Ik herinner me een boek waarin de auteur (Philip Roth?) het verhaal vertelt van een man die een Amerikaanse roman schrijft die alle andere Amerikaanse romans overbodig maakt. Zoiets is natuurlijk een spannende gedachte: stel dat de poging slaagt. Dan zou een hele beroepsgroep op kunnen houden, om zich vervolgens voor omscholing aan te melden. Bovendien zou de succesvolle auteur zich weinig geliefd maken ik de branche. Zeker in de huidige tijd waarin bijvoorbeeld uitgevers het al moeilijk genoeg hebben in het ontlezende e-bookstijdperk. Terwijl zij als werkpaarden een kar over modderige wegen trekken, komt er opeens een mevrouw of meneer aanzetten die het sublieme weet aan te raken waarmee alle volgende literatuur gebroddel lijkt.
Nee, die
persoon kan zich beter onvindbaar onder een steen terugtrekken. Overigens is
die grote roman er niet gekomen.
Ook is er
een oude film uit mijn jeugdjaren waarin een uitvinder een onverslijtbaar
soort wol ontwikkelt. De kleding uit die geweldige stof vervaardigd, gaat een
leven lang mee. Iedereen is enthousiast. Ik ook: mijn pa leidde op dat moment
een groot confectieatelier.
Er ontstaat
een run op met name de herenpakken. Tot de gevolgen van ‘onverslijtbaar’
duidelijk worden en het voortbestaan van heel de mode-industrie in de
gevarenzone belandt. Dat laatste wil natuurlijk geen enkele in die branche
werkzame fabrikant, ontwerper of modiste en dus krijgt de uitvinder op een dag
een stel huurmoordenaars achter zich aan.
Boeken en
films. In het echte leven echter is het voor de mensensoort moeilijk om de
perfectie te bereiken. Desondanks houden we - dankzij deze incompetentie dus -
het proces op gang waarin we de perfectie gewoon blijven nastreven. Kortweg:
ons altijd aanwezige onvermogen leidt tot het vermogen om constant bezig te
blijven. (Lees die zin nog maar ‘s ’n keertje.)
Met die
wetenschap in het achterhoofd is het bijna niet te geloven dat we het bestaan
van de imperfectie niet gewoonweg accepteren. Dat maakt het leven eenvoudiger.
Toch kiezen we voor het tegenovergestelde en weigeren in toenemende mate om ons
met de alledaagse realiteit van die onvolkomenheid te verzoenen. Liever willen
we - bijvoorbeeld als het te koud of te nat is - iemand de schuld van iets
kunnen geven. Dat het lot een bepalende factor van betekenis is, weigeren we te
aanvaarden. Vorige maand nog stonden supporters bij het thuisstadion de
spelersbus op te wachten nadat hun club ‘uit’ verloren had. Niet uit meegevoel:
uit boosheid. We zijn permanent boos. Het blijkt gewoonweg heerlijk om steeds
opnieuw over iets boos te kunnen zijn. Het is moeilijk om verantwoordelijkheid
te nemen voor je lot, ook al heb je dat niet zelf gekozen. Dus is het de ander
die de schuld krijgt, bijvoorbeeld de politiek. Populisme groeit als kool op deze
voedingsbodem.
Op het
vliegveld Tenerife Sur wachten we op onze vlucht naar Eindhoven. Verhalen van
andere wachtenden klinken om ons heen. Een koppel heeft een eerder toestel
gemist en nu gaat het duo dan met ons mee. Om hier te komen, moesten ze eerst
met de boot van La Gomera overvaren. Tja, en dat schip vertrok te laat, waarop
de vrouwelijke helft naar Transavia belde met de vraag ‘hoe lossen we dit op’?
Nou, dat viel wel zwaar tegen, want er bleek weinig op te lossen. De vlucht
tegenhouden was geen optie. Wat dan? Omboeken, mevrouw. Nou ja, niks voor niks
natuurlijk. Nee, dat viel toch wel tegen van Transavia.
Achter ons
stijgen op meewarige toon instemmende geluiden op rond het tweetal. Waarna het
gesprek onvermijdelijk op de storm van een paar dagen geleden komt. En op de
wind vandaag. ‘Nou, en daardoor had onze boot dus niet op tijd kunnen
vertrekken’, riep de overgestoken mevrouw.
Jammer
dat Transavia niet ook bij het weer aan de omboekknoppen zit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten