vrijdag 19 oktober 2012

Verdronken

Donderdag 11 oktober 2012 ga ik met de bus van Capelas naar Pilar de Bretanha. Dat plaatsje ligt op de noordwestelijke punt van het Azoriaanse eiland São Miguel. Bretanha verwijst naar de emigranten die zich rond 1500 in deze streek vestigden. Toen moet de overtocht naar de Azoren geen sinecure geweest zijn. De vraag was of die lieden Britten of Bretonnen waren. Onderzoek naar het dialect verwijst naar Franse taalwortels.

Als ik de bus verlaat, wil ik zo spoedig mogelijk iets voor de lunch inslaan. Helaas blijkt de plaatselijke mini-supermarkt voorgoed gesloten. Een jonge moeder verwijst me voor brood naar een café bij de kerk, waar ik doorverwezen wordt naar Ajude de Bretanha, het volgende dorpje. Kennelijk moet je in dit soort negorijen goed weten waar de winkeltjes zijn.

Ajude de Bretanha blijkt een kleine nederzetting waar op het oog niets herinnert aan de Keltische achtergrond. Buiten een roodharige kantonnier is het heel Portugees.

Bij het begin van dit dorpje bevindt zich een winkeltje. Ik koop er geroosterd brood en kaas. Wat verderop sta ik voor een woning enige tijd te luisteren naar het prachtige gezang van een vrouw. De taal herken ik niet. Wat een vrolijk gehoor. Als ik bij de gereconstrueerde molen zit te lunchen, belt mijn vrouw. Ze is 's morgens met een boottocht walvissen en dolfijnen wezen spotten. Dat uitstapje is dus gedaan en ik vraag haar mij tegemoet te lopen. Dankzij een lift treffen we elkaar in de buurt van Remédios en kunnen we gezamenlijk richting Capelas. De zon schijnt inmiddels volop en met 22°C is het aangenaam wandelweer. Onderweg zien we hoe de orkaanresten van Nadine hier vorige week huisgehouden hebben: landafslag met desastreuze gevolgen voor bruggen en een aantal huizen.

In de berm staan ontelbaar veel roze lelies die hier 'Belladonna' genoemd worden. De alledaagse naam luidt: 'De meisjes gaan weer naar school'. Dit vanwege het feit dat het begin van de bloeitijd samenvalt met begin van het nieuwe studiejaar.

Bij Sana Bárbara willen we het kustpad opzoeken. Een oude man stuurt ons terug naar de hoofdweg. Een stuk verderop vraag ik opnieuw naar het pad langs de zee. De informant spreekt Engels en Frans, want hij is meer dan vijftig jaar geleden naar Canada geëmigreerd. Vorig jaar heeft hij hier een huisje gekocht waarvan de renovatie bijna een feit is. We krijgen er een rondleiding, bewonderen en magnifieke uitzicht over zee, kletsen met zijn vrouw en krijgen de weg gewezen naar een ‘bypass’ langs de oceaan. Een inspannend vervolg wordt ons deel. Gutsend van het zweet bereiken we Santo António waar we in een mini-supermarkt water, maracujá-limonade en een liter Vinho Abufado van 17% inslaan. Als ik de rekening bezie, zeg ik tegen mijn echtgenote dat dit een paradijs moet zijn voor alcoholici.

Ter afsluiting strijken we neer op een tweepersoonsterrasje, bijna in het zicht van ons hotel. We drinken een water en een biertje. Voor die kroeg wens ik een vierkante meter te kopen. Om vandaaruit in mijn eigen stoel de wereld aan me voorbij te zien komen. Hier wil ik nooit meer weg. Bovendien kan de dame die het café drijft, zo op de catwalk. Die mogelijkheid houd ik voor me, ga terug voor een tweede pilsje en verdrink me in haar gitzwarte ogen. Je kunt het beroerder treffen op vakantie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten