel. Als de tent weer draait, gaat hij tevreden onder de douche. De laatste Mohikaan.

dinsdag 29 mei 2012

Oom (1); Brussels Bof


Zaterdag 19 mei hangt het er in het centrum van Brussel met de benen buiten. Hemelvaartsvakantie, de tweejaarlijkse Zinneke Parade, schitterend weer. Wij arriveren met de trein vanuit Leuven op het Centraal Station. Op ons gemak lopen we richting grote Markt. Er staat niets speciaals op het programma. We zijn in elk geval op zoek naar een plek voor onze brunch. Voor de rest van de dag heeft mijn reisgenote twee wensen: een wafel en friet. Een kinderhand is gauw gevuld.

Op de Kleine Zavel weet ik een vestiging van het ‘Het Dagelijks Brood’. Bij het VVV blijkt dat er een dichterbij zit aan de Dansaertstraat. Het verkeer is een bende met die optocht: afgesloten straten zetten het verkeer stil. Ook voetgangers zoals wij moeten regelmatig omlopen. Bij ‘Le Pain Quotidien’ is buiten een piepklein tafeltje vrij met twee houten stoeltjes.'Het Dagelijks Brood' is een keten. Ik haast me erbij te zeggen: aan kwaliteit en sfeer valt dat niet te merken. Een en al verwennerij met (h)eerlijke producten. Het is inmiddels 14.00 uur. Ik denk na het toetje dat ik later de wafel ga overslaan.

Onderweg missen onze ogen geen enkele chocolaterie. Bijna pand na pand. Op de hotelkamer is de voorraad nog toereikend, dus blijft het bij kijken. Soms in stille verwondering, voor het getoonde vakmanschap in de vitrine. Vlak bij de Grote Markt - in de Guldenhoofdstraat - zit het 'Cacao en Chocolade Museum'. Toch nog cultuur vandaag? Binnen is er een blik van herkenning want eerder deden we samen een bonbonworkshop. Ik houd de jongedame scherp in de smiezen want boven een marmeren lavetje staat een chocokraan open. De mevrouw van de kaartjes snapt onze belangstelling en houdt wat kaakjes onder de straal. Lekker.

Op de verschillende verdiepingen wordt duidelijk dat de Spanjaarden in de zestiende eeuw de chocolade vanuit het latere Mexico naar Spanje brachten. Ik sta even stil bij de presentatie van de 'Bossche Jeroentjes' die volgende week vrijdag in Den Bosch plaats vindt. In mijn hoofd verschijnt een blauwdruk van het woordje dat ik ter introductie zal spreken.


Even later is er een demonstratie. Het Engels van de chocolatier wijkt nauwelijks af van zijn Frans. Ik zie hoe simpel een gevulde praline tot stand komt. Hadden we dat in die workshop ook zo geleerd? Van belang is dat we na afloop van de demonstratie mogen proeven. En dan weer en route. Overal zit die Zinneke Parade ons dwars. Zelfs 'Mènneke Pis' richt de ogen even op wat anders.
                    
Het wordt toch nog een leuke dag in Brussel. Veel zonneschijn, Grote Zavel. Kleine Zavel, Wordfeud op het terras van Casa Manuel aan de Grote Markt, wafels bij Leonidas en uiteindelijk ook nog een puntzak friet op weg naar het Centraal Station. Het kan niet meer stuk; Brussels Bof. En op de hotelkamer wacht ons de voorraad Belze chocolade.

zondag 27 mei 2012

Vlaamse tic

Pa werkt als jonge vent een tijdje in Antwerpen. Voor hij in 1928 met (mijn latere) moeder trouwt, brengt zijn werk bij een Bossche machinefabriek hem naar verschillende kleine en grotere Nederlandse en Vlaamse havensteden. Daar monteert hij motoren in boten. Ik krijg die verhalen met mondjesmaat te horen. Wat hem in die tijd drijft, kan ik hooguit vermoeden. In elk geval blijft hij tot aan zijn dood in 1990 belangstelling houden voor stoommachines.

In de Scheldestad gaat hij ook naar de andere kant van de rivier. Naar een strand daar. Naam en faam van dit Sint-Annekesstrand ken ik al jaren voor ik er in september 2009 dan eindelijk een nazomerse zondagmiddag etend en slenterend doorbreng. Er hangt een aangenaam lome sfeer. Vanuit een tent klinkt vergeten muziek en ik stel mijn reisgenote voor om een dansje te wagen tijdens dit matinee-optreden. Niet dus.

Al in pa’s tijd heeft het Sint-Annastrand grote bekendheid. Hij zingt er thuis wel eens een liedje over. In 1923 wordt het Sint-Annadorp door Antwerpen geannexeerd, afgebroken en ‘heropgebouwd’ als een Oost-Europese satellietstad die nu Linkeroever heet.

Vader is van 1903. Na zes jaar lagere school gaat hij aan de Zuid-Willemsvaart bij een smid in de leer. ‘Vierkante spijkers maken’, zegt hij. Een karwei zonder eind voor krullenjongens van twaalf. Ik kan vandaag de dag nog geen oude houten deur zien, zonder dat me de typisch gesmede koppen opvallen. Hij volgt jaren avondonderwijs. ‘Ik heb nog les gehad van de vader van premier Luns’. Hij bedoelt uiteraard Huib Luns, die een tijd directeur is van de Bossche Koninklijke School voor Kunst, Techniek en Ambacht. Hij werkt, studeert, is echtgenoot en vader. En niet te vergeten: hij vist.

Niet alleen zijn Antwerpse periode in Vlaanderen laat zijn sporen na in 'ons pa'. Hij kent het werk van Guido Gezelle, Stijn Streuvels, Felix Timmermans, Ernest Claes. Hij citeert er uit en leert mij de boeken van deze klassieke auteurs lezen en waarderen. Die Vlaamse tic heb ik dus van 'gin vrimde'. Merci.

vrijdag 25 mei 2012

Bossche Jeroentjes (2); de presentatie


Exact 17.45 uur meldt burgemeester Rombouts zich bij het afgesproken punt op de Bossche Markt. Daar staan wij ‘op de uitkijk’ in de schaduw van een tent die er de komende dagen dienst doet tijdens ‘Jazz in Duketown. Ik verwelkom ‘aan de voet van de Bossche meester’ namens Oknog Oknog en Vermeulen & Den Otter iedereen die de hitte trotseert voor deze bijeenkomst . De burgemeester vraagt: ‘Waar begin je, Harry, bij 1185?’ Da’s het veronderstelde stichtingsjaar van Den Bosch. Ik besluit wat eeuwen over te slaan.

Jheronimus Bosch (ca 1450 – 1516), we weten meer niet dan wel van hem. Eén ding is zeker: hij heeft nooit chocolade gegeten. Er is dus geen spannend verhaal te schrijven over een schilder die bij de bereiding van zijn verf uit natuurlijke producten toevallig een bruine emulsie ontdekte op basis van cacaobonen. Hij heeft dus nooit gezegd: ‘Dit smeer ik niet op mijn ‘Tuin der Lusten’, want dit lust ik zelf wel'. ‘Bossche’ in de naam ‘Bossche Jeroentjes’ slaat dus niet zoals bij Bossche Bol, Koek, Koekwaus op Mop op een Bossche vinding. Dat was misschien wel leuk geweest.

Mogelijk heeft Jeroen Bosch wel gehoord van het bestaan van chocolade. Zaterdag jl. las ik in het Brusselse Chocolademuseum dat tijdens de vierde reis van Columbus naar Amerika (1502) de Spanjaarden opmerkten dat aan het hof van de Azteekse vorst Montezuma II chocolade gedronken werd. En het is bekend dat Jheronimus Bosch op goede voet stond met Spaanse kopers. Bovendien werd de stad in 1506 ‘Spaans’.

Montezuma II sterft in een strijd met de Spaanse generaal Hernán Cortés die de chocolade naar Spanje brengt. Dan is het al 1528, 12 jaar na de dood van Bosch.
Lang blijft chocolade een drank voor de adel. Later wordt het gebruik meer algemeen. Nog steeds heeft zeker de Belgische chocola een adellijk karakter bewaard. En het is om die reden, dat deze chocola de grondstof is voor de ‘Bossche Jeroentjes’. Met mindere willen we geen genoegen nemen, gelet op de kwaliteit van de werken die Bosch achterliet.

Van Bosch is niet veel bekend. Nog niet eens wanneer en waar hij ter wereld kwam. Nou, bij de ‘Bossche Jeroentjes’ laten wij er geen twijfel over bestaan: locatie Markt, datum 25 mei 2012. Ik vraag de burgemeester eens in de kinderwagen te kijken. Ook verzoek ik hem zorg dragen voor de aangifte bij de Burgerlijke Stand. Hij toont het ‘Bossche Jeroentje’ aan het publiek. Daarna is er ‘beschuit met muisjes’ voor de omstanders. Wat een feest. Met een warm gevoel gaan de makers naar huis: Stefan van Ham, Antwan Hoedemakers, Harry van den Berselaar van Oknog Oknog en Eric Maas van Vermeulen & Den Otter.


woensdag 23 mei 2012

Bossche Jeroentjes (1); het idee

Op vrijdag 25 mei ontvangt burgemeester Rombouts het eerste exemplaar van de 'Bossche Jeroentjes'. Deze lekkernij van Belgische chocolade is een miniatuuruitgave van het standbeeld waarmee de stad 's-Hertogenbosch sinds 1930 de schilder Jheronimus Bosch op de Markt vereert. Het silhouet op de foto rechts lijkt bijzonder sterk op wat vanaf morgen te koop is. Aan de voet van genoemd kunstwerk vindt om 17.45 uur de officiële handeling plaats. Ik hoop dat het dan nog steeds goed weer is. Nou ja, zo heet als vandaag hoeft nou ook weer niet. Chocola hè.

Het idee om dit te gaan ontwikkelen, is niet van vandaag of gisteren. Misschien bestond het al toen we net met de 'Bossche Koekwaus' gekomen waren. Zeker lag het op de plank bij de introductie van de 'Bossche Moppen van De Koning'. Twee streekproducten waarvoor Oknog Oknog tekent en waarvoor het met ambachtelijke producenten samenwerking heeft gezocht.

Inderdaad: Oknog Oknog. Zelfs met zo'n naam een serieus bedrijf. Met een driekoppige bemanning: Stefan van Ham, Antwan Hoedemakers en ondergetekende, Harry van den Berselaar. Ook bij de 'Bossche Jeroentjes' begonnen we met het deponeren van dit product. Die weg kenden we al. Het contact met de chocolatier werd gelegd tijdens 'De Stad van de Smaak', waarbij de lekkere pralines met kamelenmelk onze aandacht trokken. En toen moest er later een prototype voor een mal komen. Antwan heeft hier flink aan zitten fröbelen terwijl Stefan zich over de verpakking en de uitstraling boog. Plus en passant projectleider werd.

Vrijdag krijgt de burgemeester zijn 'Bossche Jeroentje' overhandigd -als gezegd - aan de voet van hét (voor)beeld. In het zicht van de twee huizen waar Jheronimus Bosch woonde en werkte. Om vast warm te lopen, bezocht ik zaterdag jl. het Chocolademuseum in Brussel. Stof opgedaan voor wel een half uur tekst. Dat wordt in de aanloop tot de presentatie dus knippen.

In de beste traditie worden de Jeroentjes door banketspecialist Vermeulen & Den Otter met de hand vervaardigd in chocolade puur, melk en wit. Ze zijn per negen stuks gesorteerd verpakt 'tegen het decor van de Bossche Markt'. Voor de horeca zijn ze beschikbaar in een zogenoemde grootverpakking.


dinsdag 22 mei 2012

Pesca a mosca (10); Westmalle Dubbel

De week 'Vliegvissen in Italië' is op een oor na gevild. De terugweg begint als we op 9 mei rond 18.30 uur de waadpakken verwisselen voor reiskleding, de koffers ophalen bij Anna-met-de-gedragen-oogopslag en richting Viterbo gaan. Het is warm, Umbrië schittert in het late licht en de Nera links van ons herbergt de forellen die tevergeefs op ons wachten.

Natuurlijk wachten die beesten niet op hengelaars, laat staan 'tevergeefs'. In wezen doen ze niks anders dan een patroon volgen, aangedreven door een hongersignaal. Dan happen ze naar alles wat van een bepaalde omvang en grootte voorbij schiet. Kunstvliegen bijvoorbeeld. Wat een vliegvisser probeert, is om zo'n nepding letterlijk en figuurlijk over te laten komen op een wijze die bij de forel de pakreflex stimuleert. En dat vergt enige vaardigheid, heb ik de afgelopen dagen mogen constateren. Een magnifieke sport.

Ik word uit mijn overpeinzingen weggerammeld: een lekke fiep? De chauffeur manoeuvreert de auto naar een fietspadbrede strook naast de autoweg. Linksvoor staat plat. Met de alarmverlichting dokkeren we naar een vluchthaven, waar Osvaldo volgens de autoverhuurvoorschriften een noodnummer belt. Dit verwijst buiten werktijd naar een tweede, dat op zijn beurt weer terugleidt naar het eerste. Ik zou nu graag de bloeddruk willen weten van onze Italiaanse meester. We wisselen binnen 22 minuten van band en schatten onszelf daarmee pitstoprijp.

Onder de pizza-met-bier verbaas ik me er nog eens over hoe in dit land zo'n lekkere hap tegen deze lage prijs op tafel gezet kan worden. Eenzelfde verbazing die in Duitsland over mijn komt. Wat doen wij fout in Nederland? Ik zit hier te smullen van mijn pizza met pittige salami waarvoor ik dalijk €5 zal betalen. Een prijs die thuis dicht in de buurt komt van die voor een Dubbele Westmalle in een stads café. En dit dan in de wetenschap dat een flesje met dat heerlijke bier - sinds de overdreven prijsverhoging van vorig jaar - bij de voordelige super €1,06 doet. Uiteraard heeft Jo een zinnige verklaring en eigenlijk is er maar één ding dat mij rest: verhuizen. Het wordt nu echt tijd om te vertrekken.
 


Na een kort bezoek aan de familie van onze instructeur, trainer, organisator, reisleider, kortom gewaardeerd factotum Osvaldo Velo, zijn we voor één nacht terug in Soriano del Cimino. Bij B&B Dorian vertrekken we op 10 mei ’s morgens richting vliegveld Roma Ciampino. Na deze grandioze visvakantie wacht thuis de familie op me. En de Westmalle Dubbel.

Pesca a mosca (9); zwembad

Vandaag is het 9 mei: nog één ochtend en middag zal de Nera ons jachtgebied zijn. Zo basaal is dat. Want toen de slingerende boombewoner tot jager-verzamelaar evolueerde, stond onze primitieve voorvader hier met een aangepunte stok te wachten op de vis. Die spies is inmiddels een hengel geworden en het wachten is gebleven. Waar zit de prooi? Zelfs onze gids en instructeur 'Hawkeye Osvaldo' kan niets ontwaren. In de groeiende warmte waden we stroomopwaarts en werken we aan de techniek. Ik concentreer me tijden het ingooien op het strak houden van de lijn zowel achter als voor me. Osvaldo telt hardop en roept: 'Hou de hengel hoog'.

De bergen tekenen zich scherp af tegen de blauwe hemel. De dorpjes balanceren boven de afgrond. Naast de rivier is de wei een en al bloemen. Wat een rijk gezicht. We wandelen door dit levende schilderij terug naar de auto voor een lunch onder de bomen.

'Vanmiddag vissen we in het zwembad', zegt Osvaldo. Het gaat om een gedeelte van de Nera tussen twee bruggen waar het gemakkelijk ingooien is. Voor dat traject worden per dag maximaal acht vergunningen verstrekt. Op dit moment zitten de vijf andere houders nog in het restaurant en hebben wij het water voor onszelf. Forellen genoeg. 'Die kunnen schrijven en lezen', geeft meester Velo aan. Dat klinkt bemoedigend. Ik laat de vlieg als een volleerd hengelaar voor de neus van de prooi voorbij drijven. Geen aasje beweging. Ik ga naar het gedeelte waar vanaf de heuvel een stroompje uitmondt in de Nera. Daar moeten ze volgens het boekje zitten. Inderdaad: ik sla een mooi forelleke aan de haak.

Als de routiniers verschijnen, ervaar ik voor het eerst deze week hoe druk het in dit zwembad kan zijn. En wat een joekels hier zitten. Het exemplaar dat door een collega van onze trainer na een mooie inspanning aan de kant wordt gebracht, oogt een halve meter. Volgens Osvaldo is het monster een jaar of vier.



We zoeken een rustiger gedeelte op bij de tweede brug. De stroom is afwisselend van sterkte en richting. Uit de diepte schiet een vis omhoog naar mijn vlieg. De spanning neemt toe. Vang ik nog een tweede exemplaar? Geroep van links: vismaat Jo haalt rustig een forel naar de kant. Als het bruine beestje spartelend aan de oppervlakte verschijnt, blijkt de haak net boven de staartvin te zitten. 'I've got the tiger by the tail', begin ik te zingen.


Daarna is het niet veel meer. De andere vissers zijn onder een boom gaan zitten kletsen. Het is bloedheet en ze wachten tot het moment waarop de vis gaat azen. Dat moment wordt voor ons te laat: vanavond willen we nog terug naar Soriano. We leggen de pannen erop en gaan naar Anna-met-de-fluwelen-blik. Koffers inpakken en vervolgens ‘en route’! Het was weer een schitterende dag in Umbrië.  
  

zondag 20 mei 2012

Pesca a mosca (8); sensatie


Na de lunch op 8 mei - onder een notenboom bij rivier de Nera - verkassen we richting brug.  We laten onze auto achter bij een 'sociaal centrum' waar alleen vrienden iets te drinken kunnen krijgen. De beheerder is ruim van opvatting. Of gewoon vriendelijk. Als tegenprestatie verwacht hij dat wij na betaling niet om het verplichte bonnetje zeuren. Coulantie dus ook van onze zijde.

Een flinke wandeling over bouwland brengt ons weer bij de Nera en even later waden we weer door het water. Veel overhangende takken en diepe stukken. Ik weet mijn zwiepende lijn uit het groen te houden, wat ik als beginnend vliegvissertje op zich al een prestatie vindt. Met hengelsport heeft het in mijn ogen weinig te maken en ik ga mijn vismaat en onze instructeur achterna die al een poosje meer stroom opwaarts moeten staan.

Zo’n beetje tegenover de plek aan de overzijde waar we eerder de auto parkeerden, liggen boven een zandbank wat forellen. Ze zijn duidelijk te zien en nu is het de kunst om de vlieg bij hen in het zicht te brengen.

Inmiddels weten we dat er kunstvliegen zijn in soorten en maten. Osvaldo maakt ze zelf. Er zijn er die kunnen drijven, die net kopje onder gaan, exemplaren die meteen zinken. Ook de onderlijnen verschillen in lengte, samenstelling en dikte. Lood wordt niet gebruikt dus de kracht om de vlieg op de gewenste plek te laten landen, moet uit de hengeltop komen. Ik heb geluk en vang een mooie forel. Daarna werken Jo en ik ons uit de naad, wijst Osvaldo ons de vissen aan en zijn we ik weet niet hoeveel keer te vroeg of te laat met slaan. Een mooi moment is wanneer ik een vis zie opduiken om achter mijn voorbijstromende vlieg te jagen. Bijna gevangen. Daarna is het een uur niks.


Trainer Osvaldo Velo heeft ons de afgelopen dagen gewezen op een belangrijk moment: het uur dat de forellen gaan azen op overkomende vliegen. De tijd rond zonsopkomst en -ondergang is daarvoor ideaal. We besluiten even te pauzeren. Terwijl Jo bier haalt bij het Centro Sociale waar in de schaduw al heel de middag mannen hoorbaar zitten te kaarten, praat ik met de boer die achter me bonen poot. Is dit op zijn leeftijd hobby, gewoonte of noodzaak? Nou, hij blijkt niet de hele dag op het land bezig. 's Morgens als het nog koel is, en 's avonds na het middageten en een dutje. In dit land is het gebruik om uren vroeger dan bij ons al van avond te spreken. Terwijl ik wat met hem keuvel, vul ik van alles is. Hoe koud en afgelegen het hier in de winter kan zijn. Hoe bloedheet in de zomer. Dat zijn kinderen beslist naar de stad getrokken zijn. Hoe hij en zijn vrouw hun fornuis met ringen op hout stoken. Dat de tandarts hier ver weg moet zitten. Aan die onderwerpen kom ik niet toe aangezien het bier arriveert. Salute.

Het is zowat 20.00 uur en Osvaldo wijst ons op de vliegen boven het water. Werk aan de winkel. Het lukt me om mijn vlieg dicht onder de andere oever te krijgen, vlak in de buurt waar de vis zich in de schaduw van het groen verbergt. Hebbes. Een geweldige sensatie om de weerstand van deze forel te ervaren. Die had goed in een flinke pan gepast. Nou ja, als ik hem terugzet, reken ik erop dat Anna-met-de-velouren-ogen voor dadelijk weer lekkere dingen op het menu heeft gezet.


woensdag 16 mei 2012

Pesca a mosca (7); roots



Op dinsdag 8 mei stroomt de Nera dus krachtiger dan de dag ervoor. En is het water kouder. Volgens onze gids en trainer Osvaldo Velo komt dat door de regen van de voorgaande dagen. Gelukkig maakt de zon veel goed. Zo sterk zelfs, dat is 's avonds - ondanks de schaduwwerking van lommer en cap - met een verbrande kop aan tafel ga.

Zo ver is het nog niet als we om 11.00 uur beginnen aan onze tocht door de rivier. Vismaat Jo staat met Osvaldo verderop rechts van mij en vist met de stroom mee. Wij hebben nog geen forel kunnen ontdekken terwijl onze Italiaanse instructeur de bruine exemplaren links en rechts onder de oppervlakte ziet liggen wachten. Wachten dus, In elk geval op de vliegen. Misschien ook wel op ons.
Van vliegen weten we elke dag weer wat meer. Osvaldo ontdekt ze bijvoorbeeld op het buitenraam van ons hotel, terwijl wij ons verbazen over de grote hoeveelheden foeragerende zwaluwen boven een kolossale regenplas. Of hij tilt een kei op uit het water en daar zit dan natuurlijk een steenvlieg op. Uit een stuk groen wier haalt hij een ingekapseld kokerjuffertje. Da's bekend terrein. Vijftig jaar geleden wist Jo die beestjes al te vinden in een treksloot onder de brug waar we toen visten. Ik had die dingen nog niet eerder gezien. De beschermde huls bestond uit aan elkaar geplakte zandkorrels. In de Nera zitten hun Italiaanse neefjes in een plantaardig huisje. ‘Eigenlijk’, zeg ik, ‘Hielden we ons toen ook al bezig met vliegvissen’. Waarna Osvaldo opmerkt dat vissen met vliegen iets anders is dan vliegvissen. Ik buig mijn hoofd in eerbied voor de grote meester.

Ik werp steeds zo'n zes keer in voor ik weer wat meer stroomopwaarts loop. Het 'gooien' gaat me weer wat makkelijker af dan gister. Dan hoor ik enthousiast geroep: Jo heeft een flinke forel verschalkt. Snel maak ik van deze afstand wat foto's. We gebruiken kunstvliegen waarvan de angels geen weerhaak kennen. De forel is dus snel los en mag weer verder zwemmen. We staan in een 'tratto no-kill', dus is er geen vangst die we thuis door Anna's kok kunnen laten bereiden. Ook goed.

Na een paar uur stappen we uit de rivier om onze broodjes op te eten. Terwijl Osvaldo de auto ophaalt, lopen Jo en ik naar een plek waar onder een notenboom wat houten zitstronken staan. Het stuk grasland is met de zeis gemaaid en op een kleine platte kar ligt gras op vervoer te wachten. Alsof de boer net even om de hoek is verdwenen. Jo neemt plaats op iets wat op een kleine tractor lijkt. Hij geeft aan hoe je dat antieke ding kan besturen. Ik maak een foto terwijl hij vanaf dat ding roept: 'Back to the roots'. Dan gaan we lunchen. Van den Berselaar onder de notelaar. 

Meer informatie over reizen en vliegvissen begeleid door de 'grote meester': http://www.flyfishingtuscia.com/index.htm


.



dinsdag 15 mei 2012

Pesca a mosca (6); huiverende vissen


Van zondagmiddag tot maandagochtend heeft het hard geregend. Op dinsdagmorgen 8 mei staan wij in de snelstromende rivier de Nera. Hoewel ik onder mijn waadpak thermisch ondergoed, dikke broek en houthakkershemd draag, voelt het water koud aan. Kouder dan gisteren. Er is geen forel te zien.

Ook vandaag is aan ons vliegvissen een uurtje 'zoek de visakte' voorafgegaan. Een populair Italiaanse spel. Dat begint met het autotochtje van een halfuurt, met als startpunt
 ons hotel in Piedipaterno. Na tig mooie uitzichten zuidwaarts komen we in een naamloos gehucht langs de weg. Hier moeten we voor de dagaktes zijn. Het bureautje blijkt gesloten en de enige echte Italiaan in ons kleine gezelschap reageert volgens het boekje. Een passant verwijst ons naar een restaurant in de volgende bocht. Terwijl gids, instructeur en duvelstoejager Osvaldo Velo ons aan de bar inschrijft, loop ik wat rond.

Het belooft een zonnige dag te worden in Umbrië. Het landschap is prachtig in de Valnerina. Langs de weg staat een vergeten bord van de Partito Comunista Italiano. Hier zal die politieke club geen mededelingen meer ophangen. De partij werd in februari 1991 opgeheven. In mijn herinnering bracht in die tijd de vraag 'doorgaan of stoppen met de club' familieleden voor altijd op voet van oorlog met elkaar. Ik maak een foto van deze bermcuriositeit.

Een worp huizen in de kromming van de weg. Tegenover het restaurant bevindt zich een slagerij: hoe kan het hier bestaan? Volgens vismaat Jo kan dit soort bedrijfjes ook niet bestaan. Toch wemelt het van deze kleine neringen. Hij analyseert: familiebedoeningen, grijs circuit, gevarieerde winkelvoorraad. Voor de crisis ging het er hier niet anders aan toe.


Het restaurant is groot en ziet er mooi uit. Terwijl de dochter onze visvergunning in orde maakt, praat ik met de moeder. Zo te zien doet die de keuken: witte jasschort en hygiënisch haarkapje. We komen dus uit Nederland. Aan de overkant wonen ook Nederlanders, al jaren. Prima lui. Spreken ook goed Italiaans. Fijne mensen. Leuk dat wij hier gaan vissen.

