zaterdag 3 december 2016

Tijd (3); treinreis

Het is - meen ik - in 'Nachttrein naar Lissabon' (2004) dat de auteur Pascal Mercier (pseudoniem voor de filosoof Peter Bieri) de volgende kwestie aan de orde stelt. Mogelijk gaat het om een oud raadsel waarover de Grieken zich al bogen. Mocht dit zo zijn, dat bleef hun inspanning zonder resultaat, want op enig moment vraagt de erudiete hoofdpersoon Raimond Gregorius zich af wie het leven gaat leiden ter linker zijde als hijzelf besluit rechtsaf te gaan. In elk geval komt de gedachte er op neer dat iemand de route oppakt die jij besluit niet te volgen. Wie is die persoon en hoe ziet zijn of haar pad eruit? Wat laat jij liggen en komt jouw keuze uit bij een betere resultaat? Aan die hersenkronkel kun je aardig wat tijd besteden.

Niemand gaat aan de haal met wat jij laat liggen. En je zult ook nooit aan de weet komen wat het had opgeleverd als jijzelf wel voor links had gekozen. Misschien kun je later spijt hebben van die keuze, alleen heeft dat geen enkele zin. Sterker nog: het niet weten gaat aan je zuigen en daarmee word je onmogelijk voor je omgeving. Wie weet ook voor jezelf.

Het gaat zoals het gaat. We zijn tot niet meer in staat dan tot kleine grenscorrecties, al hoewel bevlogen ‘(s)prekers van de dag’ ons anders willen doen geloven op teambuilding- en managementdagen. Filosoof Coen Simon zegt hierover in ‘Schuldgevoel. Over de behoefte aan dingen die we niet nodig hebben’ (2013): ‘In het leven zou niets tot stand komen als we ons niet zouden gedragen alsof het zo zou moeten zijn’. In een vertaling zonder die twee niet-woorden: we komen juist tot dingen in ons leven omdat we handelen vanuit de acceptatie dat het zo moet zijn. Doen we dat uit fatalisme of uit een gewichtsloos stadium van verlichting?

Het verlangen naar perfecte oneindigheid is eigen aan de mens. Dit wordt prachtig verbeeld in de volgende filmscène. (De titel ben ik vergeten.) Daarin is de kijker getuige van een intens en kort oogcontact tussen een jonge man en een jonge vrouw door de ruiten van twee op een station tegenover elkaar stilstaande treinen. Ze weten meteen dat de ander aan de overkant de ware is. Het is 18.11 uur. Voor ze uit kunnen stappen om naar elkaar te rennen, vertrekken hun treinen: de een naar rechts, de ander naar links. 

De man staat de volgende dag om enkele minuten voor 18.11 uur op het perron en wacht op 'haar' trein. Ze zit er niet in. En de dagen erna ook niet.

We zullen nooit weten waartoe een tweede kans had kunnen leiden.

zondag 27 november 2016

Tijd (2); denkraam

Was er een tijd waarin wij als kinderen tijd hadden? Die vraag houdt me sinds de voorgaande blog bezig. Toen was er - denk ik - geen enkele reden om bij die kwestie stil te staan. Hanteerde vader al een agenda? Ongetwijfeld, want voor zijn werk en ook privé had hij veel afspraken. Moeder hield dagelijks een kasboek bij. Zo ordende zij de dagen.

Mijn kalender was die van het kerkelijk jaar.  Kerst, carnaval, vasten, Pasen, Pinksteren en zo verder tot het weer 25 december was. Na 1964 gingen we een ander stramien volgen.

Tijd was een begrip waarin ik niet dacht. Het bepaalde niet mijn 'denkraam', om met Kwetal (uit Ollie B. Bommel) te spreken. Uiteraard was er het besef dat dingen op een bepaald uur begonnen en dat het gewoon was om op tijd op school, dan wel aan tafel of in de kerk te verschijnen. Tijd als luxe-artikel? Geen flauw idee. 

Voor me ligt een foto waarop ik met Leo aan het timmeren ben. Hij woonde twee huizen verderop en in die tijd waren we vriendjes. Zo te zien is het lente: de prunus staat in bloei. In de nog jonge tuin achter Rembrandtstraat 36 is het afschermende groen nog mager. Leo draagt een jasje, ik een overall. 

'Stil de tijd', schrijft Joke J. Hermans. Ze zet in haar gelijknamige boek de kunstmatige kloktijd die de agenda regeert naast de beleefde tijd. Die tweede soort, ouder dan de eerste, slokt ons op tijdens momenten dat we ons laten meenemen door wat ons boeit. 'Is het al zo laat?' 

Misschien bewoog ons leven zich in de ruimte van wat Hermans de 'beleefde tijd' noemt. De 'vrije tijd', die niet alleen qua spelling afwijkt van wat we later zijn gaan afpalen als 'vrijetijd'. 

Was er een tijd waarin kinderen de tijd hadden? Beginvraag plus foto uit de voorgaande blog kwam ik tegen op Facebook. Mijn antwoord is een voorzichtig 'ja'. In het vermoeden dat het de 'beleefde tijd' betreft. Waarvan je opeens kunt zeggen: 'Ik ben tijd en uur helemaal vergeten'. Om daarna snel naar huis te rolschaatsen.

Hermans vraagt in haar ‘pleidooi voor een langzame toekomst’ om in ons leven naar een balans te zoeken tussen de twee tijdssoorten. Inmiddels zijn we - grote mensen - gaan ervaren dat dit moeilijk is. We geven voorrang aan de opdeling in 24 uren. Om vervolgens in grote letters het verlangen naar de tijd die ons de omringende wereld doet vergeten, vorm te geven als teken aan de wand. Zoals op die Spaanstalige foto. 'Gekken en dwazen schrijven hun namen op muren en glazen'.

vrijdag 18 november 2016

Tijd (1); step

'Er was een tijd waarin de kinderen nog tijd hadden'. De grap zit 'm uiteraard in het woord 'tijd', 'tiempo'. Poëzie op een muur, een kleuter achter een bal. Een Facebookpagina uit het later gecreëerde paradijs.

Lang hoefde ik niet naar die ene foto te zoeken: de kleine Harry op de step. In de Rembrandtstraat. Autoloze zomers met louter zonneschijn waarin op zaterdag Driek met paard-en-kar langskwam. Terwijl de groenteboer zijn spullen verkocht, maakte zijn vosbruine ruin een plas in de goot. Wij stonden te kijken en verbaasden ons elke keer weer opnieuw over de hoeveelheid urine. Dat kregen wij in een week nog niet voor elkaar. 

Hadden wij tijd in die tijd? Ongetwijfeld. Alleen wisten we dat toen niet. Ook het leven in de Rembrandtstraat was druk voor  een vijfjarige. Zes dagen in de week naar school. Nou ja, zaterdag tot 12.00 uur. We liepen zelf naar de Nemiusstraat: twee keer op een dag vice versa. In de middagpauze van twee uur, werd er thuis warm gegeten. Dat kostte zeker een uur. Vader fietste daarna weer terug naar zijn werk op de bovenste verdieping van de V&D. Van de 'nieuwe', die later de 'oude' V&D ging heten. 

Dat we toen tijd gehad zouden hebben, is een projectie vanuit het heden. Vandaag de dag blijkt tijd een schaars goed geworden. Tegelijkertijd is herinneringsverfraaiing is een bekend verschijnsel.

Ik was altijd bezig: de dagen waren te kort. Stond vroeg op. Ook later op de lagere school, om in de zomer om 6.00 uur al te gaan rolschaatsen. En in de vijfde klas ging ik rond die tijd met kameraad Peter naar de IJzeren vrouw: op zwemles. Als om 9.00 uur de school begon, hadden we er al een halve dag op zitten. Om 16.00 uur gingen we weer verder, het liefst buiten.
Dan de avonden. In die tijd was ik bij drie 'dingen': het jongenskoor, de postzegelclub, op handenarbeid: allemaal binnen de grenzen van de parochie. In de zesde kwam de Artistieke Schuit, helemaal in de Orthenstraat. Ook daar liepen we zelf naar toe. En om 21.00 uur weer thuis was het een lange dag geweest. 'Was het leuk?', gevolgd door een kop thee en lezen op bed.

Of we tijd hadden? We hadden zekerheid. 40 jongens in klas vijf,
waarvan alle ouders gewoon bij elkaar bleven. De Tweede Wereldoorlog zat mee aan tafel en die strijd hadden we dankzij Amerika gewonnen. Rusland was de vijand achter een ver IJzeren Gordijn. Een godvruchtig leven op aarde betekende later een stoel in de hemel. De dag voor kerst kwam vader thuis met de boom; moeder had de balkenbrij dan al met bloem bestrooid. 

We hadden geen tijd, we waren bezig. Voortdurend bezig. Behalve achter de hengel: dan hadden we tijd. Wachten tot de vis beet. Terwijl onze gedachten boven de wielen langs de Hervense Dijk ronddwaalden: tijdloos.

zaterdag 12 november 2016

Oeteldonk (62); naokwèkke

Bende al thuis?
Dè ziede
Hoeveulste bende gullie dan geworre?
Daor gaoget mijn nie om
Neeje, dè duget niemand ...
Èrreges is de veertig, geleuf ik

Ge had meer verwacht!
Wè lidde toch te zeure
Ik tôôn intresse ...
't is mar 'n spèlleke
En de jury?
Dè witte nooit

Vuulde-n-'t goed aan?
Docht 't wel
Hadde-n-'n klik mee oew pebliek?
Nouw is't wel zat!

Ge had hôger wille komme
Beginde nouw weer?

Ik ken oe ...
Denkte
… haantje-de-veurste ..
Nouw nouw
... beter ...
Ja hoor
... dan dègge oeweige kent!
Glazen bol
Gij wilt winne!!!
Waor wor ik toch zô muug van?

Serieus: wis't 's eerlijk
Oké: plèk 39 waar ok goed gewist 
Top-11
39 zeg ik oe
Op de kwèk-cd!!!
Wènne klèts

Gaode nao d'n bik nog t'rug naor diejen tènt?
Waorveur?
Veur de finale om negene
Blèf lèkker thuis
Nie meer deur dieje kou
Petoffeltjes
Wijntje
Wè te knabbele ...
Ge bent toch wel m'nne grôten held
Merci jong

Wè doede bij de vollegende kwèk anders?
Wèlke kwèk?

dinsdag 8 november 2016

Oeteldonk (61); zinnewèchtig

Bende nie zinnewèchtig?
Waorveur?
Veur oew optreje?
'kwitnie ...
Wè vuulde?
Niks, mevrouw d'n dokter!
'kstaoi veuraan
'kheb liever dègge ewegblèft
Hedde teminste één fan
Mens ...
Één groepie
Ge kunt me ...
'kwit 't: d'n bout hachele

'khad oe niks moete vertelle
Gij en geheime ...
En had nooit mee moete doen
Ge kikt op applaus 
Nie in diejen tènt toch
Ge kunt 't!!!
Bende nouw ok nog personal coach?
As gij dè gère het
Gao toch fietse gij

Kende't van buite?
Zelfs achtersteveure
Komt er 'Oeteldonk' in veur?
Ach kere allenig al in't refrein
'Gij bent m'n alles'?
Dèrde couplèt
'Allenig mee jouw'?
Openingszin
'Drie daoge op sjouw'?
'Drie daoge mee jouw'
Ok goed

Wè denkte?
Nouw hangt alles nog af van oew performance
M'n wè?
Hoe dègge't brengt
IJzersterk
Leg uit

Ik gaoi as Jeroen Bosch
Bende mooi 'n jaor te laot
Keigoed refrein
???
'Eindelijk ma'k vamm’nne sokkel ... '
...
'Op sjouw mee m'n eige mokkel'

Zelf bedocht?
Vaneiges.

zondag 6 november 2016

Migratie

Met opa's opa Wout van den Bersselaar kwam onze tak van Gemonde naar Den Bosch. Daar trouwde hij 4 mei 1850 met Mieke van Thiel. Waltherus was toen 44 en zij 33. Anna Maria kwam uit Empel en Gewande; ook 'van buiten'. Wout werkte volgens mijn opa als timmerman - een beroep dat nog wat generaties in de familie bleef - en hij woonde bij zijn werkplaats in een steegje in de Vughterstraat: Achter den Engel. Het late huwelijk leverde een kind op: Driek van den Berselaar (met 'rs' dus) de vader van mijn opa Driek. Overigens mocht mijn vader gewoon Harrie heten. 

Wout was dus een Bosschenaar met een migratieachtergrond. Zijn vrouw ook, als je voor beiden de geografische schaal Indikt. Import dus. Ze zullen beslist de klanken van hun thuishaal lang bij zich gedragen hebben.

Opa ging met zijn vader nog op familiebezoek in Gemonde. Vooral in kermistijd en daarover vertelde hij ons - zijn kleinkinderen - spannende verhalen. Voor onze generatie kreeg dat dorp een aangename klank: ons stamland. Inmiddels beschouw ik me als een inwoner van de stad, eentje dus met een Bossche achtergrond. Na vier generaties van hier geboren Van den Berselaars moet dat wel kunnen.

Dan heb ik natuurlijk ook nog moeders kant om rekening mee te houden. Hoe Bosch ben ik van die zijde? In haar voorgeslacht zitten de nodige migranten die van veel verder dan Gemonde kwamen. Zo staan in moeders stamboom rond 1850 - het jaar waarin de eerdergenoemde Wout en Mieke in Den Bosch trouwden - genoteerd: Anna Mackay (met Schotse roots), Johan Dumernit (de latere Doomerniks, met wortels in Duitsland) en Kaat Löw uit Weiler-la -Tour, Luxemburg). Die Catharina trouwde met oma's opa Jacobus Lambooy die de slag bij Waterloo won. Over hem schreef ik onlangs de column en blog 'Puntjes'.

Een aantal neefjes en nichtjes - kinderen van mijn vier zussen - is in het buitenland geboren, uit Brabantse ouders. Zijn zij, voor zover ze weer hier wonen, ook 'Nederlanders met een migratieachtergrond'? Ongetwijfeld.

En zo puzzelt ons land lekker verder op deze regenachtige herfstmiddag: we hebben er sinds kort een nieuw gezelschapsspel bij. 



zaterdag 29 oktober 2016

Oeteldonk (60); woordpolitie

Deze tekst verschijnt als column in de rubriek 'Onder de Boschboom' in de Bossche Omroep van 30 oktober.

De woordpolitie kan achter elke boom staan. Vaak in burger, dus je weet maar nooit. Al dan niet met zachte hand, met of zonder geldige reden, ’s nachts of overdag zijn de afgelopen decennia de nodige woorden afgevoerd of in quarantaine geplaatst. De vocabulaire die ik in mijn jeugd onbeschroomd hanteerde, zag 'gekkenhuis' vervangen worden door 'psychiatrisch ziekenhuis', 'lilliputter' door 'kleine mens', 'ABN' door 'AN'.

Desondanks houd ik er - hardnekkig, lomp, dom, nonchalant - stiekem een dubbele woordenlijst op na. Onder familie en vrienden wil ik het best hebben over 'dikzak, bejaarde, debiel en zwarte piet'. Als dit iemand kromme tenen bezorgt, dan heb ik sinds kort een uit Amerika overgewaaid excuus: ‘Ach joh: kleedkamertaal’.

Deze week bleek de woordpolitie zich in mijn computer verstopt te hebben. Toen ik een tekst door de spellingcorrector haalde, kwam er commentaar op de aanwezigheid van ‘kostschool’. Het zou ‘archaïsch oftewel ouderwets’ zijn, las ik. ‘Probeer een ander woord’. Nou heb ik toch echt op kostschool gezeten en niet op een ‘internaat’, waarmee het programma als suggestie kwam aanzetten. Toentertijd bevond zich overigens aan dezelfde weg ook een rijksinternaat. Geen idee of die term inmiddels in de mottenballen ligt. Het strenge gebouw was met muren en prikkeldraad omgeven. Je was volgens mij veel beter af op een kostschool met slaapzaal en chambrettes.

Onlangs trok een Oeteldonks muziekske bij ons achter richting Willemsplein. De spelers begeleidden wandelaars die dit feestelijke onthaal verdiend hadden. Vanuit de tuin zong ik mee: 'Zeg durske kom 's hier, dèttik oe 's vat'. En ineens dook de woordpolitie vanachter de archaïsche rododendrons op. Kon deze zin nog wel in dit tijdsgewricht? Het leek alsof ik weer als 5-jarige op de montessori zat en soeur Aloysia pontificaal voor me stond toen ik zomaar ‘ouwehoer’ gezegd had: ‘Weet jij wel wat je zegt, Harrieke van den Berselaar?’ Natuurlijk wist ik dat, want bij ons thuis kwam dat woord op zijn sloffen door de censuur. ‘En jouw vader werkt nog wel bij de V&D’. Tot op de dag van vandaag moet ik naar de betekenis van die toevoeging raden. Overigens is V&D ook op de verdwijnwoordenlijst terecht gekomen.

Wim Kersten voegde de tekst voor die lokale kraker in 1973 toe aan het Oeteldonkse cultureel erfgoed. Toen lieten durskes zich nog vatten. En ineens bevond ik me in een wat pijnlijk moreel spagaat: laten de dames zich dat nu ook nog toezingen? De tweede zin 'Ik heb d'n hillen dag van jouw nog niks gehad', lijkt me ook passé: een denigrerende verwijzing naar kerels willen altijd en vrouwen nooit. 'Gaode mee aan de zwier, ik heb nog wel wè poen', heeft ook zijn tijd gehad, want de durskes betalen zelf. 'As 'nen toeter wil ik zijn, mar ik houw 't altijd fijn', bevat duidelijk een seksuele lading, met als climax: 'Gift 'm dan - tsjingboem - van katoen'.

Onzin of niet? Het is bekant 11-11, opening van het nieuwe carnavalsseizoen. Daar 'vatte we d'r eentje' op! (Een pilske, welteverstaan.)

woensdag 26 oktober 2016

Oeteldonk (59); kwèktènt

'We hebbe-n-'n clubke opgericht ... '
Wè hedde gullie?
' ... veur mense mee 'n lillek gezicht ... '
Hoezô?
' ... daor heurde gij bij ... '
Houw op, man
' ... daor heurde gij bij ... '
Zô is't wel zat onderhand.
Ge kèkt anders azzof ge azijn het gedronke
Juist nie
Waorom staot oew gezicht dan zô ...
Hoezô 'zô' ...?
... zô verbitterd
Vinde't gèk!
... ?
In 'nnen tènt!!!
Aha
Nondeju
Prima toch?
Flikker toch op man
Ze hadde-n-’t ok af kunne lasse
Zouw himmaol mooi gewist zijn!!!
Of verhuize naor de Veemèrthalle
Dè’s veuls te wijd lôpe vanuit de stad
Dan lopte wè langer, meutje
Gij het mèkkelijk lulle, gij
Wè’s ‘r mis mee zonnen tènt?
Buite madde gin muziek make
Dè snapt 'n keind. As dè alles is ...

En veuraf moese ze d'r permissie veur vraoge-n-oknog oknog …
Leet ’t stadhuis vast nie dwars veur
… bij de Blb, nôta bene
De Vereniging leefbare binnenstad
Die wouwe di jaor gin nee zegge
Wè’s dan ’t prebleem?
Di jaor niks
Nouw dan?
En’t vollegend jaor?
???
Zeet die vereniging dan opnuuw 'jao'?
???
En’t jaor daornaor?
???
En daornaor?

Doede gewôôn wè ’t Kesino ok doet
Richting de Kruiskerk?
Uitwijke naor ’t Previnsiehuis
Nie aan gedocht. Nim ik mee

Kunde gullie ok 's ‘nne keer hôôg van de tore blaoze
Koekwaus!







woensdag 19 oktober 2016

Inca's in Mildam

Joseph Ferdinand Cheval, (1835-1924) beter bekend als facteur Cheval, bouwde in zijn vrije tijd 33 jaar lang aan wat hij noemde 'le Palais Idéal'. Daarna besteedde hij nog acht jaar aan de constructie van zijn graf. Het basismateriaal voor dit alles verzamelde deze postbode tijdens de uitvoering van zijn beroep. Naarmate onderweg de posttas leegraakte, kreeg hij meer plek voor de interessante stenen die hij al lopend tegenkwam. Cheval moet op die manier gewerkt hebben als een paard.

Het paleis van deze 'naïeve architect' in Hauterives (Drôme) is een bezoek waard. Je waant je er voor even tussen wat tempels zoals ze in Zuid-Oost Azië staan.

Aan deze opmerkelijke man moesten we op 13 oktober denken tijdens onze wandeling in de buurt van het Friese Oranjewoud. Tussen twee haakjes: in die omgeving hebben de verre voorvaderen van de huidige koning hun sporen achtergelaten. De aan de Oranjes verwante Friese Nassautak leverde generaties provinciestadhouders en trok in 1747 naar Den Haag toen daar de erfgenamen op. Willem-Alexander is dus eigenlijk een Fries. Ieder weet dat hij ooit de Elfstedentocht reed.

Terug naar Cheval. Misschien bracht hij de in de buurt van Oranjewoud woonachtige Louis Leroy (geen Oranje-nazaat) op het idee om ook een bizar gebouw neer te zetten, gemaakt van gestapelde stoeptegels, keien, stenen, stoepranden etc. Opmerkelijk. Alsof je tussen Maya- of Incatempels loopt. Zelf noemde hij deze schepping de Ecokathedraal.

Louis G. Leroy (1924-2012) is de ontwerper en bouwer van dit stuk 'land art'. Met de gemeente Heerenveen, had hij afgesproken de in onbruik geraakte overheidsstraatmaterialen bij hem af te leveren. Dat gebeurt nog steeds, ook nu na zijn dood het werk in Mildam wordt voortgezet door vrijwilligers.

Cement komt er niet aan te pas. Stapelen, is het werkwoord. Hij wilde met het construeren van zijn kathedraal demonstreren wat het betekent om ‘samen te werken met de groeikracht der natuur om op die wijze de hoogste graad van complexiteit te bereiken’. Zoals in de middeleeuwen mogen nog generaties er verder mee bezig zijn.

Op de plaatsen waar je tussen de hoog opgetaste stenen klautert, verschijnt in mijn fantasie het beeld van bijvoorbeeld de Inca-gebouwen in Machu Picchu (Peru), die ik - door het lezen van een boek over de ‘legendarische’ Heinrich Schliemann - sinds mijn twaalfde van de plaatjes ken. Ik droom daar verder van on de titel '
Inca's in Mildam'.


dinsdag 11 oktober 2016

Bambi bij De Zilk

Je kunt wandelend van Den Helder naar Sluis. In totaal is dat 450 km. Hiervan hebben we er 125 achter de rug wanneer zaterdag 9 oktober bij uitspanning De Oase (Vogelenzang) van start gaan richting Het Langeveld (De Zilk).

Ons beginpunt hebben we op klassieke wijze bereikt: met de fiets. Dat wil zeggen vanaf de parkeerplaats waar de auto staat. En naar die plek lopen we terug, en wel door de AmsterdamseWaterleidingduinen, toegang €1,50 p.p.

Eerder al hebben we al kennis kunnen maken met dat gebied. Het meet 3.400 hectaren aan zandverstuivingen en bos, met als aantrekkelijke bijzonderheid de aanwezigheid van bijzonder veel damherten en reeën. Hoewel ze niet handtam zijn, trekken ze zich weinig aan van de passanten. Die hebben alle tijd om talloze opnames te maken met foto- of filmapparatuur. Bambi bij De Zilk.

Mijn vrouw loopt dit Kustpad voor de tweede keer. Vijf jaar geleden kwam ze steeds terug met enthousiaste verhalen en mooie foto's. Daardoor werd met duidelijk dat in met name Noord-Holland de duinen een groter areaal bestrijken dan ik gedacht had. Inmiddels heb ik mezelf daarvan kunnen overtuigen: magnifiek gewoonweg.

De tocht op zaterdag gaat dus richting een afslag voorbij De Zilk, die uitkomt in de buurt van de P waar de auto staat. Behalve over duinen en door bossen lopen we ook 1,5 km over het strand. Het is overwegend zonnig, 14C, zwakke wind in de rug. Wat wil je nog meer begin oktober.


De zondag daarna is het helemaal stralend. Na een 'aanvliegroute' door de geestgronden met links en rechts bollenbedrijven, gaan we richting Noordwijk. Hier is de strook met duinen betrekkelijk smal doordat de bollenteelt steeds meer grond opeiste.

Noordwijk aan Zee ligt er schoongewassen bij. Ik kijk uit naar bekende Nederlandse voetbalhelden die hier wonen. Wel zie ik een standbeeld van de 'ouwe' koningin Wilhelmina die hier in april 1940 de Nederlandse troepen inspecteerde. Een maand later kwamen de Duitsers en vertrok de majesteit overzee. Zo te horen, zijn de Duitsers hier nog steeds graag.

Verder door de Coepelduynen naar Katwijk aan Zee. Een mooi traject. Iets voorbij de Soefitempel staat de auto. Nog 59 km scheiden ons van Hoek van Holland, een tussentijdse mijlpaal op onze wandelweg..

dinsdag 4 oktober 2016

Bellen blazen

Het klassieke verhaal is bekend. De Griekse schone jongeling Narcissus had dorst, bukte zich om uit een heldere beek te drinken en werd verliefd op zijn spiegelbeeld. Zijn amoureuze gevoelens werden niet beantwoord en meneer kwijnde weg om uiteindelijk voort te leven als bloem.

Tot ver in de twintigste eeuw was een narcist een te mijden persoon. Iemand die zó in zichzelf opging, kon je beter niet in je vriendenkring hebben. Inmiddels is in ons land de wind uit een andere hoek komen waaien en heeft het voormalige afwijkende gedrag zich tot norm ontwikkeld. Narcisme is geaccepteerd geraakt en sterker nog: is verheven tot een must.

De weg daarheen verliep haast ongemerkt. Hoorde je 40 jaar terug nog 'Mijn broer/zus en ik hebben een cadeau gekocht', nu is het zonder blikken of blozen: 'Ik en ...' Een kwestie van opvoeding? Ongetwijfeld. Althans, dat dacht ik aanvankelijk.

In onze dagelijkse omgeving is het aantal prikkels gegroeid dat uitnodigt tot een narcistische levenshouding. Ook 'Ik en ...' blijkt een gepasseerd station; de volgende halte heet: 'Ik ...’ Waar meisjes en jongens eerst nog verpleegster, stewardess, brandweerman of voetballer wilden worden, is nu het ideaal domweg beroemd te zijn. Een fiks aantal tv-programma’s vormt hiervoor de springplank, waaronder Holland’s Next Top Model en Voice of Holland. Zelfs zoiets oubolligs als Heel Holland Bakt leidt tot een sterstatus. Plus tot interviews in celebrity magazines onder de kop ‘Heel Holland Bakt-deelnemer verlangt naar eigen gezin. Breaking news, dus.

Ook zonder zelfs maar een ei te kunnen breken voor het cakebeslag, is het mogelijk om een rolmodel voor velen aangemeten te krijgen. Het betreft hier lieden die overal op rode lopers en in de schijnwerpers verschijnen zonder enig CV dat deze plek rechtvaardigt. Bij gebrek aan beter, dragen ze de titel van ‘socialite’, waarmee de hoogste graad van narcisme een naam heeft gekregen. Lucht in optima forma; ‘de kleren van de keizer 2.0’; bellen blazen in de A-klasse. Dat deze status de betreffende persoon geen windeieren legt, bewijst de recente beroving van Kim Kardashian, die voor 10 miljoen aan sieraden in haar Parijse hotelkamer bleek te hebben liggen.

