'Heeft
het leven zin?' en 'Heeft mijn leven zin?'. Twee verschillende vragen, denk ik.
De eerste heb ik tot nader inzicht in de stalling gezet, want in de
beantwoording van de laatste gaat al genoeg tijd zitten.
Hoe
liefdevol de opzet van mijn ouders ongetwijfeld mag zijn geweest bij hun
pogingen om mij te creƫren, ieder komt ongevraagd ter wereld. Toen ik op mijn
vijfde de kunst van het schrijven voldoende beheerste, heb ik ze geen
protestbrief toegestuurd. En op mijn elfde zong ik op de Mgr. Zwijsenschool vol
overtuiging 'Wie dankbaar is voor 't leven, is blij een lied zijn Schepper te
geven'.
Het
geloof in die Schepper is weg. Tegelijkertijd wil ik ook niet tot de club van
twijfelkonten behoren die toch nog wel 'in iets' blijven geloven. Of er een
grotere bedoeling achter het ontstaan van de ons bekende wereld zit, houdt me
niet langer bezig.
In
het werk van Geert de Bruijn is de oerknal een bekend fenomeen. Het begin van
alles. 'Iets kan niet uit niets ontstaan, dus moet er iets zijn', zegt de
filosoof. 'Iets' vind je bij Geert terug in de vorm van de moedergodin. Het
lijkt ongerijmd dat juist het verhaal dat de Bruijn al meer dan 30 jaar
predikt, bij mij de wanden versiert. Die aanwezigheid berust op louter
toeval.
Inmiddels
begrijp ik van Geert dat een kunstwerk zonder het verhaal van de maker niet kan
bestaan. Ik ken zijn verhaal; hij is een meester in het uitspinnen ervan. En er
steeds - vaak verrassend in mijn beleving - nieuwe dimensies aan toe te voegen.
Misschien zijn het de uit elkaar voortkomende hoofdstukken die resulteren in de
composities waarbij ik graag stilsta.
Composities.
Elk kunstwerk verschijnt mij als een compositie, een samenstelling van zaken. Opzettelijk
gerangschikt: bloemen in een vaas, olifanten op steltpoten, een rode streep op
een groen font. De vraag is of de frase ‘Ik schilder wat ik voel’ hierin past.
Als
eerder aangegeven, heb ik een aantal composities van Geert jaren meegesleept
van werkplek naar werkplek. Zoals een kind een doek of pop bij zich moet hebben
in een vreemd bed. Wanneer ik ergens ben waar ik denk ‘Hier zou ik ook best
willen wonen’, ga ik automatisch de wanden tellen waar mijn ‘De Bruijns’ een
plaats moeten kunnen vinden.
Met
aanwezigheid van deze kunst om mij heen wil ik anderen niks vertellen. Ze is er
omdat ik mezelf er elke dag iets mee duidelijk wil maken. Schoonheid. Rust. Of
misschien wel iets diepzinnigs in relatie tot de zin van mijn leven.
Volgende
week woensdag krijgen de Amerikanen de kans om in New York kennis te maken met
het werk van Geert de Bruijn. Hebben zij even mazzel!
De komst van Geert staat in het Vughtse Klaverblad van 30 augustus. Evenals het vertrek uit die gemeente van de laatste broeders van Dongen. Laat het nou net broeder Laetantius zijn die toentertijd met broeder Hildebrand het hierboven genoemde lied schreef:
PS Het kruis op het drieluik-in-wording links verwijst naar de oerknal. Dus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten