zaterdag 8 januari 2011

Trappist

Voor elke tijd, stemming of gelegenheid kun je een passende biersoort te vinden. Het vergt wat oefening, maar de opbrengst is navenant. Als ik op vrijdagavond 7 januari op de boulevard van Kijkduin loop, lijkt me ‘een dubbele trappist’ van Westmalle een goede keuze. Die lekkernij dronk ik zo’n dertig jaar geleden voor het eerst op een terras in Eersel en sindsdien is mijn voorliefde voor deze bitterzoete drank ongebroken aanwezig. In die tijd was die biersoort nog moeilijk te verkrijgen in Den Bosch en daarom reed ik geregeld naar Antwerpen om de auto vol te laden. Na een opmars vanuit de Kempen viel gelukkig ook mijn stad. De verovering van de rest van Nederland lijkt me inmiddels wel gelukt. Zes jaar geleden kreeg ik in Zeist weliswaar na mijn bestelling nog een dubbele espresso voorgezet, maar dat was een incident. Eenmaal met mijn date aan een tafel-met-uizicht-op-zee reageert de ober prompt op mijn besteling met vraag of een Grimbergen er ook mee door kan. Niet elk abdijbier is natuurlijk een trappist.

De echte trappist is afkomstig uit een convent van de Cisterciënzers. De monniken halen in zes Belgische en één Nederlandse kloosters deel van hun inkomsten uit het brouwen van dit fameuze bier. Zes van de zeven soorten zijn redelijk makkelijk te verkrijgen, kijk maar eens bij je supermarkt, maar zelden of nooit vind je de trappist uit Westvleteren ergens in de winkel. Daarvoor moet je echt naar de Sint-Sixtusabdij toe, een reis die de moeite waard is, maar neem dan wel een Bob mee.

Toen we geruime tijd geleden vanuit De Panne in Westvleteren belandden, deden we ons op een herfstige namiddag tegoed aan de verschillende producten van de daar brouwende religieuzen. De aangewezen degustatieplek is (nog steeds) café ‘In de Vrede’, dat naast het klooster ligt. Van ‘prior’ stapten we over op ‘abt’ en toen we eenmaal in de auto zaten, hadden we vier ogen en handen nodig om langs een kanaal veilig in wel in Veurne te belanden. Daar aten we in een zijkamer ‘paling in het groen’, terwijl we de gesprekken in het cafégedeelte konden volgen. Op enig moment zette een dame het lied in ‘Ge het zwarte kniekes, Melanie, Ge moet ze wasse da´k het zie.’ De vrouw ik kwestie was erg vrolijk en kwam dansend ook aan onze zijde van het gordijn waarachter wij van de lokale delicatesse zaten te peuzelen. Terwijl ze trippelpasjes maakte, hield ze de rand van haar rok iets voor haar (overigens schone) knieën uit. We vonden die plaatselijke folklore wel vermakelijk.

Graag loop ik op zondagmorgen door Antwerpen. Al vroeg zitten daar madammen op leeftijd achter een mooie bokaal Bels bier. Als het trappist betreft, zing ik als vanzelf over de kniekes van Melanie. Mijn moeder zei het vroeger al vanachter haar ‘oud bruin’: ‘Bier gaot in oew bene zitte’.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten