dinsdag 8 januari 2019

Hoe Geert door het sleutelgat begluurd wordt


Op 6 januari 2019 mocht ik in de Vughtse Lambertuskerk de jubileumexpositie van Geert de Bruijn openen. Met deze tentoonstelling (te bezoeken t/m 20 januari) markeert De Bruijn zijn 35-jarig kunstenaarschap. Tegelijkertijd verscheen de uitgave ’35 jaar met de Moedergodin’. Ter begeleiding van de daarin afgebeelde assemblages maakte Geert een keuze uit de teksten die ik eerder in blogvorm over zijn werk publiceerde.

In mijn lofrede zondag jl. voegde ik - uiteraard na een woord van welkom - aan genoemde publicatie nog drie vingerwijzingen toe. Dit drietal wil ik in evenzoveel achtereenvolgende blogs via bolduque.blogspot.com onder de aandacht brengen. De foto’s zijn gemaakt door Geert zelve. Hierbij vingerwijzing 3.

3. Wat hangt er boven je bed?
Tot besluit nog een korte wegwijzer. Wat heb je boven je bed?

Lieden die geïnterviewd worden door kranten en bladen, krijgen ter introductie vaak een kort CV mee. Daarin mag het antwoord op een van de volgende vragen niet ontbreken: Wat is je lievelingsfilm? Welk boek ligt op je nachtkastje? Wat neem je mee als je kiet in de fik vliegt? Wat heb je boven je bed hangen? De onthullingen mogen bijdragen aan de identiteitschets van de ondervraagde.

Bij het wakker worden, hoe kan het ook anders, zie ik twee werken van Geert de Bruijn: goeiemorgen. Ja, ik ben een zware gebruiker. Misschien had ik me beter bij mijn collectie postzegels kunnen houden, want die plaatjes vragen nauwelijks ruimte.

De alomaanwezigheid van zijn werk in mijn directe omgeving is gevaarloos. Eerder ‘begeleidend’ of ‘leidend’. De hangende en staande objecten zwijgen en soms spreken ze me toe. Althans dat denk ik dan natuurlijk. Met vragen. Want dat is ook hun taak, behalve ‘schoon’ te zijn in de betekenis van ‘schone kunsten’.
Dingen die mooi zijn stellen vragen. Bijvoorbeeld ‘Ben je tevreden Van den Berselaar?’ Da’s natuurlijk een dingetje en zoiets komt wel binnen, om het in tijdgebonden stijl te zeggen.

Daarom begrijp ik ook niet dat mensen maar blijven kletsen in de aanblik van iets moois. En ik kerken, kathedralen en musea al doorleuterend selfies maken. Deze oprisping tekent mij uiteraard als een oudere zeurder. Het museum als pretpark?

Zo dat heb ik gezegd. Dit kansel zou zo de loge in de Muppetshow kunnen zijn.

Een bezoek aan het werk van De Bruijn is geen visite aan een pretpark. Er wordt ietwat inspanning van je verwacht. Zeker nu De Bruijn sinds kort maatschappijkritische vragen stelt aan zijn publiek. Zo verraste hij me wat zomers terug met een nieuw thema ‘de ontmannelijking van de kerk’. En nu dan met ‘De genestelde gedachte’: is wat ik zie, wat ik zie? Moet kunst je bestaande beelden bevestigen of aan het wankelen brengen?

In ons brein barst het van genestelde gedachtes. Zo maken we inschattingen om te overleven. Of zeggen we blij dan wel teleurgesteld ‘Dit had ik van jou niet verwacht’. Niet die ander, maar de spreker heeft ervoor gezorgd dat dit verwachtingspatroon zich kon gaan nestelen. Misschien is het tijd om het eens op te schudden.

Mijn advies op deze Driekoningendag luidt: gun het jezelf om in stilte - vooral in stilte, om de monoloog met jezelf de kans te geven - voor een De Bruijn te gaan staan. Kijk kritisch naar één de genestelde gedachtes in jezelf. Bijvoorbeeld: Waarom heb ik een hekel aan gebakken lever?

Kijk en denk na. Bijvoorbeeld volgens het adagium dat de dichter-filosoof Henk van der Waal in 2012 aan zijn ‘nieuwe filosofie’ meegaf: ‘Denken op de plaats rust’. Gluur naar het werk van De Bruijn als door een sleutelgat; ga stiekem op zoek naar iets nieuws, in bewondering en … stilte. En reflecteer intens. Kijken naar een De Bruijn is een werkwoord.