De leeftijd van ma is moeilijk te schatten. 76 misschien? Termen als 'bij de tijd', 'kras' en 'kwiek' komen voorbij in mijn gedachten. Onderzoek wijst uit dat in onze ogen de oude mensen vooral zielig zijn. Incompetent ook. En vooral aardig. Opmerkelijk dit 'ageïsme', zoals dat genoemd wordt. Een vorm van discriminatie, terwijl iedereen toch wel oud wil worden. Ik lap de stereotypen pootje: moeder maakt nog een vogelnestje in de ringen. De dochter zie ik dat nog niet doen.

Die staat trouwens inmiddels onze lunch te maken: stokbrood met salami en gerookte ham. In feite is dat een truc, die lunch aan het water. Eigenlijk 'moeten' we 's middags iets warms gaan eten in bijvoorbeeld dit restaurant. Mogelijk zijn wij de enige vliegvissers die dat niet doen. De eerste dagen hebben we gemerkt dat twee warme maaltijden op een dag wel wat te veel van het goede is. Bovendien vliegen de kilo's eraan, hoewel dat in die monstrueuze waadpakuitrusting niet opvalt.
 
Nog een kopje koffie of thee? Natuurlijk mevrouw. Hoort ook bij het ritueel. En dan kunnen we naar de rivier. Osvaldo heeft ons op het hart gebonden elkaar vooral geen 'Nou, vang ze', ‘Veel succes’ of zoets toe te wensen. Da's net zo verboden als fluiten op het toneel.

Terwijl we op het water afstappen, roept hij 'Vissen, huivert!' We zullen ze een poepie laten ruiken.



zondag 13 mei 2012

Pesca a mosca (5); forel

Maandagmorgen 7 mei komt het nog steeds met bakken naar beneden. Anna zet om 08.00 uur met een zeugma het ontbijt klaar en de alomaanwezige tv aan. Wie zich op dit moment van de dag al te goed wil doen aan taart, heeft bij de ochtendhap meteen een ruime keuze. Boven de bar voorspelt een als militair verklede weerman een lichte weersverbetering. Hierdoor gesterkt, gaan we op weg naar de Nera. Volgens onze instructeur Osvaldo Velo is deze stroom voor vliegvissers het neusje van de zalm. Nu nog de papieren. Het verkrijgen daarvan vraagt weer het nodige geduld. Eerst naar het provinciale meldpunt waar Osvaldo gisteren nog net geen hartverzakking kreeg. Als je respectievelijk Van den Berselaar en Van den Hanenberg heet, in 's-Hertogenbosch en Liempde woont, vragen deze data de uiterste spellingconcentratie van de noterende vrouwelijke ambtenaar. Na afloop maar eens kijken hoe we dit keer ‘gedoopt’ worden.


Met de door haar geproduceerde papiertjes naar het postkantoor iets verderop. Da's nou jammer: die vestiging is vandaag gesloten. De dame van de bloemenwinkel weet waar we wel terecht kunnen: de berg op, waar het eigenlijke dorp ligt. Weer nieuwe papieren, betalen en terug naar het meldpunt voor de definitieve vergunningen. Onze namen en die van onze straten en woonplaatsen zijn inmiddels een komisch geheel gaan vormen. Het is 11.00 uur als we de hengels kunnen gaan prepareren. Het is droog en af en toe zien we de zon.


Een opmerkelijke gewaarwording om met een waadpak aan de stroom in te stappen. Op het moment dat het water op kniehoogte komt, ben ik bang dat het over de rand van mijn laarzen gutst. Een automatische reactie: ik moet er nog aan wennen dat zoiets me met dit kledingstuk niet gebeurt.



Ik probeer al het geleerde in praktijk te brengen. Osvaldo alterneert tussen Jo en mij om ons aanwijzingen te geven en de plekken te wijzen waar de vis zich kan ophouden. Het water is in deze tijd nog koud en dan zwemmen de forellen voornamelijk dicht bij de kant. Hij is een pratend en praktisch handboek. We werpen de lijn in het water en in struiken en bomen. Breken het nylon snoer en verspelen vliegen.



Het loopt tegen 19.00 uur en we taaien af. Op het gedeelte van de rivier waar we 's ochtends begonnen, doe ik nog één poging en zie de lijn wegschieten. Ik sla en voel de weerstand. Veel gevecht is er niet: een ondermaatse vis. Het beestje blijft ook zonder visserslatijn aan de kleine kant en tegelijkertijd is het wel de eerste forel in mijn leven! Ik voel me opgetogen. Trots ook.


De angel heeft geen weerhaak en met een simpele beweging kan het visje weer terug. Onze trainer roept het achterna: 'Stuur je moeder maar'. Die moet ik dan maar tot morgen vangen. Tijd om naar het hotel te gaan. Waar Anna-met-de-gitzwarte-haren wacht. Met de menukaart. 



vrijdag 11 mei 2012

Pesca a mosca (4); volksdrama

Zondagmorgen 6 mei is het vroeg dag. We pakken de koffers en verkassen van de provincie Lazio naar de Umbrië. Daar moeten we ons in de buurt van ons volgende onderkomen voor 10.00 uur aanmelden bij de lokale overheid, afdeling visvergunningen. De Nera is als rivier opgeknipt in verschillende stukken en bij elk daarvan mag slechts een gelimiteerd aantal vissers aan of in de rivier staan. Wie te laat is, krijgt geen permissie. Dus droppen we snel onze bagage bij Albergo Umbria in Piedipaterno. En iets voor 10.00 uur melden we ons bij het 'infopoint' om ons te laten registreren.

We zijn op tijd en dan blijkt dat wij als buitenlanders ook over de algemene visakte moeten beschikken. Da's kennelijk een nieuwe regel hier en de eis lijkt in tegenspraak met eerder gebruik. Discussie. Waarna reisorganisator Osvaldo Velo druk aan het telefoneren slaat, terwijl de ambtenaar tegenover hem hetzelfde doet. Dit alles gevolgd en becommentarieerd door drie andere vissers. Het gezag houdt voet bij stuk: ook wij moeten het gewenste document aanschaffen. En wel bij het postkantoor en dat is op zondag gesloten. Osvaldo blijkt tegen zijn zin in plotsklaps mee te spelen in een volksdrama. Deze gebeurtenis blijkt voor hem onverteerbaar en voor het eerst van mijn leven beleef ik in kleur wat het betekent om iemand 'zwart' te zien kijken. Vandaag wordt er dus niet gevist.

Medereisgenoot Jo behoedt onze leidsman voor een fatale implosie met het voorstel om vandaag het programma van dinsdag uit te voeren: een toer langs interessante plekken.

Dus staan we een half uur later in Norcia, de geboorteplaats van St.-Benedictus. Veel kerken en een daarvan overkoepelt de resten van het huis waar de heilige ter wereld kwam. Buiten barst het van winkels die lokale producten aanprijzen. Allemaal hebben ze minimaal één opgezette kop van een wild zwijn voor de toko
 hangen. We pesten Osvaldo met de opmerking dat hij zojuist nog vervaarlijker keek dan die beesten aan de muur.


