Pa heeft altijd honger. Naar kennis. Als hij twaalf is en in de zesde zit, komt
de frater praten met mijn opa. Of die jongen toch niet naar de middelbare
school mag. 'Nee', zegt opa, 'We hebben het geld nodig'. En pa wordt
leerling-smid.
Hij heeft nog geluk gehad dat zijn vader hem op de 'betalende' kant heeft gedaan. Met natuurkunde in een apart lokaal vol apparatuur. 'Dat was goed onderwijs', zegt pa. Ik stel me voor hoe hij - na zijn werk in de smidse - thuis achter de boeken zit voor de avondschool.
Hij heeft nog geluk gehad dat zijn vader hem op de 'betalende' kant heeft gedaan. Met natuurkunde in een apart lokaal vol apparatuur. 'Dat was goed onderwijs', zegt pa. Ik stel me voor hoe hij - na zijn werk in de smidse - thuis achter de boeken zit voor de avondschool.
Dat hij op zijn achttiende in dienst moet,
is een kans. Hij wordt geplaatst bij de verbindingstroepen. Veldtelefoon,
radiotelegrafie. Hij tikt met de knokkel van zijn rechterwijsvinger op tafel:
tuut, tuut, tuuuut, tuut, tuuuut, klinkt uit zijn mond. 'Ik kan nog steeds de
dingen in morse doorgeven.
Na de machinefabriek gaat pa naar de
V&D. In pa's woorden wordt dat: ‘bij ons’. Hij gaat ook wonen naast ‘bij ons’. Het is
onduidelijk met wie hij het meest getrouwd is: met ‘ons moeder’ of met ‘bij ons’.
Wij doen alle boodschappen ‘bij ons’. Bijna alle boodschappen, want sommige
dingen kopen we echt in andere winkels. Die spullen doen we wel in een
boodschappentas met de opdruk van ‘bij ons’. Want om ‘bij ons’ door de zaak te
lopen met een tas van de concurrent, is vloeken in de kerk. Sterker nog: is landverraad.
Op bepaalde zondagen hoort pa vlak voor
een wedstrijd van Oranje een misselijkmakende ruis in de radio. Wie weet
begeeft dat apparaat het halverwege het verslag. En missen we in de pauze de
actuele liedtekst van Jan de Cler. Dus haalt hij na het warm eten de lampen uit
de gelakte Philipskast. D’r is er altijd eentje stuk en net voor tijd vindt hij
in zijn reservecollectie een exemplaar dat nog zeker die middag meekan. Moeder
moet haar Belcanto op d’n Bels missen en zingt ter compensatie mee met het
pauzelied.
Pa wordt chef van een atelier van 'bij ons'. In de
nieuwbouw waarvoor ik als achtjarige de eerste steen leg, heeft hij een ruim kantoor. Het toilet kent achter nog een tweede deur. Die leidt naar een douche en daar hangt ook zijn ketelpak. Het atelier werkt op een
stoommachine. Geregeld klinkt daaruit een misselijkmakende ruis. ‘Niemand weet
nog van stoom’, vertelt hij mij met een tevreden smoel. Dan stapt de chef in
zijn ketelpak en sluit zich op in de stoomketel. Als de tent weer draait, gaat
hij tevreden onder de douche. De laatste Mohikaan.