Is het mogelijk om met kunst je bestaande ideeën te bevragen? Aan het wankelen te brengen? Ja. En ik meen dat de kunnen lezen in de volgende drie dichtregels uit het prijswinnende gedicht Legenda van Dorien de Wit (gepubliceerd in 2017):

In de bergen is de horizon een golvende lijn
Staand op een berg ben ik onderdeel van die lijn
Ik pak de bovenste steen op en verander de horizon’.

Aan het werk mensen. De tentoonstelling is geopend. Proficiat Geert en nog vele jaren zo doorgaan jongen. De drank wacht.

Hoe Geert het bezige Ruspje Nooitgenoeg voorbijeet


Op 6 januari 2019 mocht ik in de Vughtse Lambertuskerk de jubileumexpositie van Geert de Bruijn openen. Met deze tentoonstelling (te bezoeken t/m 20 januari) markeert De Bruijn zijn 35-jarig kunstenaarschap. Tegelijkertijd verscheen de uitgave ’35 jaar met de Moedergodin’. Ter begeleiding van de daarin afgebeelde assemblages maakte Geert een keuze uit de teksten die ik eerder in blogvorm over zijn werk publiceerde.

In mijn lofrede zondag jl. voegde ik - uiteraard na een woord van welkom - aan genoemde publicatie nog drie vingerwijzingen toe. Dit drietal wil ik in evenzoveel achtereenvolgende blogs via bolduque.blogspot.com onder de aandacht brengen. De foto’s zijn gemaakt door Geert zelve. Hierbij vingerwijzing 2.

2. Kan mijn kleinzoon van 7 dat ook?
Nee, tenzij dit kleinkind een genie is. Zo-eentje die op 8-jarige leeftijd op een extra kussen aan de vleugel gezeten, het 6de pianoconcert van Beethoven componeert.

Wat ik inmiddels van Geert begrepen heb, is dat elk kunstwerk een verhaal moet hebben. En dat ook bij de onveilige kunst geldt. Als gezegd, zit achter heel zijn oeuvre de beschermende Moedergodin. En niet het hongerige Rupsje Nooitgenoeg.

Een verhaal is de basis voor een werk. Lang heb ik gedacht dat kunstenaars in één vloeiende beweging van dat verhaal naar het eindproduct gaan: een film, marmeren beeld, gedicht, boek schilderij. Waarbij ze stiekem in hun tak van sport op zoek zijn naar een resultaat dat al het overige overbodig maakt. Zo laat Philip Roth een auteur aan het woord die de Amerikaanse roman schrijft die alle andere romans overbodig moet maken. Na dit werk is Roth tot recentelijk gewoon blijven doorwerken.

Is de motor achter elke kunstenaar de creatie van een werk dat al het andere overbodig maakt? Het sublieme? Sinds we in 2018 op tv de auteur Ben Okri aan het woord zagen, hebben Geert en ik enig besef van wat dat inhoudt. Okri beschreef hoe tijdens een bergwandeling de  natuur zoveel indruk kan maken, dat het is alsof je door een kathedraal loopt. En bijna het ‘sublieme’ kunt aanraken. Een mooie vergelijking om vandaag in dit hoge naar de hemel reikend gebedshuis uit te spreken.

Los van de drive richting het sublieme kan - m.u.v. dat zeldzaam voorkomende componerende genietje achter de vleugel - geen kunstenaar zonder aanleg, scholing, ervaring, kritiek en hard werken.
Scholing onder het kritisch oog van een ander, leidt tot resultaat. Daarom mag zangeres en jurylid Anouk best een duo zelfingenomen dilettanten uit The Voice of Holland knikkeren.

Nee, ondanks al die verworvenheden gaat het tijdens het creatieproces nog niet in één keer goed.

Ook Geert ploetert. Deze zomer hoorde ik hem in zijn buitenatelier zeggen: zo kan het ook mooi zijn. En hij draaide het onderhanden werk om. Evenwicht kent letterlijk verschillende invalshoeken. Want, zoals Geert graag citeert: ‘Voor elk afgebeeld element is maar een plek de goede plek’.

En eer je dat weet, ligt Rupsje Nooitgenoeg al jaren ver achter je.

(wordt vervolgd)


maandag 7 januari 2019

Hoe Geert de kunstwereld onveilig maakt


Op 6 januari 2019 mocht ik in de Vughtse Lambertuskerk de jubileumexpositie van Geert de Bruijn openen. Met deze tentoonstelling (te bezoeken t/m 20 januari) markeert De Bruijn zijn 35-jarig kunstenaarschap. Tegelijkertijd verscheen de uitgave ’35 jaar met de Moedergodin’. Ter begeleiding van de daarin afgebeelde assemblages maakte Geert een keuze uit de teksten die ik eerder in blogvorm over zijn werk publiceerde.

In mijn lofrede zondag jl. voegde ik - uiteraard na een woord van welkom - aan genoemde publicatie nog drie vingerwijzingen toe. Dit drietal wil ik in evenzoveel achtereenvolgende blogs via bolduque.blogspot.com onder de aandacht brengen. De foto’s zijn gemaakt door Geert zelve. Hierbij vingerwijzing 1.

1. Maakt De Bruijn veilige kunst?
Misschien denkt u nu: uiteraard. Al 35 jaar geeft hij de beschermende werking van de moedergodin weer. Toen hij lang geleden in zijn atelier met houtskool op wit papier bezig was, liet hij onze verre voorvaderen - op weg naar hun volgende tijdelijke verblijf - platte karren voorttrekken met daarop afbeeldingen van de schepster waaruit alles voortkwam. Aangezien de oermoeder nog vlezig werd voorgesteld, moest er flink gesjouwd worden. Haar nabijheid gaf de landverhuizers zekerheid.

In de loop van de tijd richtte De Bruijn zich op afgeleiden van de oermoeder: op symbolen waarin haar omvattende werking gelegd kan worden: steden, boten, gebouwen, schilden, kleding. De thematiek is van den beginne ‘veiligheid’.

Zijn vormentaal is weinig veilig. Ik zal dat nader duiden, beginnend met deze anekdote. In de zomer van 1961 was ik met mijn ouders op vakantie in Otterlo. We waren voor twee weken neergestreken in pension Bonenzaaier. Op een van die dagen bezochten we het Kröller-Muller. En en passant jachthuis St.-Hubertus, van Berlage.

Van dat sombere gebouw naar het museum, passeerden we in de beeldentuin een metalen abstracte compositie. Mijn pa, vanaf zijn 12de opgeleid in de metaal, liep mompelend rond het object. ‘De kunstenaar heeft bij het lassen te veel oxygeen gebruikt’. Het teveel aan zuurstof had voor bulten en knobbels gezorgd: strak laswerk was niet geleverd! Zo’n moment blijft je bij. Onlangs met de familie De Bruijn in de Fundatie (Zwolle) trok pa’s optreden tijdens het bekijken van m.n. Chadwicks werk, opnieuw voorbij.

Pa bekeek toen dat kunstwerk met zijn technische kennis. In feite werd bij hem op dat moment een andere ‘bril’ verwacht. Eentje die over zijn eigen vak keek. Over de dimensie waarin hij zich zeker en veilig wist. Eenmaal binnen voelde hij zich weer senang: Van Gogh. Was herkenbaar. Veilig. Hij zou zich ook thuis gevoeld hebben in de Amsterdamse Hermitage bij de Hollandse Meesters. Op dit soort veilige kunst - in dubbel opzicht ‘veilig’: de aanbieder weet dat een grote toeploop verzekerd is en van de bezoekers wordt weinig moeilijks verwacht - komen drommen mensen af.

Geerts kunst lijkt in vergelijking met figuratieve werken uit de academische traditie niet in 1-2-3 toegankelijk. In zekere zin - tenzij u hier voor de borrel bent - getuigt het van dapperheid om hier te komen. Dit is geen veilige kunst. Niet net een foto. Niks hapklaars.

Geerts muze blijkt een vruchtbare moeder die steeds weer voor veelzijdig kroost zorgt. Om dat te verwekken, leest De Bruijn zich het leplazarus. Door boeken over volkeren - van vroeger of nu - raakt hij geïnspireerd. Waarbij hij steeds weer op zoek gaat naar de rol van de moeder: de koning-moeder. En laten wij nou net de meeste van die boeken niet gelezen hebben

Nee, veilig kun je de werken - meestal door hem assemblages genoemd - niet noemen. Hij stuurt je het bos is. ‘Dit maak ik’, zegt hij. ‘Of het je aanstaat, is aan jou’.

Uiteraard ken ik na zoveel jaren de meeste van de verhalen achter zijn 2- en 3-dimensionake werk. En ik moet u zeggen: leuk om te weten. Ze blijken tegelijkertijd in niks bepalend voor mijn waardering. Die is het resultaat van het verhaal dat het werk zelf mij vertelt. Of dat ik denk eraan af te kunnen lezen.

De tijd verandert het zicht op Geerts werk en daarmee worden de verhalen in mijn fantasie herschreven. En na 35 jaar klinken ze nog steeds welluidend. Een veilige gedachte.

(wordt vervolgd)