Hoog in de bergen van het Parco Nazionale dei Monti Sibillini, met nog wat sneeuw van de vorige week, ligt op 1.452 m. - omgeven door groene valleien - het gehucht Castelluccio. Ook hier wordt nog hard getimmerd aan het wegwerken van de laatste schade die een aardbeving in het najaar van 1997 veroorzaakte. Zo ver het oog reikt is de zacht glooiende omgeving ingericht op de teelt van linzen. Bruin en aarzelend groen. Boomloos ook, op een aanplant na in de vorm van Italië.

De wolken weten rond 15.00 uur over de bergkam te kruipen en het gaat fiks regenen. We zoeken de bron op van de Nera en staan in Castelsantangelo sul Nera in een regengordijn naar twee samenvloeiende stroompjes bronwater te kijken. In Visso moeten we op zoek naar een benzinepomp. Het bordje met 'één van de mooiste dorpjes van Italië' lijkt bij dit natte weer totaal misplaatst.




Osvaldo die inmiddels weer wat meer mens geworden is, monteren we nog wat meer op met de opmerking dat we deze dag waarschijnlijk niet lang in de Nera gevist zouden hebben. En zo rijden we door de derde provincie van die dag - le Marche - naar hotel Umbria. Daar reikt Anna-met-de-donkere-ogen ons de kaart aan voor het avondmaal. Jo zet de cadeau gedane Cannaiolawijn op tafel we klinken op deze dag.
  
We gaan voor het eerst sinds ons verblijf hier op tijd onder de wol, met de verwarming op acht. Gelukkig is er na een aantal dagen weer wifi. Ik speel op mijn kamer tot middernacht Wordfeud en Draw Something: uit en toch thuis.

Pesca a mosca (3); ouwe druif

De Italiaanse stad Viterbo kent warmwaterbronnen. Om daarin te baden, kan je naar een thermenhotel gaan. Of je kiest voor de populaire versie: de openbare badkuip op een grasveld naast de doorgaande weg. Die gelegenheid heet Bullicame.

In de vroege ochtend van 5 mei blijken daar al aardig wat lieden in zwemkledij het zwavelige hete water opgezocht te hebben. Ze koesteren zich in de ongetwijfeld aangename warmte. Vooral in de winter moet het hier druk zijn. Het levert een grappige aanblik op, die verzonken vijvertjes als oplopende plateautjes. Zomaar midden in de wei.

'Bullicame wordt genoemd door Dante Alighieri', zegt onze onvermoeibare gids en vliegvistrainer Osvaldo.'In de Divina Comedia'. Het blijkt het boek Inferno te zijn.  In 'de Hel', dus. En zo stinkt het ook: als de hel. Hoewel gezegd: de geur went. Op het advies van onze begeleider zitten de zwembroeken in de rugzak en daar blijven ze: we knarren door naar Città  di Tuscania, een vestingstadje.

Weer zo'n pareltje in Tuscia en weer zonder toeristische aanwijzingen onderweg. In de auto bespreken vismaat Jo en ik met onze Tusciafanaat Osvaldo Velo het nut van dit soort 'hints'. Ik haal mijn ervaring met Schotland aan waar de bewegwijzering je geen ouwe steen laten missen. Kennelijk is het belang van duidelijke borden voor toeristen bij het VVV in dit deel van Lazio op een vergeten denkplek terecht gekomen.

Dat Città di Tuscania blijkt een snoepje. Met vergezichten die me doen denken aan pastorale landschappen op schilderijen uit de achttiende eeuw. Klassiek. De makers daarvan hebben toentertijd ongetwijfeld een ‘Grand Tour’ gemaakt, waarbij zij ook deze streek op hun inspiratie lieten inwerken.

Buiten dit kleinood wordt Tuscia vlakker richting zee. Zomaar in deze overzichtelijke omgeving duikt het silhouet op van het Castello della Badia, een kasteel dat de Romeinen bouwden aan de rand van Vulci, een Etruskische nederzetting. De resten van het raadselachtige volk der Etrusken zijn overal in deze omgeving aanwezig. We bezoeken het ‘castello’ en bestuderen op een stenen brug de rivier. Wij zien niks, terwijl Osvaldo overal leven in het water opmerkt. Dus krijgen we weer les in ‘het lezen van de stroom’. Een hoogstaande bijdrage.

Wat kilometers verder aan de Via del Pergolato 14 strijken we volgens afspraak neer bij Agriturismo Valentini, waar we een heerlijke lunch voorgeschoteld krijgen. Alles van eigen bio-productie: pasta, groente, ham, varkensvlees, wijn. Het moet een waar genoegen zijn hier een paar dagen te verblijven en de bedrijvigheid te volgen. Een kookcursus misschien? Ik krijg een sms'je uit Nederland met daarin een verwijzing naar de festiviteiten tijdens deze thuis zo belangrijke nationale viering. Ik schrijf terug dat dit hier toch wel ver weg is.

Het wordt tijd om ons weer verder in de vliegvistechniek te bekwamen. Vooraf bezoeken we Canino, bekend van de olijfolie en vervolgens de vissershaven van Marta. In dat plaatsje aan het meer van Bolsena proeven we de typische Cannaiolawijn, geproduceerd door de Azienda Agricola 'S. Savino'. Enthousiast vertelt een van de twee eigenaren ons in een damp van alcohol en knoflook het verhaal van deze verloren gewaande ouwe druif. Gelukkig werden daar toch nog wat exemplaren van gevonden, in elk geval voldoende om de soort terug te kweken. Al rond 1200 vond paus Martinus IV de wijn van deze stokken geweldig. Hij krijgt van ons alsnog een postuum gelijk. De drie aangesproken flessen (wit, rood en rood) gaan mee naar huis.


Na deze proeverij weten we tot na zonsondergang onze werpoefeningen soepeltjes te volvoeren. Na een kleine hap in Viterbo is het maffen geblazen. Veel te laat, want morgen moeten we er vroeg uit voor de tijdelijke verhuizing naar Umbrië.


donderdag 10 mei 2012

Vliegvissen Italië (2); filmdecor


De techniek van het vliegvissen zal de volgende dagen van groot belang blijken. Dus gaan we op 4 mei flink oefenen bij het meer van Bolsena. Nog niet in het meer: ernaast. Op een veld annex speelweide. Om een aantal redenen houdt onze eerste 'visdag' meer in dan alleen ingooien op het gras. Volgens onze instructeur heeft het geen enkele zin om meteen al de eerste vierentwintig uur een tennisarm op te lopen. Bovendien hebben we getekend voor een program met een flinke culturele component.

Daarom vertrekken na het ontbijt in onze eerste standplaats Soriano del Cimino naar het historische centrum van Viterbo. Onze gids Osvaldo Velo is behalve instructeur ook rondleider. In beide kwaliteiten blijkt hij een enthousiast promotor van Tuscia. Deze streek bevindt zich voor het grootste part in het noordwesten van de Lazio. Kleine stukjes bevinden zich in de aangrenzende provincies Toscane en Umbrië. Zoiets als de Kempen dus, zij het met een totaal andere natuur en cultuur.

Viterbo is zoals alle andere oude Italiaanse steden niet gebouwd op de automanie van de bewoners. Ze rijden niet alleen op een bijzondere wijze, ook in het parkeren zijn ze vindingrijk. De nauwe straatjes hebben last van congestie waarover Osvaldo – hij is ook nog de chauffeur – zich druk maakt en waaraan hij zelf ook opgewekt bijdraagt. De overheid zou de crisis overleven door fanatieker boetes uit te schrijven. Als we uit de mêlee zijn, is het oudste gedeelte een oase van rust. Het is vroeg waardoor de temperatuur op deze zonnige dag aangenaam is voor een stadswandeling. Vanaf verschillende uitzichtspunten zien we de lange, hoog oprijzende stadsmuur rond de middeleeuwse stad. Vervolgens gaan we via het kleine en curieuze San Martino al Cimino naar Montefiascone waar we waadpakken kopen.

De werpoefeningen blijken vermoeiend. Het verschil met het 'gewone ingooien' blijkt groot. We leren de hengel verticaal te laten swingen terwijl we de lijn met de linkerhand vieren. De molen heeft niet veel functie. Zonder lood moet de afstand vooral uit de hengeltop gehaald worden. Hard labeur. Onder de lunch met (zee)vis nemen we de nodige theorie door.

Later die middag staan we volledig verrast bij de aanblik van het dorpje Civita di Bagnoregio. Een kartonnen filmdecor. Gelegen op een solitaire rotspunt blijkt het ten dode opgeschreven: het natuurlijke fundament onder de huizen brokkelt af. Op enig moment zal dit prachtige arendsnest verkruimelen. Het is dat onze gids de streek goed kent, want nergens is een toeristisch bord aangebracht dat al dan niet ingelezen reizigers op de aanwezigheid van deze bezienswaardigheid wijst.

Daarna via het stadje Bolsena weer naar het gelijknamige meer om het geleerde van die ochtend in praktijk te brengen vanaf een kleine houten pier. Eerst de vis in het heldere water opsporen, de juiste onderlijn plus vlieg aanbrengen en werpen maar. We vangen vooral wind terwijl het langzaam donker wordt: de beste tijd voor de hengelsport. We hebben nog bijna een week voor ons.

Met een pizza in Viterbo sluiten we een mooie en drukke dag af. Terug in Soriano del Cimino zijn we te moe om in het B&B Dorian nog na te kletsen. Al snel hoor ik Jo in de aangrenzende bibliotheekkamer de nacht wegzagen. 

dinsdag 8 mei 2012

Vliegvissen (1); instructie

Is vliegvissen leuk? Geen idee. Ik denk het wel. En daarom vlieg ik op 3 mei 2012 naar Rome om van daaruit richting Viterbo te gaan. In gezelschap van de oud-schoolkameraad met wie ik vijftig jaar geleden hengelde.

Na aankomst rijden we van Rome naar Soriano, zetten de bagage in de B&B en gaan even later aan tafel bij Taverna dei Frati. In overleg met de eigenaar van het restaurant, besluiten we verschillende streekgerechten te proeven die het volgende anderhalve uur in kleine porties voorbij komen. Heerlijk en aan het eind opgeteld 'een beetje veel'. We hebben niet de vraatzucht van Obelix en de schaal met wild zwijn blijft onaangeroerd.

Onze 'leidsman' voor deze week lijkt hier kind aan huis. Met hem zijn we inmiddels in een discussie geraakt over zijn stelling dat vliegvissen een 'style of life' is. Dit in tegenstelling tot het gewone vissen.

Dat laatste kennen we, het eerste - la pesca a mosca' - daarvoor zijn we juist hier. Ons gesprek maakt me in elk geval één ding duidelijk: zonder kennis van de 'vliegen' die bij en boven het water leven, wordt deze vorm van vissen een hopeloze zaak. Je moet eenvoudigweg weten welke 'beesjes' op welk uur van de dag bij juist deze rivier of dit meer prooi kunnen zijn voor forel, baars of wat dan ook. Van Osvaldo Velo hopen we de komende dagen veel te leren.

Dus staan we de volgende morgen om 08.30 uur klaar voor de eerste les: werpen. Mijn vismaat Jo en ik hebben als gezegd vijftig jaar geleden voor het laatst samen gehengeld. Nu bevinden we ons dus aan het Lago di Bolsena om de eerste beginselen van het vliegvissen onder de knie te krijgen. Het lijkt een soort déja vu: toen pa me als kind leerde de werphengel te hanteren, stonden we ook op een grasveld. Nu is het niet anders. Ik bak er niet veel van. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden: ik gooi vooral met mijn hoofd. Zal me wat worden!

maandag 7 mei 2012

Zoon vist (1); laat


In mei 2012 ga ik een week vissen in Italië. Het gekozen gebied ligt iets ten noordwesten van Rome, rond het stadje Viterbo. In die hoek van dat land ben ik nog nooit geweest. En de techniek - vliegvissen - is me totaal onbekend.

Aan de vooravond van mijn vertrek probeer ik uit te rekenen wanneer ik voor het laatst serieus met hengels in de weer ben geweest. Rond 1990, denk ik. In elk geval voor de dood van pa in 1991. Onze laatste gezamenlijke tocht langs de Dommel komt me weer voor de geest. Het is oktober en we snoeken. ’s Middags trekken we tussen PNEM en Wilhelminabrug onze blinkertjes door het water. Een succesvolle onderneming. Uiteindelijk neemt pa een flink exemplaar mee naar de seniorenflat. De kok daar zal de roofvis wel voor hem bereiden. Later die maand vang ik 's zaterdags nog een joekel, die ik aan mijn jarige zus geef. Met het feestgedruis binnen handbereik sta ik bij haar in de keuken dat beest schoon te maken. Ook dit keer springt de snoek zoals het hoort uit de gootsteen omhoog.

Vervolgens leidt de vissport meer dan twintig jaar een sluimerend bestaan. Opgeborgen als de foto van een geliefde die in de tijd verdween. Af en toe grijp ik de kans om kleine momenten met haar te verkeren. Onze relatie blijft net als die met het roken. Daarmee ben ik weliswaar bewust gestopt en elke keer als ik iemand een sigaret zie draaien, komt het water me in de mond. Ik loop dus al decennia met een verlangen langs stromen en meren en stel me voor hoe het zal zijn om daar te vissen. Zeker als het water helder is, ben ik van de kant of van een brug op zoek naar leven onder de spiegel. Als ik het geluk ken om aan zee een net binnengehaald te zien worden, heb ik een topdag. Het lossen van versgevangen vis in een haven, vind ik een genot om naar te kijken.

Over wat vissen de beoefenaar brengt, bestaan veel verhalen. Ze vertellen van rust, contemplatie, avontuur. Vanaf de eerste keer dat pa mij als manneke meenam, onderga ik dezelfde sensatie. Die moet teruggaan op een ver verleden van de mensheid: jagen op buit. Gewoon heel primitief: 'Ben ik in staat om die slimme vis te pakken te krijgen?' Een spannend bestaan, ook vanaf je stoeltje aan de kant.

Het lijkt me nu nog niet te laat om de weggestopte foto weer in het zicht te zetten. Ik ben benieuwd naar wat er aan sensatie over is als ik morgen in Italië ga beginnen.  

zondag 6 mei 2012

Vader vist (2); draad

Op 4-5-jarige leeftijd vraag ik mijn pa een toverstokje mee te brengen. Hij is enorm handig; het maken van dat wonderding moet een kleine moeite zijn. Het duurt even en dan komt hij op een avond thuis met dat kleinood in zijn fietstas.

Hoe eenvoudig ziet dat ding eruit, denk ik. Een houten stokje met op de punt een bruin hoedje waarmee je de uiteinden van elektriciteitsdraden 'afbindt'. Enthousiast zwaai ik ermee boven de tafel en roep een aantal spreuken. Er gebeurt niets. Maar hoe kan dat pa? Op het beeld dat ik tot dan van hem heb, komt een correctie. Kan hij werkelijk wel alles? Klassiek.

Een volgende bijstelling volgt jaren later wanneer hij na een visconcours de prijzen uitreikt. In zijn toespraak gebruikt hij woorden uit ons dialect: da's curieus voor iemand die altijd zo netjes praat. Helemaal mooi wordt het als hij zomaar in het openbaar een aantal keer godverdomme zegt om zijn enthousiasme kracht bij te zetten. Pa en dit soort woorden? Op dat moment besef ik dat mijn vader verschillende gezichten heeft.

Lang leef ik met het idee dat mijn ‘ouweheer’ zich tussen de mannen van de visclub anders voordoet dan hij thuis. Camaraderie. Misschien dat hij bij die hengelaars meer zichzelf is?

Het heeft enige tijd nodig voor ik ook dit beeld corrigeer: we zijn gewoon 24 uur per dag onszelf. Opmerkingen als 'Ik was buiten mezelf van woede', of 'Sorry, ik ben al weken mezelf niet', zijn eigenlijk slappe praat. Ik accepteer nu dat ook de trekjes waarmee ik liever niet te loop, bij mij horen. Ik kan niet net doen alsof ik er even niet ben. Of iemand anders ben. Voor wie het nog niet wist: evenals mijn vader ga ook ik graag vissen.

Één bekend persoon heeft trouwens wel een bijna geslaagde poging gedaan zichzelf te ontlopen. Dat was koning Boudewijn van België. Er was een abortuswet aangenomen en hij moest die bekrachtigen. Omdat hij daaraan niet wilde meewerken, heeft hij zich voor één dag 'niet geestelijk capabel' laten verklaren. Waardoor zijn handtekening onnodig was. Een omslachtige manier om je kop in het zand te steken. En tegelijkertijd was dit de vorst ten voeten uit. Hij bleef gewoon zichzelf met die manoeuvre.

Mijn pa, een meester in imagebuilding? Het zal wel mijn invulling zijn geweest. Ik geloof dat hij van zijn lange leven er zeker 80 gevist heeft. Vroeger wat fanatieker dan ‘op het eind’. Binnenkort ga ik een week met een voor mij nieuw soort werphengel op pad: vliegvissen. En dan neem ik de draad van senior weer op. 

woensdag 2 mei 2012

Vader vist (1); vroeg



Vader gaat vaak ik alle vroegte vissen. Vandaag vertrekt hij laat, want het is winter. Zijn pak hangt in de kast en hij draagt een dikke trui. 'Met kabelsteek', zegt moeder. Al zijn kleren zijn dik. Tegen de kou. Ze vult een blauwe beugelkan met hete koffie en klikt de witte stop vast. Hij haalt zijn fiets uit de schuur. Hengels en schepnet zitten in het foedraal, met touw vastgemaakt aan de stang. De rest gaat in de fietstassen. De aasvisjes haalt hij onderweg op bij de winkel waar ze al een in soort keteltje klaar staan. Vader gaat snoeken. Ik weet dat hij het is die in het halfdonker wegrijdt, anders zou je hem niet herkennen. Als hij weg ik, loop ik naar de kleuterschool. 


Moeder is al de hele dag bezig in de keuken. Morgen is het Eerste Kerstdag en ze staat te bakken en te braden. Pa heeft gisterenavond de boom gezet. Ik lijk naar het stalletje en de figuurtjes dat hij jaren geleden uitgezaagd en geschilderd heeft. Door de achterkant van het puntdak steekt handig een elektrisch kaarsje van de verlichting. Die brandt niet en het kribje is nog leeg.

Pa is op pad met ome Harrie. Die van tante Toos, mamma's zus. Ze gaan vaak samen vissen. Het is te koud voor ons om mee te mogen. Ze hebben hun lange werphengels bij zich met op de molen zit een dikke lijn want snoeken zijn de sterkste vissen die er zijn. Die twee laten een meegenomen visje zonder lood rondzwemmen en wachten tot de snoek komt. Aan een ronde rood-witte dobber drijft mee achter het aas.

Eind van de middag is vader weer thuis. Met een flinke snoek. Het is een prachtig beest. ‘Ge stinkt’, zegt moeder. En pa verdwijnt naar de badkamer om de visgeur weg te wassen. Wij vissers ruiken dat zelf niet. Ma legt de snoek in de gootsteen om zijn kop er af te snijden. Het beest slaat met zijn lijf en springt omhoog tegen de geiser. Met het houten handvat van haar keukenmes slaat moeder hard op de kop van de snoek. ‘Hij is wel dood, maar nog niet kapot’. Nu wel, als de kop eraf is. Even laten vliegen de schubben tot in d’r haar. ‘Ik moet toch nog in bad’, zegt ze, ‘Voor we naar de nachtmis gaan’.

De koelkast zit al barstensvol. Toch moeten de vismoten er ook nog bij. ‘Zo blijft dat wel goed tot Derde Kerstdag’, zegt ma. Heerlijk, gebakken met een krokant randje, denk ik. Snoek vind ik lekkerder dan karper. En die vangt pa van de zomer wel weer. Dan is het mooi weer en kan ik mee. Vissen met vader.