En net op het moment dat ik denk dat de wereld niet langer aan Den Doolaards vlijt ten onder gaat, krijg ik een kort interview met Corneel van Rijn onder ogen. Deze jonge vent is filosoof. En boer. Hij bevindt zich ‘Met zijn hoofd in de wolken en met zijn poten op de grond’, om de man te citeren. Hoopgevend is zijn uitspraak: 'Niet meegaan in de zucht naar het mateloze, maar oog houden voor de juiste maat'. Beroemd zal hij hier niet mee worden. Hij kan ermee ‘te kaap’ren varen. En hij maakt er mijn dag goed mee. Merci Corneel.

dinsdag 27 september 2016

Vriendschap

Vriendschap is een illusie’, zong Henk Westbroek in 1983. Bij het recente verschijnen van zijn nieuwste boek ‘Ons creatieve brein’ zegt hersenonderzoeker Dick Swaab dat we met een aantal illusies leven. Bijvoorbeeld dat we allemaal het idee hebben ‘dat we vrij zijn, met een doel en de mogelijkheden om vrije keuzes te maken’ (NRC24/25 september jl.). In zijn opvatting worden die beslissingen onbewust in je rechterhersenhelft genomen. En als even later het resultaat daarvan tot je bewustzijn doordringt, maakt je er in het linker deel een schijnbaar logisch verhaal bij.

In die logica vind ik de mens sterk. Om dicht bij huis te blijven: bij het bestellen van de vierde Westmalle Dubbel van de avond hoor ik mezelf zeggen: ‘Ach, je leeft maar één keer’. Klinkt zeer logisch en oogst altijd bijval. Dat laatste rechtvaardigt mijn keuze dan weer op een geruststellende manier.

Welke plaats neemt de illusie in binnen ons leven? Misschien maakt het zoeken naar een antwoord ons nog onrustiger dan we al zijn. Dus gooien we olie op de golven. Een voorbeeld daarvan vind ik de waardering die mensen voor hun club omschrijven met de woorden ‘We zijn één grote familie’. Dat familiebanden garant zouden staan voor het paradijs, wordt door een tv-programma als ‘Het familiediner’ aflevering na aflevering op scherp gesteld. Misschien moeten we dit soort illusies voor lief nemen. Daarmee halen we de braam van het menselijk tekort. ‘Niets gaat maagd’, zei juvenistenmeester broeder Johannes op de kostschool die ik meer dan een halve eeuw geleden als pensionair bezocht. Hij rolde daarbij een sjekkie waarna we met de internen verder rikten.

Wat doen we hier? Op aarde dus. Soms kom ik daarover een uitspraak tegen die ik dan noteer. Zoals de twee volgende, in dit geval zonder bronvermelding. Dat gebeurt soms. 'Het leven als een reis met een doel en een verhaal waaraan je werkt en waarin je zin zoekt en geeft'. Da's een mooie, want zonder doel aan boord gaan gaan, lijkt niet echt nuttig. Of wellicht beter: zinnig. Vergelijk nummer één eens met deze: 'Het leven als weg die je volgt en waar je niet tegenin gaat; als de bestemming er niet toe doet, weten we haar - de diepere zin - te bereiken'. (Moest ik ook drie keer herlezen.) Ook die komt ergens uit, waarbij het accent - in plaats van op het reizen - op de weg ligt. Overeenstemming lijkt er te zijn over het feit dat in beide benaderingen de zin van het leven in zicht komt. Niet automatisch: je moet ervoor op pad gaan.

In een van zijn laatste interviews zei Bosschenaar Luc van Gent: 'Je wordt geboren en je gaat dood. In de tijd daartussen moet het gebeuren'. Niet lang daarna stierf hij; tot dat moment druk, betrokken en strijdbaar.



'Daartussen moet het gebeuren'. Ik vond en vind dat mooi gezegd. Vroeger wist ik nog wel waarom iets moest gebeuren. Toen waren we 'op aarde om God te dienen om daardoor hier en hiernamaals gelukkig te zijn '. Dat stond in de catechismus en elk katholiek kind zou dat kunnen weten. Nu denk ik dat we zonder reden hier rondlopen. En als het enigszins mogelijk is, hoop ik dat 'wat moet gebeuren', mag bijdragen aan een gelukkig leven.

In hoeverre kun je zelf beïnvloeden of er iets gebeurt en wat dat dan mag zijn? Plus of dat bijdraagt aan het gevoel van geluk?

Over het succes van de eigen ijver om iets in die richting te bewerkstelligen, bestaan verschillende ideeën. Zo valt te beluisteren: 'Succes kun je afdwingen'. Gepensioneerde topsporters hoor je dat beweren tijdens master classes tijdens managementdagen. 'Toeval bestaat wel/niet', klinkt weer onder het dak waar de overtuiging leeft dat achter alles een bedoeling zit. En de 'Ik zie wat op mijn pad komt', vind ik wat futloos klinken. Ap Dijksterhuis heeft in ‘Op naar geluk’ (2016) al wat de wetenschap tot nog toe over (het streven naar) geluk opgeleverd heeft, lezenswaardig geordend.

Eerder (2011) heeft Paul Smit zijn theorie vastgelegd in een héél klein boekje: 'Verlichting 
voor luie mensen'. Met deze omvang en titel lijkt de auteur het leven nauwelijks serieus te nemen: je hebt het zó uit. Kerngedachte: het leven is als een boottocht, waarbij we niet zelf aan het roer moeten willen staan, want dat levert alleen maar stress op. Ignaas Devisch laat zich in Rusteloosheid (2016) zich in minder gemakkelijk meedrijven. Geestelijke onrust maakt dat het bestaan een voortdurende onbevredigdheid met zich meebrengt. Onrust wordt volgens hem ervaren bij te hard werken of bij het opjagen door de baas. Rusteloosheid komt vanuit onszelf. ‘Alles moet in dit leven gebeuren’, kopt NRC boven een interview met de auteur.


Je kunt gaan zitten wachten tót het gebeurt. Mijn ervaring is dat er meer kan gebeuren als je rondloopt. Buiten. Voor een massa lieden is de meest rechte aanleiding om de straat op te zoeken Pokémon Go. Virtuele icoontjes vangen. Verder weg wacht Kijkduin op een noodverordening om de dolende massa aan banden te liggen. Dichterbij in Den Bosch is de Zusters van Orthenpoort omgeturnd tot een Poképoort. De massale deelname aan dit straatspel mag symbool staan voor de zoektocht naar de zin van het leven. Een fanatiek verzamelen van ongrijpbare symbolen. Illusies.

De overpeinzing is wat lang uitgevallen. Ik moet me haasten om de volgende afspraak te halen. Een samenzijn met vrienden. Vrienden? Bestaan die?

dinsdag 20 september 2016

Verwonderen

Wij mensen hebben alle bergen al beklommen. En de bron van elke rivier in kaart gebracht. Noord- en Zuidpool weten we feilloos te vinden. Tegelijkertijd houdt de avonturendrang ons onrustig en dus denken we dat elke volgende zijweg een nieuwe uitdaging moet inhouden. In de optiek van hoogleraar medische filosofie en ethiek Ignaas Devisch is het de rusteloosheid die ons aan de gang houdt. Is dat de drijfveer achter bungeejumpen en abseilen vanaf de Euromast en achter allerlei ‘challenges’ en ‘battles’? Robinson Island is niet meer weg te denken van tv (de landschappen zijn mooi en ik verwacht elk moment het opduiken van Floortje Dessing). Dit soort activiteiten is grensverleggend, waarbij het landelijke Streetlab niet en het Zaandams agentje pesten wel over de uiterste limiet gaat.

Met enige regelmaat laten deelnemers aan dit soort inspanningen ons weten dat ‘ze zichzelf tegenkwamen’. Hoe zou dat klinken uit de mond van Dave Roelvink? Hoe dan ook, het lijkt mij nier meer dan een theatrale omschrijving van het alledaagse ‘ik liep tegen de grenzen van mijn eigen kunnen aan’. In niet iedereen schuilt tenslotte een Tarzan of Jane. Ik ken iemand die op dat ‘tegenkomen’ steevast reageert met de vraag: ‘En, heb je jezelf goedendag gezegd?’ (Variant: ‘een hand gegeven?’) Uiteraard klinkt zo’n reactie ongepast in de oren van de ‘warrior’. In elk geval gaat deze (te) vrolijke opmerking voorbij aan de diepte van de mededeling: wie zichzelf tegenkomt ziet iemand die hij/zij niet verwacht had. En die ontmoeting werkte niet op het gelukscentrum.

Het is populair om op zoek te gaan naar je onbekende of ware ‘ik’. Kennelijk hongeren we naar onszelf, naar ons diepste 'zelf'. In tegenstelling tot wat velen denken, is de waardering van zelfkennis geen novum. De klassieke Grieken hadden het al eeuwen vóór Christus over 'gnothi seauton', zichzelf leren kennen. Ook toen al was dat iets wat geleerd moest worden.

Met als startpunt de aanname dat ieder van ons een landkaart is waarop een groot deel als terra incognita aangegeven staat, blijkt het internet een grenzeloos aantal strategieën te bevatten om - al dan niet in cursusverband dan wel met een personal coach - die onbekende landsdelen te leren kennen. Als het iemand lukt om dat met succes te doen, kan deze rekenen op onze bewondering. In de korte zin 'Hij/zij is zo helemaal zichzelf' klinkt een compliment door. Ook in 'Hij/zij is een authentiek persoon'. Deze laatste staat ook in contactadvertenties die bemiddelaars loslaten op NRC-lezers. Wat te denken van het advies: 'Blijf dicht bij jezelf'?

Ik vermoed dat met die goede raad bedoeld wordt om vooral geen dingen te doen die je tegenstaan. Of die ‘tegen je in gaan’. ‘Dicht bij jezelf blijven’ klinkt niet zo (wederom) alledaags. Eerder zwaarder. Raadselachtiger ook. Heroïscher zelfs, want het maakt de weg vrij ‘om het gevecht met jezelf aan te gaan’. Aangezien je nooit een ander kunt zijn - misschien geldt dat niet wanneer er sprake is van een dissociatieve identiteitsstoornis - bevindt ieder zich constant en automatisch dicht bij zichzelf. Waarom dan die goede raad? Dit maakt de ‘battle’ met jezelf tot een schaduwgevecht: alles wat je doet, ben jezelf.

Nou valt dat laatste in bepaalde situaties moeilijk te accepteren. Dit stimuleert - na minder gewenste optredens – het gebruik van uitdrukkingen als: 'Sorry, ik was even mezelf niet/niet helemaal mezelf'. Of: 'Sorry, zo ben ik nooit/ik kende mezelf niet terug'. Eigenlijk een slap excuus om geen verantwoordelijkheid te willen dragen voor het eigen gedrag. ‘De drank hè …’


Ik weet niet of het zinnig is jezelf helemaal te (willen) kennen. Op zoek gaan is zeker interessant. Niet zozeer vanwege het eindpunt, als wel om je onderweg over jezelf te mogen verwonderen. Of zoals Ollie B. Bommel het omschrijft tegen Tom Poes: ‘Jonge vriend, ik wist niet dat ik het in me had’.

vrijdag 16 september 2016

Oorsprong

Opmerkelijk is de 'onze' zoektocht naar de oorsprong. Als kind verslond ik boeken met avontuurlijke tochten door onbekende oerwouden of bloedhete woestijnen tijdens expedities op weg naar de plek waar het allemaal begon. Langs de loop van de Nijl, bijvoorbeeld. Of die van de Amazone. Stoere mannen waren weken onderweg terwijl ze extreem barre omstandigheden trotseerden met niet meer bij zich dan inlandse dragers en lastdieren. Uiteindelijk kwamen ze na het verlies van zoveel muildieren en het doorstaan van haast bovenmenselijke ontberingen uit bij bron. Vaak bleek deze niet meer dan een gat in de grond waaruit wat water opwelde. Naast vreugde en trots paste op dat moment bescheidenheid, want machtig was de natuur die zo'n miezerig waterloopje liet uitgroeien tot de machtige stroom die uiteindelijk uitmondde in de zee.

Natuurlijk waren de ontdekkers blanke mannen met een Westerse achtergrond: De aanwezigheid van lastdieren was vanzelfsprekend. Evenals die van inlanders die - wederom als vanzelfsprekend - ook als lastdier fungeerden. En gids, want zij kenden oerwoud en woestijn op hun duimpje. Ze konden zien bij welke boom of plooi in het zand afgeslagen moest worden om in de goede richting te blijven. Dat wisten ze, omdat ze er al eens geweest waren. In afwachting van de ontdekkingsreiziger die zonder hun inbreng hopeloos zou verdwalen.

Ze kwamen niet in de boeken, die handige hulpjes. Het ging om Robinson Crusoe en niet om Vrijdag, de inboorling die zijn naam dankte aan het domme feit dat hij juist op de vijfde dag van de week gevonden werd.

De 'Vrijdagen' en de andere anonieme localo's hebben zich ongetwijfeld verwonderd over de ijver van de blanke speurders. Zelf wisten ze de bron en - in vergelijkbare ondernemingen - de hoogste bergop of de Noordpool feilloos te vinden. Al generaties lang. Geen hond die ernaar vroeg, tot Stanley en Livingstone langskwamen, naar ik aanneem.

De vraag naar het absolute en allesbeslissende begin kent veel varianten. Een aantal antwoorden is al gevonden, waarvan enkele zeer recent. Soms op plaatsen waar je dat niet zou verwachten, zoals bij supermarkt Jumbo, bijvoorbeeld. Want sinds afgelopen vrijdag - wat een toeval - weet ik dat ze daar 'brood met oorsprong' hebben. Mooi toch. Wie die oorsprong heeft weten te bereiken, blijft onbekend. Ik gok op een naamloze tekstschrijver.

(Wordt vervolgd)

dinsdag 13 september 2016

Boterhammenworst

Na mijn dagelijkse portie Martijn Katan ben ik even stil en overdenk mijn zonden. Van deze onderzoeker verscheen dit voorjaar ‘Voedingsmythes’, waarin hij zinnige en vooral onzinnige beweringen rond eten en drinken onder het wetenschappelijk vergrootglas legt. De ondertitel is prikkelend: ‘Over valse hoop en nodeloze vrees’.

Op het boek viel ik aan als op een stuk ossenhaas rosé. Ondertussen is het me duidelijk geworden dat ik sommige zondes in onwetendheid begaan heb, met name als jongen thuis. Zo kon mijn moeder op woensdagmiddag rond half een zeggen: 'Lopt 's naor Van Hilst veur twee plakke botrammeworst'. In die winkel tegenover ons - ik moest er wel de weg naar Nijmegen voor oversteken - sneden ze die dan of. Soms moest er een nieuw blik voor geopend worden.

Iets na enen dreven die dikke ronde stukken dan gebakken op ons bord. Met ernaast witbrood om te soppen. In één woord: heerlijk. Daarna lag een hele vrije middag voor me die ik gesterkt door deze vette hap wel aan zou kunnen.

Acht jaar geleden verscheen van dezelfde (en inmiddels emeritus) hoogleraar voedingsleer Katan 'Wat is nu gezond?' Daarin brengt hij ‘ons eten’ terug tot stapeltjes suikerklontjes en buisjes vloeibaar vet. Bijzonder opwekkend voor visueel ingestelde lezers. Die schijven boterhammenworst in sopjus zouden ongetwijfeld hoog gescoord hebben. Wat doe je - zoveel jaren later - met die kennis?

Bij de verdeling van de huishoudelijke taken is mij 'de keuken' toegevallen. Ik heb er geen hekel aan. Sterker nog: ik vind het leuk. Zo min mogelijk prefab, wat dus tot heel wat snijwerk leidt, ook toen ik nog werkte en iets krapper in mijn kooktijd zat. Nu wil ik voor bepaalde recepten rustig drie winkels langsgaan. En ondertussen kan het idee dat ik 's morgens in mijn hoofd heb, ook nog wijzigen, ook nog ook nog.

Het eten moet lekker zijn. En als het kan gezond bovendien. Ik wil geen last krijgen van maagzuur, constipatie, sluipend aderslib of de aanhang van overbodige extra kilo’s. Ik noem maar wat. Bewust leven. Als je even niet oplet, kan je van het denken in al dan niet meervoudig verzadigde vetzuren een cultus van maken. Zo je wilt een religie. Waarbij niet geheel onverwacht de vraag opdoemt: ‘Waartoe zijn wij op aarde’? Alles - en in dit geval wat je eet en drinkt - kan leiden tot die vraag waarover filosofen zich al eeuwen de kop breken en waarop gelovigen het antwoord kennen.

In de nadagen van deze zomer - gaan we vandaag weer een septemberwarmterecord breken? - neem ik mij voor die vraag op mijn eigen bordje te leggen. Met mes en vork in de aanslag verwacht ik geen doorbrekend inzicht waarmee de wereld gered wordt (smiley).

(wordt ongetwijfeld vervolgd)