El Porís ligt inmiddels
achter ons en El Médano lijkt nog mijlenver verwijderd als we bij de Punta de
los Moriscos afdalen naar La Listada. De naam van de Punta de los
Jureles die weer eerder deze ochtend passeerden, riep op dat moment nauwelijks vragen op: de jurel is een veelvoorkomende vissoort.
Het woord moriscos (niet te verwarren met mariscos, schelp- en schaaldieren)
ken ik maar in één context, namelijk als benaming van de mohammedanen die na de
1492 ‘op koninklijk bevel’ (in naam) overgingen naar het katholieke geloof.
Uiteindelijk werden ze per edict in 1609 verbannen. Veel van de naar schatting
300.000 ‘morisken’ vertrokken richting het huidige Marokko. Wat is het verband
met deze rotspunt in de branding? Zou een aantal uitgeweken moren uit de koers geraakt zijn om
hier per boot te belanden?
Wie weet. Wandelen onderneem je niet
per se om het nut. In de tijd slaan de gedachten een eigen weg in.
Borden bij La Listada
maken duidelijk dat we nog steeds in de gemeente Arico lopen. Ook hier zijn
geld en moeite gestoken in voorzieningen die een stukje rotsachtig strand
aantrekkelijk moeten maken voor badgasten. Aan de andere kant van de inham
heet het La Jaca. Op de ‘grens’ laten twee mannen drie honden uit en wat verderop loopt een moeder achter haar driewielende dochtertje aan. Naast een man op zijn
balkon is dit is al het leven dat we zien voor we het gehucht verlaten.
Hierna volgt een lang leeg
stuk over de rotsen. Ter hoogte van de Caleta del Sordo, het Inhammetje van de Dove (of de Zwijgzame) zien we in de verte de eerste bebouwing van San Miguel
de Tajao. De zwarte kruimelig ogende zwarte lava maakt plaats voor een
keiharde gele, geërodeerde en golvende ondergrond. Op het hoogste punt staat
een restaurant. Daar voorbij ligt - nog voor het oog verborgen - een volgende
baai, met achter een massa gladgeslepen keien een (nu nog lege) camping aan zee.
We naderen bekend terrein.
Beneden ons komt een
barranco uit bij de zee. Er moet heel veel water door de kloof stromen, wil het
over de wal van genoemde keien de oceaan bereiken. De regen van gisteren heeft
weinig sporen achtergelaten. We dalen scherp af en staan even stil bij een
groot informatiebord. Dit is onderdeel van een ‘leerpad’ dat van rechts komt en
langs de westelijke zijde van de kloof loopt. Het begint boven, niet ver van de
bushalte Tajao aan de TF-1. Vanaf datzelfde punt volgenden we dat pad op 13 februari jl.
De route is duidelijk gemarkeerd met donkere lavabrokken. Om de zoveel honderd
meter vertelt de tekst op een bord iets over de activiteiten die hier in het
verleden in de natuur plaats vonden. Zo werd uit de tabaiba, hier bijna overal
aanwezig taai (en saai) struikgewas, rubberachtig geneeskrachtig sap gewonnen.
Iets verderop lezen we bij een berg steenafslag dat hier uit de rots materiaal
gehakt werd voor de vervaardiging van bijna onverslijtbare gootstenen,
irrigatiegoten en ander bouwelementen.
Er is ook nog een andere
weg die vanaf de bushalte Tajao naar de zee voert. Deze begint ook bij het
leerpad, en wel bij El Arco de Tajao - een grote stenen boog - en de daarnaast
gelegen ‘era’, een voormalige stenen dorsvloer. Die zagen we op 4 februari
waarna we in een noordelijke bocht om het dorp afdaalden om uit te komen bij
het water.
Nu, op 24 februari steken
we de barranco over, lopen we over de ronde keien langs de camping en wandelen
het dorp binnen.
San Miguel de Tajao doet
ook tijdens dit tweede bezoek levendig aan. In een bepaalde hoek vind je een concentratie
visrestaurants die, in elk geval ook dit keer, zich onttrekken aan het de
belangstelling van toeristen. Rond 13.30 uur blijkt het een druk trefpunt van, laten
we zeggen, Spaanse chique. De auto’s staan op een parkeerplaats tussen hoge
rotsen, terwijl bestuurders en passagiers bezit nemen van de straat. Binnen en
op de kleine terrassen is te weinig plek, dus laveren we tussen de lunchgasten
door, op weg naar een rustig plekje aan de baai waar wij ons meegenomen
12-uurtje zullen gaan verorberen.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten