zaterdag 29 oktober 2016

Oeteldonk (60); woordpolitie

Deze tekst verschijnt als column in de rubriek 'Onder de Boschboom' in de Bossche Omroep van 30 oktober.

De woordpolitie kan achter elke boom staan. Vaak in burger, dus je weet maar nooit. Al dan niet met zachte hand, met of zonder geldige reden, ’s nachts of overdag zijn de afgelopen decennia de nodige woorden afgevoerd of in quarantaine geplaatst. De vocabulaire die ik in mijn jeugd onbeschroomd hanteerde, zag 'gekkenhuis' vervangen worden door 'psychiatrisch ziekenhuis', 'lilliputter' door 'kleine mens', 'ABN' door 'AN'.

Desondanks houd ik er - hardnekkig, lomp, dom, nonchalant - stiekem een dubbele woordenlijst op na. Onder familie en vrienden wil ik het best hebben over 'dikzak, bejaarde, debiel en zwarte piet'. Als dit iemand kromme tenen bezorgt, dan heb ik sinds kort een uit Amerika overgewaaid excuus: ‘Ach joh: kleedkamertaal’.

Deze week bleek de woordpolitie zich in mijn computer verstopt te hebben. Toen ik een tekst door de spellingcorrector haalde, kwam er commentaar op de aanwezigheid van ‘kostschool’. Het zou ‘archaïsch oftewel ouderwets’ zijn, las ik. ‘Probeer een ander woord’. Nou heb ik toch echt op kostschool gezeten en niet op een ‘internaat’, waarmee het programma als suggestie kwam aanzetten. Toentertijd bevond zich overigens aan dezelfde weg ook een rijksinternaat. Geen idee of die term inmiddels in de mottenballen ligt. Het strenge gebouw was met muren en prikkeldraad omgeven. Je was volgens mij veel beter af op een kostschool met slaapzaal en chambrettes.

Onlangs trok een Oeteldonks muziekske bij ons achter richting Willemsplein. De spelers begeleidden wandelaars die dit feestelijke onthaal verdiend hadden. Vanuit de tuin zong ik mee: 'Zeg durske kom 's hier, dèttik oe 's vat'. En ineens dook de woordpolitie vanachter de archaïsche rododendrons op. Kon deze zin nog wel in dit tijdsgewricht? Het leek alsof ik weer als 5-jarige op de montessori zat en soeur Aloysia pontificaal voor me stond toen ik zomaar ‘ouwehoer’ gezegd had: ‘Weet jij wel wat je zegt, Harrieke van den Berselaar?’ Natuurlijk wist ik dat, want bij ons thuis kwam dat woord op zijn sloffen door de censuur. ‘En jouw vader werkt nog wel bij de V&D’. Tot op de dag van vandaag moet ik naar de betekenis van die toevoeging raden. Overigens is V&D ook op de verdwijnwoordenlijst terecht gekomen.

Wim Kersten voegde de tekst voor die lokale kraker in 1973 toe aan het Oeteldonkse cultureel erfgoed. Toen lieten durskes zich nog vatten. En ineens bevond ik me in een wat pijnlijk moreel spagaat: laten de dames zich dat nu ook nog toezingen? De tweede zin 'Ik heb d'n hillen dag van jouw nog niks gehad', lijkt me ook passé: een denigrerende verwijzing naar kerels willen altijd en vrouwen nooit. 'Gaode mee aan de zwier, ik heb nog wel wè poen', heeft ook zijn tijd gehad, want de durskes betalen zelf. 'As 'nen toeter wil ik zijn, mar ik houw 't altijd fijn', bevat duidelijk een seksuele lading, met als climax: 'Gift 'm dan - tsjingboem - van katoen'.

Onzin of niet? Het is bekant 11-11, opening van het nieuwe carnavalsseizoen. Daar 'vatte we d'r eentje' op! (Een pilske, welteverstaan.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten